RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830072-08
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 27 juni 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
wonende [adres],
verblijvende in P.I. [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 juni 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.T. Daatselaar, advocaat te Hoogeveen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2007 tot en met 29 november 2007, op na te noemen plaats/plaatsen, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een (geld)leningsovereenkomst, althans een geschift, die/dat (telkens) bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, (telkens) met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, immers heeft verdachte
- in of omstreeks de periode van 4 juni 2007 tot en met 11 september 2007, te Meppel, althans in de gemeente Meppel en/of te Nieuwegein, althans in de gemeente Nieuwegein, een geldlening-overeenkomst, aan te gaan met [betrokkene 1], opgemaakt/samengesteld en/of (vervolgens) ondertekend met een andere naam dan de naam van hem, verdachte en/of met een valse/vervalste handtekening en/of
- in of omstreeks de periode van 30 oktober 2007 tot en met 29 november 2007, te Zwolle, althans in de gemeente Zwolle en/of te Meppel, althans in de gemeente Meppel, een geldlening-overeenkomst, aan te gaan met [betrokkene 2], opgemaakt/samengesteld en/of (vervolgens) ondertekend met een andere naam dan de naam van hem, verdachte en/of met een valse/vervalste handtekening;
hij in of omstreeks de periode van 4 juni 2007 tot en met 29 november 2007, meermalen, althans eenmaal, op na te noemen plaats(en) en in na te noemen periode(s) (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, na te noemen persoon/personen heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, immers heeft verdachte
- in of omstreeks de periode van 4 juni 2007 tot en met 11 september 2007, te Nieuwegein, althans in de gemeente Nieuwegein en te Meppel, althans in de gemeente Meppel, althans in Nederland, [betrokkene 1] bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten een bedrag van 625 Euro en/of een bedrag van 750 Euro, in elk geval van enig goed, en/of
- in of omstreeks de periode van 30 oktober 2007 tot en met 29 november 2007, te Nieuwegein, althans in de gemeente Nieuwegein en/of te Meppel en/of te Zwolle, althans in Nederland, [betrokkene 2] bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten een bedrag van 800 Euro en/of een bedrag van 1200 Euro, in elk geval van (telkens) enig goed,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich (ten opzichte van die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2]) voorgedaan als investeerder/geldverstrekker, althans zich voorgedaan als degene die namens een bedrijf geldleningen kon verstrekken en/of
- zich voorgesteld als [alias] en/of
- een contract tot het lenen van geld opgesteld en/of (op 15 augustus 2007 te Meppel en/of 13 november 2007 te Meppel) ondertekend met de handtekening/naam [alias] en/of
- meerdere, althans een, mailbericht(en) en/of (een) SMS-bericht(en) aan die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] gezonden, waarin verdachte (ondermeer) zijn rekeningnummer door heeft gegeven en/of waarin verdachte die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] vroeg om een bedrag aan administratiekosten over te maken en/of
- zich aldus voorgedaan als bonafide investeerder/geldverstrekker, waardoor die [betrokkene 1] en/of die [betrokkene 2] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 7 mei 2007 tot en 31 oktober 2007, op na te noemen plaats(en) en/of in na te noemen periode(s), (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit (een) geldautoma(a)t(en) en/of via (een) pinbetaling(en) en/of via betaling(en) met een creditcard (telkens) heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, hebbende verdachte
- in of omstreeks de periode van 18 juli 2007 tot en met 19 oktober 2007, te Zwartsluis, althans in de gemeente Zwartewaterland, althans in Nederland, weggenomen een hoeveelheid geld, (ten bedrage van (ongeveer) 5990,79 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 3] en/of
- in of omstreeks de periode van 7 mei 2007 tot en met 31 oktober 2007, te Meppel, althans in de gemeente Meppel en/of te Zwartsluis, althans in de gemeente Zwartewaterland, althans in Nederland, weggenomen een hoeveelheid geld (ten bedrage van (ongeveer) 4997,00 Euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte het weg te nemen geld (telkens) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
hij in of omstreeks de periode van 17 december 2007 tot en met 24 december 2007, te Zwartsluis, althans in de gemeente Zwartewaterland, althans in Nederland, een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, hebbende verdachte twee, althans een brieven/brief, gericht aan de Rechtbank in Zwolle en/of geschreven in het kader van een civiele procedure, ondertekend met een naam/handtekening, die moest doorgaan voor de handtekening van de verhuurder van de door verdachte gehuurde woning;
hij in of omstreeks de periode van 20 mei 2007 tot en met 4 juni 2007, te Meppel en/of te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
- een lening-overeenkomst, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs te dienen van het feit dat de partijen [partij 1]. zijnde het bedrijf van verdachte, en [partij 2] overeen waren gekomen dat [partij 2] een lening van 65.000.000 Euro aan [partij 1] zou verstrekken, althans dat bestemd was om tot bewijs van enig feit van te dienen en/of
- een brief van de VP-bank, zijnde een geschrift dat bestemd was om aan te tonen dat naar het bedrijf [partij 1], zijnde het bedrijf van verdachte, een bedrag van 65.000.000 Euro is overgemaakt, over welk bedrag [partij 1] en/of verdachte (onder voorwaarden) kon beschikken, althans dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, (telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte valselijk en/of in strijd met de waarheid ten aanzien van de hier bedoelde lening-overeen-komst:
- deze ondertekend met een andere naam dan de naam van hem, verdachte (immers heeft verdachte ondertekend met de naam [alias 1]) en/of
- deze voorzien van (een) valse/vervalste handtekening(en) (namelijk die van [alias 1] en/of die van [alias 2] en/of die van [alias 3]) en/of
- op deze lening-overeenkomst een vals/vervalste stempel geplaatst, welk stempel door moest gaan voor een stempel afkomstig van een notaris [alias 3] uit Utrecht;
ten aanzien van de hier bedoelde brief van de VP-bank:
- deze voorzien van een valse/vervalste handtekening (namelijk die van [alias 4]) en/of
- in deze brief zichzelf valselijk nader aangeduid als [alias 1]
zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het wettig bewijs ontbreekt. Verdachte heeft dit feit zowel bij de politie als ter terechtzitting ontkent. Als bewijsmiddelen resteren alleen de aangiften van [aangever 1] en [aangever 2] en dat is onvoldoende om het feit wettig bewezen te verklaren.
De verdachte dient van het onder 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 4 juni 2007 tot en met 29 november 2007, op na te noemen plaatsen, meermalen, telkens een geldleningovereenkomst, dat telkens bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt telkens met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, immers heeft verdachte
- in de periode van 4 juni 2007 tot en met 11 september 2007, te Meppel, een geldlening-overeenkomst, aangegaan met [betrokkene 1], ondertekend met een andere naam dan de naam van hem, verdachte en met een valse handtekening en
- in de periode van 30 oktober 2007 tot en met 29 november 2007, te Zwolle, een geldleningovereenkomst, aangegaan met [betrokkene 2], ondertekend met een andere naam dan de naam van hem, verdachte en met een valse handtekening;
hij in de periode van 4 juni 2007 tot en met 29 november 2007, meermalen, op na te noemen plaatsen en in na te noemen periodes telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse hoedanigheid, na te noemen personen heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, immers heeft verdachte
- in de periode van 4 juni 2007 tot en met 11 september 2007 in Nederland, [betrokkene 1] bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten een bedrag van 625 Euro en een bedrag van 750 Euro en
- in de periode van 30 oktober 2007 tot en met 29 november 2007 in Nederland, [betrokkene 2] bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, te weten een bedrag van 800 Euro en een bedrag van 1250 Euro,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en in strijd met de waarheid
- zich ten opzichte van die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] voorgedaan als degene die namens een bedrijf geldleningen kon verstrekken en
- zich voorgesteld als [alias], waardoor die [betrokkene 1] en die [betrokkene 2] werden bewogen tot bovenomschreven afgiften;
hij in de periode van 17 december 2007 tot en met 24 december 2007, te Zwartsluis, een geschrift, dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken, hebbende verdachte een brief gericht aan de Rechtbank in Zwolle en geschreven in het kader van een civiele procedure, ondertekend met een handtekening, die moest doorgaan voor de handtekening van de verhuurder van de door verdachte gehuurde woning;
hij in de periode van 20 mei 2007 tot en met 4 juni 2007, in Nederland,
- een leningovereenkomst, zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs te dienen van het feit dat de partijen [partij 1] en [partij 2] overeen waren gekomen dat [partij 2] een lening van 65.000.000 Euro aan [partij 1] zou verstrekken en
- een brief van de VP-bank, zijnde een geschrift dat bestemd was om aan te tonen dat naar het bedrijf [partij 1] een bedrag van 65.000.000 Euro is overgemaakt, over welk bedrag [partij 1] en/of verdachte (onder voorwaarden) kon beschikken,
telkens valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte valselijk en in strijd met de waarheid ten aanzien van de hier bedoelde leningovereenkomst:
- deze voorzien van valse handtekeningen namelijk die van [alias 2] en die van [alias 3] en die van [alias 4] en
- op deze leningovereenkomst een vals stempel geplaatst, welk stempel door moest gaan voor een stempel afkomstig van een notaris [alias 4] uit Utrecht;
ten aanzien van de hier bedoelde brief van de VP-bank:
- deze voorzien van een valse handtekening namelijk die van [alias 5],
zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, terwijl uit dat gebruik enig nadeel kon ontstaan;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. De in de bewijsmiddelen opgenomen andere geschriften zijn uitsluitend gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, 2, 4 en 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Nadere bewijsoverweging met betrekking tot feit 2
Anders dan de raadsman heeft betoogd is verdachte terecht als verdachte aangemerkt en vervolgd met betrekking tot de oplichting van [betrokkene 1] en [betrokkene 2] en niet de rechtspersoon [partij 1]. Uit het dossier komt immers naar voren dat verdachte zelf alle oplichtingshandelingen heeft verricht. Dat verdachte daarbij gebruik maakte van een rechtspersoon doet niet ter zake.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1 en 5, telkens: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: oplichting, meermalen gepleegd,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: valsheid in geschrift,
strafbaar gesteld bij artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 03 juni 2008, opgemaakt door drs. A. Tatlicioglu, klinisch psycholoog.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -:
" betrokkene heeft een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een narcistische persoonlijkheidsstoornis. Deze stoornis beïnvloedde betrokkene in enige mate in zijn vermogen om overeenkomstig zijn vrije wil te handelen. Vanuit zijn narcistische persoonlijkheid is hij licht verminderd toerekeningsvatbaar voor hetgeen hem ten laste wordt gelegd. Door zijn narcisme kon hij zijn impulsen om zijn superioriteit te bewijzen niet voldoende beheersen.".
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht verminderde mate.
De rechtbank houdt bij de bepaling van de op te leggen straf rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, met de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 15 april 2008 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank houdt tevens rekening met de eis van de officier van justitie mr. M.A.A. van Cappele. De officier van justitie heeft de feiten 1, 2, 4 en 5 wettig en overtuigend bewezen geacht en heeft gevorderd dat de rechtbank de volgende straf zal opleggen:
- 30 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht en behandeling bij de AFPN;
- beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen.
Voorts houdt de rechtbank rekening met het pleidooi van de raadsman van verdachte.
De raadsman heeft zich met betrekking tot bewezenverklaring aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie. De raadsman heeft een aanmerkelijk lagere gevangenisstraf bepleit nu met betrekking tot de bewezen verklaarde feiten de financiële benadeling beperkt is gebleven. De raadsman is van mening dat verdachte nog een kans moet worden geboden.
De rechtbank heeft bewezen geacht dat verdachte valsheid in geschrifte heeft gepleegd en een tweetal personen heeft oplicht. Verdachte heeft die feiten uit geldelijk gewin gepleegd en die feiten zijn uiterst kwalijk te noemen. De rechtbank rekent verdachte aan dat hij misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van zijn slachtoffers die in de veronderstelling verkeerden dat verdachte geld in hun onderneming zou investeren. Ook heeft verdachte het vertrouwen geschonden dat in het handelsverkeer nodig is voor een goede werking daarvan.
De rechtbank rekent de verdachte zwaar aan dat hij de rechtbank in Zwolle heeft misleid door in een geschil met zijn verhuurder stukken aan de rechtbank te overleggen die in strijd met de waarheid waren. De rechter moet er immers op kunnen vertrouwen dat stukken die in procedures worden overlegd op waarheid berusten.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf geboden is met daaraan gekoppeld toezicht van de reclassering en zonodig behandeling bij de AFPN, al komt zij, gelet op de aard en de omvang van de delicten tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
De benadeelde partij [betrokkene 2] heeft niet een voegingsformulier 'benadeelde partij in het strafproces' ingediend dat aan de eisen voldoet en is evenmin ter zitting verschenen, op grond waarvan de rechtbank niet toe kan komen tot een inhoudelijke behandeling van de geleden schade. De benadeelde partij moet om die reden niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot het onder 1 bewezen verklaarde feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer [betrokkene 1] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, 2, 4 en 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2, 4 en 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden waarvan een gedeelte groot acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, arrondissement Assen en/of Zwolle, zolang deze instelling zulks nodig oordeelt, hetgeen mede kan inhouden dat veroordeelde zich zal laten behandelen bij de AFPN of een andere door de reclassering aan te wijzen instelling, met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [betrokkene 1] van de som van € 1375,- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 1] een bedrag van € 1375,- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 27 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [betrokkene 2] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [betrokkene 3] niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Fuhler, voorzitter en mr. H.K. Elzinga en mr. K. Bunk, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 juni 2008, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.