RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19.830093-09 en 19.605779-09
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 30 oktober 2009 in de gevoegde zaken van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1955,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 16 oktober 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.J. Pellinkhof, advocaat te Assen.
De verdachte is ingevolge de ter terechtzitting gevoegde zaken bij dagvaardingen tenlastegelegd, dat
t.a.v. parketnummer 19.830093-09
1. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 maart 2003 tot en met 30 maart 2009, te Klazienaveen, gemeente Emmen en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) geneesmiddel(en) waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten Kamagra, zijnde/ althans een middel bevattende sildenafil (als citraat), in voorraad heeft/ hebben gehad, heeft/ hebben verkocht, afgeleverd, ter hand gesteld en/of ingevoerd;
2. hij op of omstreeks 30 maart 2009 te Klazienaveen, gemeente Emmen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen op die P. [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gericht en/of gericht gehouden;
3. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 maart 2009 te Klazienaveen, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meer wapens van categorie III, te weten een pistool van het merk Ekol Tuna, en/of munitie van categorie III, te weten 5 patronen behorende bij vorengenoemd wapen, voorhanden heeft gehad;
4. hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2008 tot en met 30 maart 2009 te Klazienaveen, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
t.a.v. parketnummer 19.605779-09
hij in of omstreeks 16 mei 2007 te Klazienaveen, in de gemeente Emmen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 217 pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 onder 4 is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte hiervan zal vrijspreken.
Hij acht hetgeen aan de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 onder 1, onder 2 en onder 3 en hetgeen de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 19.605779-09 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert dat de rechtbank verdachte voor deze feiten zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, en waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
Voorts vordert hij tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], alsmede tot het opleggen van schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
Bevoegdheid van de rechtbank
De rechtbank zal zich onbevoegd verklaren ten aanzien van het in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 onder 1 tenlastegelegde feit.
De kennisneming van dit feit is voorbehouden aan de economische strafrechter.
In artikel 39, lid 2 van de Wet Economische Delicten is bepaald dat economische en commune delicten gelijktijdig kunnen worden berecht door de commune rechter, indien het economische delict is begaan in samenhang met een of meer commune delicten.
De rechtbank is van oordeel dat in casu het onder 1 vermelde economische delict op de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 niet in samenhang is begaan met de overige feiten vermeld op die dagvaarding.
De verdachte dient van het hem in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 onder 4 tenlastegelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit, evenals de verdachte, diens raadsman en de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen dat de verdachte opzettelijk met anderen cocaïne heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
t.a.v. parketnummer 19.830093-09
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van de feiten 2 en 3 op de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting van 16 oktober 2009 en op de verklaringen van verdachte, de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en de bevindingen van opsporingsambtenaren opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, district Zuidoost, basiseenheid Klazienaveen/Emmen Zuid, registratienummer 2009000217-1 d.d. 5 april 2009 met bijlagen, op grond waarvan de rechtbank de volgende feitelijke gang van zaken reconstrueert.
ten aanzien van feit 2 en 3:
Verdachte bekent ter zitting van 16 oktober 2009 dat hij op 30 maart 2009 [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd. Verder bekent de verdachte dat hij een paar maanden voor 30 maart 2009 een vuurwapen met munitie heeft aangeschaft.
Aangever [slachtoffer 1] zegt in zijn aangifte (pagina’s 119 tot en met 122) dat verdachte, na een worsteling tussen hem en verdachte, naar een kamertje liep en dat verdachte vervolgens een zwart vuurwapen in zijn hand had, waarna aangever de woning van verdachte is uitgevlucht en bij zijn vader in de auto is gestapt. Vervolgens zagen zowel hij als zijn vader dat verdachte een vuurwapen op hen richtte. Aangever meende te zien dat verdachte het wapen doorlaadde of de veiligheid eraf haalde.
Aangever [slachtoffer 2] zegt in zijn aangifte (pagina’s 113 t/m 116) dat hij samen met zijn zoon naar de woning van verdachte is gegaan en dat zijn zoon naar binnen is gegaan. Na 5 minuten zag hij zijn zoon aan komen lopen. Toen zijn zoon was ingestapt zag aangever verdachte op de oprit staan. Hij zag dat verdachte een pistool op hen richtte. Aangever bukte zich onder het wegrijden omdat hij dacht dat verdachte op hen zou schieten.
Medeverdachte [medeverdachte 1] zegt ten overstaan van de politie (pagina’s 69 t/m 70) dat verdachte het vuurwapen heeft gericht op aangever [slachtoffer 1].
Medeverdachte [medeverdachte 2] zegt ten overstaan van de politie (pagina’s 94 t/m 96) dat hij vanuit de huiskamer heeft gezien dat verdachte het vuurwapen heeft gericht op aangever [slachtoffer 1].
In het licht van bovengenoemde verklaringen acht de rechtbank de verklaring van verdachte dat hij aangever niet met het vuurwapen maar met een schoen bedreigd heeft ongeloofwaardig.
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van feit 3 mede op de bevindingen van de verbalisant [verbalisant] in het proces-verbaal van politie Drenthe, Noordelijke Recherche Eenheid, Team VKC/Afdeling Vuurwapens d.d. 2 april 2009. Uit dit proces-verbaal blijkt onder meer dat het wapen was doorgeladen.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de tenlastegelegde feiten onder 2 en onder 3 van parketnummer 19.830093-09 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
t.a.v. parketnummer 19.605779-09
De rechtbank baseert zich voor het bewijs van het feit op de dagvaarding met parketnummer 19.605779-09 op de verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 16 oktober 2009 en op de verklaringen van verdachte, (mede)verdachte [medeverdachte 3] en de bevindingen van opsporingsambtenaren opgenomen in het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Regiopolitie Groningen, Unit districtsrecherche Groningen Haren, mutatienummer PL01KN/07-061281 d.d. 24 augustus 2007 met bijlagen, op basis waarvan de rechtbank de volgende feitelijke gang van zaken reconstrueert.
Verdachte bekent ter zitting van 16 oktober 2009 dat hij in 2007 in zijn woning te [woonplaats] een grote hoeveelheid pillen aanwezig heeft gehad.
In het proces-verbaal van verhoor zegt [medeverdachte 3] ten overstaan van de politie (pagina 70) [verdachte] te kennen, hij noemt hem [bijnaam], en dat hij deze [bijnaam] een aantal malen pillen heeft verkocht.
In zijn proces-verbaal van bevindingen van 25 mei 2007 (pagina 142) verklaart recherche assistent [assistent] dat bij verdachte 217 pillen zijn aangetroffen en dat bij een test MDMA (XTC) werd vermoed. De 217 gleuftabletten zijn in beslag genomen. 20 van deze op XTC gelijkende pillen zijn voor onderzoek verzonden naar het Nederlands Forensisch Instituut.
Een als bijlage bij voormeld proces-verbaal van regiopolitie Groningen behorend deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d.14 juni 2007 betreffende de verdachte [verdachte] (pagina’s 328 en 329) houdt als conclusie in dat het onderzoeksmateriaal (een monster gleuftabletten van de partij die bij verdachte in beslag zijn genomen) MDMA bevatte.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde feit onder parketnummer 19.605779-09 wettig en overtuigend bewezen kan worden.
t.a.v. parketnummer 19.830093-09
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het met betrekking tot feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2. hij op 30 maart 2009 te Klazienaveen, gemeente Emmen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een vuurwapen op die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gericht en gericht gehouden;
3. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 30 maart 2009 te Klazienaveen, gemeente Emmen, tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Ekol Tuna, en munitie van categorie III, te weten 5 patronen behorende bij vorengenoemd wapen, voorhanden heeft gehad;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
t.a.v. parketnummer 19.605779-09
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 mei 2007 te Klazienaveen, in de gemeente Emmen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 217 pillen, bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 onder 2 en onder 3 en in de dagvaarding met parketnummer 19.605779-09 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
t.a.v. parketnummer 19.830093-09
Het met betrekking tot feit 2 bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Het met betrekking tot feit 3 bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van het handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet Wapens en Munitie, meermalen gepleegd,
Strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet Wapens en Munitie, juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
t.a.v. parketnummer 19.605779-09
Het bewezen verklaarde levert op:
Opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 aanhef en onder C van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht en met een proeftijd van 2 jaren.
De raadsman heeft onder meer gepleit voor het opleggen van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
De straf die de rechtbank zal opleggen, is lager dan de officier van justitie heeft geëist. Een wezenlijke factor in dit verband is het feit dat de officier van justitie blijkens zijn requisitoir tevens is uitgegaan van de bewezenverklaring van feit 1 in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09, terwijl de rechtbank zich met betrekking tot dit feit onbevoegd zal verklaren.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij, kennelijk in verband met bedreigingen gericht tegen hem en zijn medebewoners, een vuurwapen met munitie heeft aangeschaft en dat hij vervolgens met dat doorgeladen vuurwapen vader en zoon [slachtoffers] heeft bedreigd.
Nog afgezien van het gevaar dat dergelijk handelen met zich meebrengt, wekt dergelijk gedrag ernstige gevoelens van angst en onveiligheid op bij degenen die op deze wijze worden bedreigd.
Aan de andere kant weegt de rechtbank in haar oordeel mee dat verdachte, die blijkens het hem betreffende uittreksel uit het documentatieregister d.d. 29 september 2009 een blanco strafregister heeft, op onheuse wijze werd bejegend door vader en zoon [slachtoffers]. Aangever [slachtoffer 1] heeft immers verdachte in diens eigen woning bedreigd en aangevallen.
Tenslotte betrekt de rechtbank in haar oordeel met betrekking tot het in de dagvaarding met parketnummer 19.605779-09 bewezen verklaarde feit de landelijke oriëntatiepunten voor het handelen in strijd met de Opiumwet.
Verder zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheden van de verdachte zoals omschreven in het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland te Assen d.d. 19 mei 2009.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval het opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis en met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, een passende bestraffing is van deze verdachte.
Benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]
Door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zijn vorderingen tot vergoeding van geleden immateriële schade ingediend ter hoogte ieder van een bedrag van € 312,09.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de vorderingen niet van zo eenvoudige aard dat zij zich lenen voor behandeling in het strafgeding.
De rechtbank overweegt hierbij dat bij het vaststellen van immateriële schade een zekere mate van eigen schuld aan de zijde van de benadeelde partijen in het conflict met de verdachte over het café ook een rol speelt en dat deze niet eenvoudig valt vast te stellen in het strafgeding.
De benadeelde partijen zullen dan ook niet ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen en zij kunnen hun vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart zich niet bevoegd kennis te nemen van het in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 onder 1 tenlastegelegde feit, aangezien dit feit tot de kennisname van de economische strafrechter behoort.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 onder 4 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 onder 2 en onder 3 en in de dagvaarding met parketnummer 19.605779-09, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte in de dagvaarding met parketnummer 19.830093-09 onder 2 en onder 3 en in de dagvaarding met parketnummer 19.605779-09 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf bestaande uit 180 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij, [slachtoffer 2] te [woonplats], niet-ontvankelijk is in haar vordering.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij, [slachtoffer 1] te [woonplaats], niet-ontvankelijk is in haar vordering.
De benadeelde partij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, en mr. J.G. de Bock en mr. H.T. van Voorst, rechters in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 30 oktober 2009.