RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605227-09
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 25 augustus 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1966,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 11 augustus 2009.
De verdachte is verschenen.
De verdachte is bij dagvaarding ten laste gelegd, dat
1. Primair
hij of omstreeks 15 maart 2008 te Klazienaveen, gemeente Emmen,, met [slachtoffer], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer], hebbende verdachte
- haar borsten gestreeld en/of gekneed en/of
- haar op haar wang en/of haar lichaam gezoend en/of
- haar vagina gestreeld en/of
- zijn vinger(s) in haar vagina geduwd/ gebracht;
Subsidiair
hij of omstreeks 15 maart 2008 te Klazienaveen, gemeente Emmen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1992, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- strelen en/of kneden van haar borsten en/of
- zoenen van haar wang en/of haar lichaam en/of
- strelen van haar vagina.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie, mr. A.M. de Vries, acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair is ten laste gelegd en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
12 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, wat mede kan inhouden een behandeling bij de AFPN.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij zelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het primair ten laste gelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht onvoldoende wettig bewijs aanwezig voor de bewezenverklaring van het seksueel binnendringen van het slachtoffer, nu de verklaring van het slachtoffer niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij geen vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
1. een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Drenthe, met dossiernummer PL032E/08-505048 d.d. 18 februari 2009, inhoudende diverse afzonderlijk opgemaakte processen-verbaal;
2. de verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 11 augustus 2009.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 maart 2008 te Klazienaveen, gemeente Emmen, met [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 1992, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- strelen en kneden van haar borsten en
- strelen van haar vagina.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij door zijn handelen ernstig misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat in hem werd gesteld door het destijds vijftienjarige slachtoffer en haar ouders. Temeer omdat de verdachte ter zitting zelf verklaarde dat het slachtoffer een kwetsbaar en timide meisje is. Het slachtoffer, het nichtje van de verdachte, kwam vaak na schooltijd naar het huis van de verdachte en zijn vrouw, onder meer om op de kinderen van de verdachte te passen. De verdachte heeft het slachtoffer, terwijl zij achter de computer zat, onder haar kleren over haar borsten en vagina gestreeld. De verdachte heeft enkel gehandeld vanuit zijn eigen lustgevoelens en heeft totaal geen rekening gehouden met de psychische gevolgen voor het slachtoffer.
De rechtbank houdt voorts rekening met hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte alsmede met de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 juli 2009, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld, waardoor de rechtbank tot een lagere straf uitkomt dan de officier van justitie.
Gelet op bovenstaande zal de rechtbank volstaan met het opleggen van een taakstraf in de vorm van een werkstraf alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair ten laste gelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot
* gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
* een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede kan een inhouden een behandeling bij het AFPN, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mr. C.M.M. Oostdam en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, rechters in tegenwoordigheid van mr. L.J.A.M. van den Muijsenberg, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 25 augustus 2009.