ECLI:NL:RBASS:2009:BH7747

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
71684 - KG ZA 09-25
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.C.D. Boon-Niks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van executoriaal beslag in kort geding na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Assen is behandeld, betreft het een kort geding waarin de man vordert de opheffing van executoriaal beslag dat door de vrouw is gelegd op zijn appartementsrecht en bijbehorende parkeerplaats. De partijen, die in 2006 zijn gehuwd en in 2007 een echtscheidingsconvenant hebben ondertekend, zijn in een geschil verwikkeld over de betaling van een bedrag dat de man aan de vrouw verschuldigd is. De vrouw heeft op 27 januari 2009 executoriaal beslag gelegd, nadat de man op 8 januari 2009 een deel van de verschuldigde bedragen had betaald. De vrouw stelt dat de beslaglegging noodzakelijk was om de kosten van de executie te dekken, terwijl de man betwist dat hij deze kosten moet voldoen, omdat hij tijdig heeft betaald.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de man op grond van het echtscheidingsconvenant uiterlijk op 5 december 2008 een bedrag van € 5.000,00 aan de vrouw had moeten betalen. Aangezien de man deze betaling niet tijdig heeft gedaan, is hij in verzuim geraakt. De vrouw heeft vervolgens beslag gelegd om haar vordering te kunnen verhalen. De rechter oordeelt dat het beslag ten onrechte is gelegd, omdat de kosten van de executie niet als executiekosten kunnen worden aangemerkt, aangezien de man zijn verplichtingen uit het echtscheidingsconvenant inmiddels is nagekomen. De voorzieningenrechter heft het beslag op en compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 10 maart 2009.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 71684 / KG ZA 09-25
Vonnis in kort geding van 10 maart 2009
in de zaak van
[EISER],
wonende te [woonplaats],
eiser,
advocaat mr. I.M. Hidding,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
toegevoegd advocaat mr. H.W. Bongers.
Partijen zullen hierna de man en de vrouw genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 februari 2009;
- de mondelinge behandeling op 24 februari 2009;
- de pleitnota van de man;
- de pleitnota van de vrouw;
- de over en weer in het geding gebrachte producties.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op 23 februari 2006 met elkaar gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.
2.2. Het huwelijk tussen partijen is op 5 november 2007 ontbonden door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 24 oktober 2007 in de registers van de Burgerlijke Stand van de gemeente [woonplaats].
2.3. Op 14 september 2007 hebben partijen een echtscheidingsconvenant ondertekend, waarin onder meer het volgende is opgenomen:
“3.5.
Door de bovenstaande verdeling wordt de man overbedeeld. Ter beëindiging van de onzekerheid c.q. geschillen omtrent het bedrag van de overbedeling stellen de partijen deze vast op een bedrag van € 201.000,= (zegge: tweehonderdeneenduizend euro).
Van voormeld bedrag zal een bedrag van € 176.000,= ineens aan de vrouw worden voldaan op het moment als genoemd in punt 3.6 van dit convenant. Het resterende bedrag zal in vijf gelijke termijnen van een jaar aan de vrouw worden voldaan, dan wel zoveel eerder. Aan de vrouw zal ter zake van haar vordering op de man zekerheid worden verstrekt.
Dit artikel van het convenant houdt een vaststellingsovereenkomst in.
(…)
3.6.
De man zal het in artikel 3.5 genoemde bedrag voldoen uiterlijk binnen één maand nadat de echtscheiding definitief is geworden door de inschrijving in de registers van de burgerlijke stand door storting van dit bedrag op één van de bankrekeningnummers ten name van de vrouw zoals aangegeven in 3.3.
Indien de storting niet tijdig plaatsvindt is de man zonder (verdere) aanmaning in verzuim en is hij aan de vrouw over het niet betaalde bedrag, zolang hij in verzuim is, een rente verschuldigd gelijk aan de wettelijke rente.”
2.4. In voormelde echtscheidingsbeschikking van 24 oktober 2007 is verstaan, dat partijen zijn overeengekomen als in het voornoemd echtscheidingsconvenant, waarvan de inhoud in deze beschikking als herhaald en ingelast wordt beschouwd, staat vermeld.
2.5. Bij akte van verdeling op 5 december 2007 verleden voor notaris H.R. Grievink te Emmen is de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap tussen partijen verdeeld. In deze akte is onder meer het volgende bepaald:
“betalingsregeling
Over de voldoening van het aan partij 2 toekomend resterend gedeelte van vijf en twintig duizend euro (€ 25.000,00) van gemelde vordering wegens onderbedeling, verklaarden de comparanten als volgt te zijn overeengekomen:
1. Partij 2 doet afstand van hun vorenbedoelde restantvordering, waartegenover partij 1 aan haar schuldig erkent de som van vijf en twintig duizend euro (€ 25.000,00).
2. De sub 1 bedoelde afstand en schuldbekentenis worden door de verkrijger respektievelijk schuldeiser aangenomen.
3. De schuldig erkende som is te allen tijde aflosbaar door overmaking op een rekening ten name van schuldeiser.
4. Over de uiterlijke termijn van aflossing zijn partijen het niet eens (geworden).
- De schuldenaar stelt - op basis van het convenant - dat de aflossing uiterlijk binnen vijf jaar na ondertekening van de onderhavige akte dient te geschieden.
- De schuldeiser stelt - op basis van nadere afspraken – dat de schuldig erkende som uiterlijk één april tweeduizend twaalf afgelost dient te zijn.
(…)
Voor de hypotheekverlening ten behoeve van partij 2 gelden de volgende bepalingen, welke laatste uitdrukkelijk worden gemaakt.
1. Opeisbaarheid.
(…)
Over de opeisbaarheid (tussentijdse aflossingen) zijn partijen het niet eens (geworden).
- De schuldenaar stelt dat elk jaar na heden een gedeelte van de schuldig erkende som groot vijfduizend euro € 5.000,00, opeisbaar is, voorzover dit gedeelte nog niet door de schuldenaar is afgelost.
- De schuldeiser stelt zich op het standpunt, dat op één april tweeduizend acht en telkens nadat vervolgens een jaar is verstreken, een gedeelte van de schuldig erkende som groot vijfduizend euro € 5.000,00, opeisbaar is, voorzover dit gedeelte nog niet door de schuldenaar is afgelost.
2.6. De vrouw heeft 6 november 2008 een mailbericht aan de man gezonden met de volgende inhoud:
“Dag [naam man],
In verband met de betalingen die je aan mij moet voldoen, heb ik onlangs contact gezocht met de advocaat, dit om redenen dat ik nog niets van jou had ontvangen.
Volgens het convenant moet het zo zijn dat de uiterlijke betaaltermijn in iedere geval 5 december a.s. is, daarover bestond bij mij twijfel.
Als er geen betaling zou zijn omstreeks die termijn is besproken verder contact op te nemen met de advocaat.
Ervan uitgaand dat dit niet nodig zal zijn,
met vriendelijke groet,
[naam vrouw].”
2.7. Op 23 december 2008 heeft de vrouw aan de man de echtscheidingsbeschikking doen betekenen met gelijktijdig bevel om aan de inhoud daarvan te voldoen. De man verbleef ten tijde van deze betekening in Turkije.
2.8. De man heeft op 8 januari 2009 een bedrag van € 5.075,00 (hoofdsom € 5.000,00 vermeerderd met € 75,00 voor rente) voldaan op de bankrekening van de vrouw.
2.9. Op 27 januari 2009 heeft de vrouw uit kracht van voormelde echtscheidingsbeschikking executoriaal beslag doen leggen op:
- het zakelijk recht (appartement) met als kadastrale omschrijving: wonen (appartement), staande en gelegen te [woonplaats], aan de [adres], [kadastrale gegevens];
- het zakelijk recht (appartement) met als kadastrale omschrijving: wonen (parkeerplaats in de kelder), staande en gelegen te [woonplaats], aan de [adres], [kadastrale gegevens].
2.10. Bij Jongejan Wisseborn Deurwaarders staat een bedrag van € 1.409,17 open wegens gemaakte kosten van beslaglegging. In het dossier van dit deurwaarderskantoor is onder meer de volgende aantekening opgenomen:
“09/01/2009 Deb: geeft door dat hij € 5075 heeft voldaan (heeft og ons ook medegedeeld), gaat andere kosten niet voldoen, executie op basis van de beschikking zou onmogelijk zijn.”
3. De vordering en het verweer
3.1. De man vordert de vrouw bij vonnis te veroordelen:
1. om het executoriaal beslag, dat zij heeft doen leggen op het appartementsrecht op het woonhuis van eiser alsmede het zakelijk recht op de bijbehorende parkeerplaats in de kelder binnen twee dagen na betekening van dit vonnis in kort geding op te heffen;
2. in de kosten van dit geding,
een en ander, voor zover mogelijk, bij voorraad op de minuut en op alle dagen en uren.
3.2. De vrouw voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. In de echtscheidingsbeschikking van 24 oktober 2007 is de inhoud van het echtscheidingsconvenant als ingelast beschouwd en is verstaan dat partijen zijn overeengekomen als in dit convenant staat vermeld. Naar voorlopig oordeel diende de man op grond van de artikelen 3.5 en 3.6 van het echtscheidingsconvenant uiterlijk op 5 december 2008 de door hem verschuldigde eerste termijn van € 5.000,00 te hebben voldaan. De man heeft in de akte van verdeling hetzelfde standpunt ingenomen, namelijk dat elk jaar na het verlijden van de akte van verdeling op 5 december 2007, een bedrag van € 5.000,00 opeisbaar is, voor zover dit gedeelte nog niet door hem is afgelost. Verder wordt in aanmerking genomen dat de vrouw in haar mailbericht van 6 november 2008 voldoende kenbaar heeft gemaakt dat zij uitging van 5 december 2008, waarbij niet is gesteld of gebleken dat de man in antwoord daarop heeft verklaard dat van een andere datum diende te worden uitgegaan. Gezien het vorenstaande is voldoende aannemelijk geworden dat de man uiterlijk op 5 december 2008 de eerste termijn van € 5.000,00 aan de vrouw diende te voldoen.
4.2. Op grond van artikel 3.6 van het echtscheidingsconvenant is de man, in geval van niet tijdige betaling, zonder verdere aanmaning in verzuim en is hij over het niet betaalde bedrag, zolang hij in verzuim is, de wettelijke rente verschuldigd.
4.3. Nadat de man op 5 december 2008 de termijn van € 5.000,00 niet had betaald is op 23 december 2008 de grosse van de echtscheidingsbeschikking aan hem betekend, met gelijktijdig bevel om aan de inhoud van deze beschikking te voldoen door betaling van een bedrag van € 6.036,26. De man heeft vervolgens op 8 januari 2009 een bedrag van € 5.075,00 betaald aan de vrouw. Uit het dossier van het deurwaarderskantoor volgt dat de man de dag erna aan een medewerker van dit kantoor heeft verklaard niet bereid te zijn ook de kosten verbonden aan de executie te voldoen.
4.4. Vervolgens is op 27 januari 2009 executoriaal beslag, derhalve nadat de man op 8 januari 2009 de op grond van de echtscheiding verschuldigde hoofdsom heeft voldaan door betaling van het bedrag van € 5.075,00 op een bankrekening van de vrouw. Het executoriaal beslag is daarmee klaarblijkelijk alleen gelegd voor de kosten die de vrouw heeft moeten maken in het kader van de executie van de echtscheidingsbeschikking.
4.5. De man is, gezien zijn stellingen, van mening dat hij deze executiekosten niet hoeft te voldoen, omdat hij, zodra hij na terugkomst uit Turkije had kennis genomen van de betekende echtscheidingsbeschikking met bevel tot betaling, heeft betaald.
4.6. De vrouw heeft ter zitting betoogd dat de beslagkosten groot € 1.409,17 een integraal onderdeel van haar vordering vormen en dat met de betaling van € 5.075,00 niet haar volledige vordering is voldaan.
4.7. Hierover wordt als volgt geoordeeld.
4.8. Voldoende aannemelijk is geworden dat de door de vrouw verschuldigde deurwaarderskosten € 1.430,79 bedragen. Ten aanzien van dit bedrag is geen specificatie van de daarvoor verrichte, al dan niet ambtelijke, werkzaamheden overgelegd.
4.9. Indien een partij niet voldoet aan een veroordeling in een gerechtelijke uitspraak, volgt uit het systeem van de wet dat deze partij ook de kosten van de tenuitvoerlegging dient te voldoen, indien deze kosten worden gemaakt. Voor zover sprake is van ambtshandelingen van gerechtsdeurwaarders gelden daarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde tarieven, zodat de omvang van deze kosten duidelijk is en deze kunnen worden verhaald door middel van de executie zelf, zonder dat daarvoor een afzonderlijke executoriale titel is vereist. Niet ambtelijke handelingen van de deurwaarder in het kader van de tenuitvoerlegging van een gerechtelijke uitspraak, zoals bijvoorbeeld kosten van ontruiming, zijn slechts toewijsbaar voor zover zij in redelijkheid konden worden gemaakt, hetgeen niet steeds op voorhand te beoordelen is, zodat daarvoor een afzonderlijke executoriale titel dient te worden verkregen.
4.10. Voor zover sprake is van zogenaamde “nakosten”, te weten kosten die zijn gemaakt na de gerechtelijke uitspraak en voorafgaand aan de tenuitvoerlegging daarvan, geldt dat daarvoor op grond van artikel 237 lid 4 Rv. een afzonderlijke beschikking dient te worden verzocht. Daarbij kunnen deze kosten alleen worden toegewezen wanneer in het voordeel van de verzoeker een kostenveroordeling is uitgesproken. In de echtscheidingsbeschikking van 24 oktober 2007 is geen kostenveroordeling opgenomen.
4.11. Gezien het vorenstaande was de vrouw gerechtigd tot het leggen van executoriaal verhaalsbeslag voor zover zij ten tijde van de betaling van voormeld bedrag van € 5.075,00 kosten had gemaakt voor ambtelijke handelingen van de deurwaarder in het kader van de tenuitvoerlegging van de echtscheidingsbeschikking
4.12. Voldoende aannemelijk is geworden dat op het moment van betaling door de man van het bedrag van € 5.075,door de deurwaarder ambtshandelingen waren verricht in de vorm van de betekening van de echtscheidingsbeschikking en van het gelijktijdig bevel van betaling (artikel 502 lid 3 Rv).
4.13. De kosten van de betekening van de echtscheidingsbeschikking kunnen niet worden aangemerkt als executiekosten, aangezien de man na deze betekening met zijn betaling van € 5.075,00 het op grond van de echtscheidingsbeschikking door hem verschuldigde alsnog heeft voldaan. Deze kosten dienen naar voorlopig oordeel dan ook te worden aangemerkt als nakosten, waarvoor op grond van artikel 237 lid 4 Rv een afzonderlijke executoriale titel dient te worden verzocht.
4.14. De kosten van het bevel tot betaling vormen op zich executiekosten, ware het niet dat onvoldoende aannemelijk is dat deze afzonderlijk, naast de kosten van de gelijktijdige betekening, aan de vrouw in rekening zijn gebracht.
4.15. Gezien het vorenstaande is naar voorlopig oordeel het door de vrouw gelegde executoriaal beslag gelegd voor kosten waarvoor de echtscheidingsbeschikking geen executoriale titel geeft, zodat het beslag ten onrechte is gelegd.
4.16. Daar komt bij, dat op grond van artikel 2.b. van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders de kosten van betekening met gelijktijdig bevel € 69,54 zullen hebben bedragen, zodat een voor dit bedrag gelegd executoriaal beslag op de woning met parkeerplaats van de man ook buitenproportioneel wordt geacht.
4.17. Gezien het vorenstaande zal de door de man gevorderde opheffing worden toegewezen, met dien verstande dat de voorzieningenrechter dit beslag op grond van artikel 438 lid 2Rv. zelf zal opheffen.
4.18. De gevorderde uitvoerbaarverklaring op alle dagen en uren zal als onvoldoende gemotiveerd worden afgewezen. Ook de gevorderde uitvoerbaarverklaring op de minuut zal worden geweigerd, omdat de tenuitvoerlegging van dit vonnis dient te geschieden op basis van een grosse van dit vonnis (artikel 430 lid 2 Rv).
4.19. Aangezien partijen ex-echtgenoten zijn zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. Heft op het executoriaal beslag dat de vrouw heeft doen leggen op:
- het zakelijk recht (appartement) met als kadastrale omschrijving: wonen (appartement), staande en gelegen te [woonplaats], aan de [adres], [kadastrale gegevens];
- het zakelijk recht (appartement) met als kadastrale omschrijving: wonen (parkeerplaats in de kelder), staande en gelegen te [woonplaats], aan de [adres], [kadastrale gegevens].
5.2. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C.D. Boon-Niks en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.W. Strijker op 10 maart 2009.