ECLI:NL:RBASS:2009:BK3479

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
17 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/830113-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdachte veroordeeld voor opzettelijk bezit van verdovende middelen en wapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 17 november 2009 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1984, die op 24 april 2009 in Hoogeveen werd aangehouden. De verdachte, een first-offender met een blanco strafblad, werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid verdovende middelen, waaronder 516 gram amfetamine en 380 XTC-pillen, alsook van het bezit van verboden wapens. Tijdens de zitting op 3 november 2009 verklaarde de verdachte dat hij de verdovende middelen voornamelijk voor eigen gebruik had aangeschaft en dat hij grote hoeveelheden inkocht om de kans op ontmoeting met dealers in de gevangenis te minimaliseren, aangezien hij werkzaam was als bewaarder in het gevangeniswezen. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van vijftien maanden, maar de rechtbank oordeelde anders.

De rechtbank achtte de verdachte strafbaar, maar besloot tot een andere strafmaat. Gezien de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke situatie van de verdachte, die bezig was zijn leven weer op orde te brengen, vond de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf contraproductief. In plaats daarvan werd een taakstraf van 240 uur opgelegd, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank benadrukte dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig maakt aan een strafbaar feit. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren.

De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht op de opgelegde taakstraf, naar de maatstaf van twee uren arbeid per dag voor de dagen in verzekering.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19/830113-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 november 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 3 november 2009.
De verdachte is verschenen.
De officier van justitie, mr. G. Wilbrink, acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: vijftien maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 24 april 2009, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 516 gram amfetamine (in vloeibare/opgeloste vorm), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of 380 XTC-pillen, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
verdachte op of omstreeks 24 april 2009, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad 50 gram, althans een hoeveelheid 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde een middel als bedoeld in artikel 1 van de Opiumwet en als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
3.
hij op of omstreeks 24 april 2009, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen een wapen van categorie I, onder 7, te weten een rubberen/kunststof pistool, gelijkend op een pistool van het merk Walther, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 24 april 2009, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, een wapen van categorie III, te weten een (vuurwerk)pistool (merk: Colt), en/of munitie van categorie III, te weten vijf knalpatronen, voorhanden heeft gehad.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmiddelen
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend, nadien niet anders heeft verklaard en geen vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe met betrekking tot het aantreffen en in beslag nemen in de woning [adres] van 50 gram 4 hydroxyboterzuur, 380 XTC-pillen, 516 gram vloeibare amfetamine, een voor afdreiging geschikt pistool en vijf patronen.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van Politie Drenthe met betrekking tot het aantreffen en in beslag nemen in de woning [adres] van een zilverkleurig vuurwerkpistool.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt rapport van het Nederlands Forensisch Instituut te
's-Gravenhage van 15 mei 2009 betreffende het onderzoek aan enkele monsters tabletten en een monster kleurloze vloeistof. De conclusie is dat de onderzochte tabletten MDMA bevatten en dat de kleurloze vloeistof amfetamine bevat.
Een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van Politie Drenthe, Unit VKC/Afdeling Vuurwapens betreffende onderzoek aan de in beslag genomen wapens. Het betreft een semi-automatisch gaspistool model Colt, voorzien van een open loop, geschikt om weerloosmakende of traanverwekkende stoffen af te schieten, knalpatronen, geschikt om met het gaspistool af te schieten, en een geheel zwart rubber pistool, dat voor wat betreft vorm en afmetingen een nagenoeg sprekende gelijkenis met een bestaand vuurwapen vertoont.
De verklaring van de verdachte ter terechtzitting dat hij de onder 1. tot en met 4. tenlastegelegde feiten heeft begaan.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. tot en met 4. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 24 april 2009, te Hoogeveen opzettelijk aanwezig heeft gehad 516 gram amfetamine (in vloeibare vorm), en 380 XTC-pillen, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 24 april 2009, te Hoogeveen opzettelijk aanwezig heeft gehad 50 gram 4-hydroxyboterzuur (GHB), zijnde een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II;
3.
hij op 24 april 2009, te Hoogeveen een wapen van categorie I, onder 7, te weten een rubber pistool, gelijkend op een pistool, voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 24 april 2009, te Hoogeveen een wapen van categorie III, te weten een vuurwerk- pistool (model Colt), en munitie van categorie III, te weten vijf knalpatronen, voorhanden heeft gehad.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1. tot en met 4. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C., van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet;
onder 2: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C., van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet;
onder 3.: handelen in strijd met het in artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie,
en
onder 4.: handelen in strijd met het in artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie,
telkens strafbaar gesteld bij artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting met betrekking tot de onder 1. en 2. bewezen geachte feiten en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 20 oktober 2009, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder terzake van een misdrijf is veroordeeld.
De officier van justitie heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van vijftien maanden gevorderd.
De rechtbank zal de officier van justitie hierin niet volgen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende:
verdachte is first-offender: hij heeft dus een blanco strafblad. Daarnaast is niet gebleken dat verdachte de verdovende middelen anders dan voor eigen gebruik en/of gebruik in kleine vrienden- en kennissenkring heeft aangewend. Er is weliswaar een grote hoeveelheid verdovende middelen bij verdachte aangetroffen, maar verdachte gaf hiervoor als verklaring dat hij bij voorkeur in één keer een grote hoeveelheid inkocht om de kans dat hij in de gevangenis een dealer tegen het lijf zou lopen - hij werkte als bewaarder in het gevangenis-wezen - tot een minimum te beperken.
Verdachte is na zijn aanhouding door zijn werkgever geschorst. Het laat zich aanzien dat zijn dienstverband bij justitie zal worden beëindigd. Op dit moment werkt verdachte als stratenmaker. Daarnaast volgt hij een studie boekhouden. Verdachte sprak de hoop uit dat hem een werkstraf zal worden opgelegd.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf contraproductief. Verdachte is immers bezig zijn leven weer op orde te brengen en een vrijheidsstraf zal dit voornemen ernstig frustreren. Daarom zal de rechtbank een taakstraf aan verdachte opleggen met daarnaast echter een forse voorwaardelijke gevangenisstraf om verdachte duidelijk te maken dat hij heel verkeerd bezig is geweest en dat het uit moet zijn met het voorhanden hebben van verdovende middelen en verboden wapens.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. tot en met 4. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. tot en met 4. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van zes maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, alsmede tot een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van twee uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.M. Oostdam, voorzitter, en mr. L.J. Hofstra en mr. M.A.F. Veenstra, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 17 november 2009. Mr. Veenstra is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.