ECLI:NL:RBASS:2009:BH3858

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
13 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/700756-07
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de noodzaak van een PIJ-maatregel versus voortzetting van ondertoezichtstelling in een jeugdzorgcontext

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 13 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 1992, die betrokken was bij meerdere geweldsdelicten. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waarbij de verdachte op 3 oktober 2007 [slachtoffer 1] heeft mishandeld en op 11 oktober 2007 [slachtoffer 2] met een schroevendraaier heeft gestoken. De verdachte was op het moment van de feiten onder toezicht gesteld en verbleef in een gesloten jeugdzorginstelling. De rechtbank heeft advies ingewonnen van deskundigen, waaronder een kinder- en jeugdpsychiater en een GZ-psycholoog, die een PIJ-maatregel adviseerden vanwege de ernst van de agressieve impulsdoorbraken van de verdachte. Echter, de rechtbank heeft besloten deze adviezen niet over te nemen. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de huidige ondertoezichtstelling met machtiging gesloten uithuisplaatsing de voorkeur had, omdat deze maatregel de verdachte de mogelijkheid biedt tot behandeling tot zijn 21e jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte goed functioneerde binnen de huidige behandelsetting en dat er geen aanwijzingen waren dat hij zich aan de behandeling zou onttrekken. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met een proeftijd van twee jaar, waarbij de rechtbank rekening hield met de lange duur van de procedure en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.700756-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 13 februari 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
wonende te [woonplaats],
thans verblijvende in [verblijfplaats verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 30 januari 2009.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. P. Rietberg, advocaat te Groningen.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 03 oktober 2007 te Assen, althans in de gemeente Assen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1], heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij op of omstreeks 11 oktober 2007 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet deze [slachtoffer 2] in het gezicht heeft geslagen en/of gestompt en/of met een schroevendraaier, althans met een scherp voorwerp, meermalen, althans eenmaal in de borst en/of in het oog heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij op of omstreeks 11 oktober 2007 te Assen, althans in de gemeente Assen, opzettelijk mishandelend [slachtoffer 2], heeft geslagen en/of gestompt en of met een schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de borst e/of in het oog heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Kennelijke vergissingen en taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
ten aanzien van het eerste feit:
de verklaring van [slachtoffer 1] op dossierpagina 021 en volgende.
Zij werkt bij Stichting De Dreei te Assen. De stichting heeft opvangtehuizen in Assen voor jeugdigen met gedragsproblemen. Op 3 oktober 2007 omstreeks 15:30 uur was zij werkzaam op de [locatie 1] te Assen. Zij werd gebeld door collega [collega 1] van locatie de [locatie 2] te Assen. Ze werkte op dat moment samen met [collega 2]. [collega 1] zei: het gaat niet goed, jullie jongens zijn hier. Zij besloot naar de [locatie 2] te gaan samen met [collega 2]. Toen zij daar kwamen, zag ze daar een grote groep jongeren op straat staan. Zij stuurden deze weg. Ze zag dat collega [collega 3] [verdachte] via de keukendeur naar buiten duwde. [collega 2] en zij hebben [verdachte] beetgepakt. [verdachte] stompte haar met zijn vuist in haar buik. Zij voelde een pijnscheut in haar buik. Daarna schopte hij tegen haar rechterknie aan. Ook nu voelde zij een pijnscheut.
de verklaring van [collega 2] op dossierpagina 027 en volgende.
Hij is met zijn collega [slachtoffer 1] naar de [locatie 2] gegaan. Zijn collega [collega 3] kwam al vechtend met [verdachte] naar buiten. Zij probeerden [verdachte] rustig te krijgen. [verdachte] heeft [slachtoffer 1] diverse keren gestompt en getrapt.
de verklaring van [collega 3] op dossierpagina 030 en volgende.
Hij is begeleider van gedragsgestoorde jongeren en in dienst van Stichting De Dreei, gevestigd aan de [locatie 1] te Assen. Op 3 oktober 2007 was hij werkzaam op de groep. Er bleek onenigheid tussen een groep jongeren en Johan, een andere bewoner. De groep jongeren wilde verhaal komen halen. Een bewoner, Rik, vertelde [verdachte] dat een grote groep jongeren verhaal kwam halen. [verdachte] werd hierdoor erg bang en behoorlijk onrustig. [verdachte] pakte een ijzeren staaf. Hij liep naar [verdachte] en probeerde hem te bewegen om die staaf aan hem te geven. Hij raakte met [verdachte] aan het vechten. Op dat moment kwamen zijn collega's [collega 2] en [slachtoffer 1] aanlopen. Zij namen [verdachte] van hem over. Hij zag dat het gevecht verder ging tussen collega 2], [slachtoffer 1] en [verdachte].
de verklaring van verdachte op dossierpagina 032 en volgende.
Vanmiddag was hij met Rik op de groep, [locatie 2] in Assen. Er kwam een grote groep jongens bij de voordeur van [locatie 2]. Die jongens kwamen ruzie zoeken. Rik ging met die jongens in gesprek. Rik is zijn kameraad. Hij wilde hem verdedigen. Hij pakte een holle stang die door [collega 3] werd afgepakt. [collega 3] pakte hem vast. Wat er daarna gebeurde weet hij niet meer precies. Hij raakte de controle over zichzelf kwijt.
ten aanzien van het tweede feit:
de verklaring van [slachtoffer 2] op dossierpagina 035 en volgende.
Op 11 oktober 2007 was hij met de jongens in de woonvoorziening de [locatie 2] in Assen. Zij zagen dat [verdachte] zich irritant gedroeg. Hij zat in het kantoor met de begeleiders [begeleider 1] en [begeleider 2]. Hij ging er met Rik naartoe. Hij zag dat [verdachte] papier versnipperde en zei iets van: Ruim die snippers toch op. Hij is op de bank gaan zitten in de woonkamer tegenover de tv. Op een gegeven moment vloog de deur open en kwam [verdachte] op hem af. Hij gaf hem met zijn linkervuist een kaakslag. Hij had pijn en voelde een bloedsmaak in zijn mond. Ze begonnen te vechten. Op een gegeven moment had [verdachte] een voorwerp in zijn hand waarmee hij een stekende beweging in zijn richting maakte. Hij voelde het voorwerp in zijn borst komen en voelde een scherpe pijn. Daarna zag hij dat hij nog een keer stak. Weer voelde hij een scherpe pijn. Hij deed zijn trui omhoog en zag dat hij twee sneeën op zijn borst had.
de verklaring van [begeleider 2] op dossierpagina 039 en volgende.
Zij werkt aan de [locatie 2] te Assen. Zij is daar werkzaam als begeleider op de woongroep. Gistermiddag wilde zij in gesprek gaan met [verdachte]. Er was veel spanning bij [verdachte] en daar kan hij niet mee omgaan. Ze probeerden een schroevendraaier van hem terug te krijgen. Op een gegeven moment kwam [slachtoffer 2] binnen. Zij hoorde [slachtoffer 2] zeggen: ruim die rommel eens op. Bij [verdachte] liep de spanning hoog op. [begeleider 1] heeft [slachtoffer 2] uit het kantoor verwijderd. [verdachte] wilde uit het kantoor. Er werd geduwd en getrokken en uiteindelijk hebben ze [verdachte] laten gaan. Ze zag dat [slachtoffer 2] [verdachte] een klap gaf. Later bleek dat [slachtoffer 2] twee krassen had.
de verklaring van [begeleider 1] op dossierpagina 042 en volgende.
Hij is werkzaam bij stichting De Dreei. Hij werkt op de locatie [locatie 2] te Assen. Hij is groepsleider. Op 11 oktober 2007 was hij aanwezig op de [locatie 2] te Assen. [begeleider 2] is een collega van hem. Zij is de coach van [verdachte]. Hij zag dat [begeleider 2] een gesprek met [verdachte] had. Ze zaten in het kantoor. Hij zag dat [verdachte] spanning aan het opbouwen was. Op het bureau lag een schroevendraaier. Hij zag dat [verdachte] tijdens het gesprek de schroevendraaier pakte. Hij zag [slachtoffer 2] binnenkomen. Hij hoorde dat [slachtoffer 2] zei: ik wil dat jij die rommel opruimt. Hij en [begeleider 2] hebben tegen [slachtoffer 2] gezegd dat het zijn zaak niet was en verzochten hem het kantoor te verlaten. Naar tien minuten kwam [slachtoffer 2] weer het kantoor binnen. Hij heeft [slachtoffer 2] opnieuw weggestuurd. Hij hoorde dat [verdachte] zei: hij moet ophouden met dat gefuck en getreiter, ik ga hem neersteken. [verdachte] stond op. Hij zag dat [verdachte] nog steeds de schroevendraaier in zijn hand had. [verdachte] rende op [slachtoffer 2] af. Hij zag dat [verdachte] met de schroevendraaier onderhands stekende bewegingen richting [slachtoffer 2] maakte. De punt van de schroevendraaier kwam tegen de borst van [slachtoffer 2] aan. Dat ging onderhands en met kracht.
de verklaring van verdachte op dossierpagina 049 en volgende.
Hij was gister in de woongroep aan de [locatie 2]. Hij was op kantoor om een gesprekje te voeren. Toen kwam [slachtoffer 2] binnen die hem de hele week al had uitgedaagd. Hij had een rode schroevendraaier in zijn handen die in een bakje in het kantoor lag. Hij weet dat hij [slachtoffer 2] is aangevlogen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. en 2. primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 03 oktober 2007 te Assen opzettelijk mishandelend [slachtoffer 1] heeft gestompt en geschopt waardoor deze pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 11 oktober 2007 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet deze [slachtoffer 2] in het gezicht heeft gestompt en met een schroevendraaier meermalen in de borst heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het onder 1. en 2. primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Met betrekking tot het onder 2. primair tenlastegelegde acht de rechtbank met name niet bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] in het oog heeft gestoken. [slachtoffer 2] is namelijk niet ín zijn oog maar ónder zijn oog geraakt. Daarom kan de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen verklaren dat verdachte [slachtoffer 2], zoals is tenlastegelegd, in het oog heeft gestoken.
Overigens levert het meermalen steken met een schroevendraaier in de borst, zonder dat dit ernstige verwondingen tot gevolg heeft, naar het oordeel van de rechtbank toch poging tot zware mishandeling op, gelet op de vitale organen die zich in de borststreek bevinden.
Verdachte heeft zowel tegenover de politie als ter terechtzitting verklaard dat hij de controle over zichzelf kwijt raakte en niet meer wist wat hij deed.
De rechtbank overweegt het volgende: verdachte verklaart dat hij doordraaide toen [slachtoffer 2] iets tegen hem zei. Getuige [begeleider 1] verklaart dat verdachte zei: ik ga hem ([slachtoffer]) neersteken. Onder deze omstandigheden acht de rechtbank niet aannemelijk geworden dat verdachte van elk inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen daarvan verstoken is geweest. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] opzettelijk meermalen met een schroevendraaier in de borststreek heeft gestoken.
Kwalificaties
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1.: mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2.: poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 in verbinding met artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 16 september 2008, opgemaakt door mw. I.E. Troost, kinder- en jeugdpsychiater te Groningen, en van een psychologisch rapport d.d. 17 september 2008, opgemaakt door drs. A.N. Hoogland, GZ-psycholoog te Donkerbroek.
Beide rapporten houden onder meer in als conclusie dat verdachte een beneden gemiddeld intelligente adolescent is bij wie sprake is van een periodiek explosieve stoornis, een zeer lage frustratietolerantie en een vorm van een pervasieve ontwikkelingsstoornis (PDD-NOS).
Hiervan was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde.
Op grond van de geconstateerde stoornissen is sprake van een verminderde toerekenings-vatbaarheid.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie luidende: plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen justitieel documentatieregister, d.d. 6 januari 2009, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank vindt de feiten die verdachte heeft gepleegd zonder meer ernstig. Met name de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] had, gelet op de plaatsen in de borst waar [slachtoffer 2] is gestoken, heel anders kunnen aflopen.
Troost, de kinder- en jeugdpsychiater, adviseert, vooral gezien de ernst van de agressieve impulsdoorbraken, een PIJ-maatregel op te leggen. Een PIJ-maatregel biedt, aldus Troost, een langere bescherming en mogelijkheid voor behandeling dan de ondertoezichtstelling met een machtiging uithuisplaatsing, in het kader waarvan verdachte thans wordt behandeld, en die tot het achttiende jaar loopt.
Ook Hoogland, de GZ-psycholoog, adviseert een PIJ-maatregel gezien de ernst van de agressieve impulsieve uitbarstingen en het gebrek aan controle hierover.
De rechtbank neemt deze adviezen echter niet over.
Zij overweegt daartoe het volgende:
Op grond van artikel 29a van de Wet op de jeugdzorg is gesloten jeugdzorg ook van toepassing op jeugdigen die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en ten aanzien van wie op het tijdstip waarop zij meerderjarig werden, een machtiging gold.
Verdachte verblijft thans in het kader van een ondertoezichtstelling met een machtiging gesloten uithuisplaatsing in [verblijfplaats verdachte]. Ingevolge artikel 29a van de Wet op de jeugdzorg kan de gedwongen hulpverlening voortgezet worden tot het 21e jaar, hetgeen betekent dat verdachte, die in augustus 2009 zeventien jaar wordt, nog vier en een half jaar kan worden behandeld in het kader van de huidige civielrechtelijke maatregel.
Ter terechtzitting heeft mevrouw Smilde, orthopedagoog, en verbonden aan [verblijfplaats verdachte], desgevraagd onder ede verklaard dat het voor verdachte niet uitmaakt of hij wordt behandeld in het kader van een ondertoezichtstelling met machtiging gesloten uithuisplaatsing of in het kader van een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. In beide gevallen blijft hij gesloten opgenomen binnen de groep waar hij thans verblijft, aldus mevrouw Smilde.
Blijkens het rapport van [verblijfplaats verdachte] van 29 oktober 2008 wordt door middel van een behandelingskader, gegeven vanuit het psychiatrisch- en competentiemodel met gedragstherapeutische kenmerken en prikkelreductie getracht jongeren te leren hun problematiek te begrijpen, te accepteren en te leren hiermee om te gaan op een manier passend bij de normen en waarden in de maatschappij.
Onder deze omstandigheden prevaleert naar het oordeel van de rechtbank voortzetting van de huidige maatregel boven het opleggen van een PIJ-maatregel omdat deze laatste, zoals blijkt uit de toelichting door mevrouw Smilde ter terechtzitting gegeven en het geschetste behandeltraject van verdachte in het kader van de civielrechtelijke maatregel, geen toegevoegde waarde heeft en omdat verdachte niet eerder is veroordeeld en strafrechtelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen, gelet op de ernst van de feiten en de persoonlijkheid van de verdachte een te zware maatregel is.
Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking dat uit de gegeven informatie naar voren komt dat verdachte goed functioneert in de huidige behandelsetting en dat niet is gebleken dat er voor hem mogelijkheden zijn zich daaraan te onttrekken.
Anderzijds kan, gelet op de ernst van die feiten, enige strafrechtelijke sanctie niet achterwege blijven.
De rechtbank neemt bij het bepalen van deze sanctie de ernst van de feiten in aanmerking - waarbij de rechtbank overweegt dat verdachte zal worden vrijgesproken van het steken met een schroevendraaier in het oog van [slachtoffer 2] - alsmede het feit dat de uiteindelijke berechting van verdachte onwenselijk lang heeft geduurd.
Ten aanzien van dit laatste overweegt de rechtbank het volgende:
* verdachte is op 11 oktober 2007 in verzekering gesteld.
* de zaak stond aanvankelijk gepland voor de zitting van de kinderrechter van 23 april 2008, maar is van de zitting gehaald, vermoedelijk in verband met de ernst van de feiten en het in verband daarmee doen uitbrengen van gedragskundige rapportage.
* De zaak is vervolgens, om onnaspeurlijke reden, wederom aangebracht op een zitting van de kinderrechter, te weten die van 12 november 2008 en wederom van de zitting gehaald.
* Uiteindelijk is verdachte gedagvaard tegen de terechtzitting van de meervoudige strafkamer van 30 januari 2009; ruim vijftien maanden na zijn inverzekeringstelling. De rechtbank acht dit een onwenselijk lange termijn.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een voorwaardelijke jeugddetentie van vier maanden met een proeftijd van twee jaren passend.
De rechtbank overweegt dat naast deze strafrechtelijke voorwaardelijke sanctie de civielrechtelijke maatregel van ondertoezichtstelling met machtiging gesloten uithuisplaatsing loopt, in het kader waarvan verdachte, naar het zich thans laat aanzien, tot zijn 21e verjaardag gedwongen zal worden behandeld.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z en 77gg van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. en 2. primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. en 2. primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van vier maanden,
geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. J.G. de Bock, plv. kinderrechter, en mr. L.J. Hofstra, rechter, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op vrijdag 13 februari 2009.