ECLI:NL:RBASS:2009:BK7401
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - meervoudig
- H.H.A. Fransen
- J.H.W.R. Orriëns-Schipper
- H.T. van Voorst
- Rechtspraak.nl
Vonnis inzake ontnemingsvordering en wederrechtelijk verkregen voordeel
In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 22 december 2009 uitspraak gedaan in een ontnemingsvordering tegen de verdachte, die in staat van faillissement verkeert. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wederrechtelijk voordeel heeft genoten van een bewezen verklaard feit, met een geschat bedrag van € 8.493,35. De officier van justitie had een vordering ingediend om dit bedrag aan de Staat te laten betalen, maar de rechtbank heeft besloten dat de verplichting tot betaling aan de Staat op nihil wordt gesteld. Dit besluit is genomen omdat de benadeelden, die civiele vorderingen hebben op de verdachte, bij de afwikkeling van het faillissement betrokken zullen worden. De rechtbank oordeelt dat het niet in het belang van de benadeelden is dat de Staat zich als concurrente schuldeiser mengt in de afwikkeling van het faillissement. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte geen voordeel heeft gehad van de vrijspraak voor andere tenlastegelegde feiten. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken.