ECLI:NL:RBASS:2008:BF9210

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
12 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810137/08
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne met veronachtzaming van volksgezondheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 12 september 2008 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. De verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd, heeft op meerdere tijdstippen tussen 1 januari 2008 en 2 juni 2008 in de gemeente Emmen opzettelijk cocaïne verkocht en afgeleverd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voornamelijk handelde om zijn eigen drugsgebruik te bekostigen, en niet met het doel om financieel beter te worden. De verdachte had een beperkte klantenkring en geen handelsvoorraad in huis, wat de rechtbank in haar overwegingen heeft meegenomen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 12 maanden had geëist, verlaagd tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden. Dit was mede gebaseerd op de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de drijfveren van de verdachte. De rechtbank heeft ook de verbeurdverklaring van in beslag genomen telefoonlijsten en de onttrekking aan het verkeer van drugs gelast. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 6 maanden, omdat hij zich tijdens de proeftijd schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit.

De rechtbank heeft de tenlastelegging, die aanvankelijk een bredere periode omvatte, beperkt tot de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 juni 2008, zoals door de officier van justitie was voorgesteld. De verdachte is vrijgesproken van het meer of anders tenlastegelegde, omdat de rechtbank dat niet bewezen achtte. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de rechters de zaak hebben behandeld en de griffier aanwezig was.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810137-08 (en vordering tul 19/830115-08)
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 12 september 2008 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en -land] op [geboortedatum] 1983,
thans gedetineerd in [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 augustus 2008.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats, advocaat te Emmen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks 26 juli 2007 tot en met 2 juni
2008 in de gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt
en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een
hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, zijnde heroïne
en/of cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Tengevolge van een kennelijke vergissing ontbreekt in de tenlastelegging in de eerste regel de woorden "de periode": in plaats van "hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks 26 juli 2007 tot en met 2 juni 2008" dient deze te luiden: "hij op meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 26 juli 2007 tot en met 2 juni 2008". De rechtbank herstelt deze vergissing door deze woorden in te lezen. Blijkens het onderzoek ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. C. Westerling acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat de tenlastegelegde periode dient te worden beperkt van 1 januari 2008 tot en met 2 juni 2008, en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht; verbeurdverklaring van de in beslag genomen telefoonlijst; onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen drugs; teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen gsm telefoons; alsmede dat de rechtbank de tenuitvoerlegging zal gelasten van de door de politierechter te Assen op 13 december 2006 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Het bewijs
Bewijsmiddelen
De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang, van welke bewijsmiddelen de strekking zakelijk is weergegeven:
Overeenkomstig de nader op te nemen bewijsconstructie.
Bijzondere bewijsoverweging met betrekking tot de tenlastegelegde periode:
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij op meerdere tijdstippen in de periode 26 juli 2007 tot en met 2 juni 2008 heeft gehandeld in drugs. Bij haar requisitoir heeft de officier van justitie deze periode teruggebracht tot de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 juni 2008. Door en namens verdachte is betoogd dat hij weliswaar vlak na zijn vrijlating op 26 juli 2007 zelf weer is begonnen met het gebruiken van drugs, maar dat hij pas begin februari/maart 2008 is begonnen met het halen van drugs voor anderen.
Uit het onderliggende procesdossier blijkt dat verdachte in elk geval sinds eind 2007 of begin 2008 onder druk werd gezet door de Albanezen om voor hen te dealen dan wel door hen werd afgeperst vanwege zijn eigen handelen in drugs. Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte drugs regelde voor [betrokkene] en dat hij deze [betrokkene] kende sinds januari/februari 2008. Gelet hierop gaat de rechtbank er van uit dat verdachte zich in de periode van 1 januari 2008 tot en met 2 juni 2008 bezig hield met het ophalen van cocaïne voor anderen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op meerdere tijdstippen in de periode 1 januari 2008 tot en met 2 juni 2008 in de gemeente Emmen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder B van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10, eerste lid van de Opiumwet.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit; de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouwe van de verdachte; de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 13 augustus 2008, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van Opiumwetmisdrijven is veroordeeld.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan -kort gezegd- handel in cocaïne, met veronachtzaming van de gevaren die verdovende middelen als cocaïne, naar algemene bekendheid, met zich meebrengen voor de volksgezondheid. Verdachtes drijfveer daarbij was, zo begrijpt de rechtbank, voornamelijk het bekostigen en vergemakkelijken van zijn eigen drugsgebruik en had niet zozeer tot doel er financieel beter van te worden. Voorts is gebleken dat verdachte slechts een beperkte "klantenkring" had voor wie hij cocaïne regelde en dat hij geen "handelsvoorraad" in huis had.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden. Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, onder meer gelet op voorgaande overwegingen met betrekking tot verdachtes drijfveer en klantenkring, alsmede gelet op de bewezenverklaarde periode die korter is dan tenlastegelegd.
Het beslag
Motivering van de verbeurdverklaring
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen telefoonlijsten vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien het voorwerpen zijn met behulp waarvan het feit is begaan en degene aan wie deze toebehoren bekend was met het gebruik van deze voorwerpen:
- twee stuks geschreven telefoonlijsten met namen van mogelijke gebruikers van verdovende middelen.
Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen drugs vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet:
een hoeveelheid
- cocaïne;
- wiet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10 en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830115-06
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke straf bij vonnis van de politierechter te Assen d.d. 13 december 2006, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal gelasten dat het niet tenuitvoergelegde deel van de straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank verklaart verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
- twee stuks geschreven telefoonlijsten met namen van mogelijke gebruikers van verdovende middelen.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer de navolgende in beslag genomen voorwerpen:
een hoeveelheid
- cocaïne;
- wiet.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- een gsm telefoon, merk Sony Ericsson, AAD-3022042-AV, kleur zwart;
- een gsm telefoon, merk Nokia, type RM-189, kleur blauw.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830115-06
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 13 december 2006 door de politierechter te Assen gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.M.J. Rooijakkers, voorzitter en mr. L.J. Hofstra en mr. H.K. Elzinga, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 12 september 2008, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.