3.3. De Provincie heeft primair ten verweer aangevoerd dat de Combinatie te laat is met haar bezwaren tegen de gevolgde aanbestedingsprocedure, nu zij deze reeds in een eerder stadium kenbaar had kunnen maken. De Combinatie heeft in dit verband gewezen op het Grossmann-arrest van het Hof van Justitie EG en op recente nationale jurisprudentie.
Subsidiair heeft de Provincie aangevoerd, dat de bezwaren ongegrond zijn, respectievelijk dat de Combinatie geen, althans onvoldoende belang heeft bij haar bezwaren. Ten aanzien van de stelling dat de geschiktheidseis in paragraaf 7.2.2 sub a niet voldoet aan de kernbeginselen van het aanbestedingsrecht is opgemerkt dat de Provincie tot de conclusie is gekomen dat alle gegadigden (waaronder de Combinatie), die in het kader van stap 4 zijn beoordeeld, aan deze geschiktheidseis voldoen. Voor zover al sprake zou zijn van een onvoldoende transparante geschiktheidseis, dan is de Combinatie hier, naar de mening van de Provincie, niet door benadeeld. De Provincie is van mening dat, in het geval moet worden geoordeeld dat de gestelde eis geen concrete norm inhoudt, geconcludeerd moet worden dat zij geen andere eis heeft gesteld dan, dat de gegadigden de in paragraaf 7.2.2 genoemde financiële stukken dienen te overleggen. In deze context heeft de Provincie alle gegadigden positief beoordeeld.
Er is voorts niet in strijd met het non-discrimniatiebeginsel of het artikel 23 lid 11Bao gehandeld, doordat de Provincie enkel heeft gevraagd naar het "merkenprogramma" en het "assortiment per merk". In dit verband is gewezen op artikel 49 lid 2 sub k Bao. Hieruit volgt naar de mening van de Provincie dat het onderhavige (sub) selectiecriterium is toegestaan.
Ten aanzien van de geuite bezwaren tegen de bedrijfsbezoeken is gewezen op de door de Combinatie verzonden brief van 11 maart jl., waarin de Provincie min of meer wordt uitgenodigd haar bedrijf te bezoeken. Bovendien, zo voert de Provincie aan, heeft de Combinatie niet aannemelijk gemaakt of aangetoond dat de eerlijke concurrentie is geschaad door het afleggen van de bedrijfsbezoeken. Daartoe is in ieder geval onvoldoende dat twee van de door de Provincie bezochte bedrijven zijn geselecteerd. Benadrukt wordt dat de bezoeken op geen enkele wijze van invloed zijn geweest op het oordeel van de selectiecommissie.
Ook het door de Combinatie geuite bezwaren met betrekking tot de beoordeling zijn naar de mening van de Provincie ongegrond. De door haar gehanteerde verdeling van de punten en de puntenschaal zijn voldoende duidelijk weergegeven en toegelicht in paragraaf 7.3 van de Selectieleidraad, zodat het voor een behoorlijk geïnformeerde en normaal oplettende inschrijver was voldoende duidelijke aan welke voorwaarden zou moeten worden voldaan.
De Provincie betwist, nog afgezien van het feit dat zij hier geen enkel belang bij heeft dat de Combinatie recht heeft op inzage in de (volledige) beoordelingsmatrix.
In dit verband is gewezen op de artikelen 6, 41 lid 2 en 5 Bao.
De Provincie is verder van mening dat zij met haar brieven van 27 april, 6 en 27 mei 2009 heeft voldaan aan de op haar rustende informatieplicht. Daarnaast is aangevoerd dat de Provincie niet is afgeweken van haar eigen spelregels. Om redenen van efficiency hebben twee groepen beoordelaars (samengesteld uit leden van de selectiecommissie) de aanmeldingen eerst individueel (voorlopig) beoordeeld, waarna in een plenaire vergadering de definitieve scores zijn vastgesteld. Overigens heeft de Combinatie niet gesteld of aannemelijk gemaakt dat zij door deze wijze van beoordeling in haar belangen is geschaad.
De Provincie heeft nader toegelicht op de wijze waarop zij de aanmelding van de Combinatie heeft beoordeeld en gewaardeerd.