ECLI:NL:RBASS:2010:2722

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
2 maart 2010
Publicatiedatum
9 januari 2019
Zaaknummer
19.830094-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de vervolging op grond van geestelijke ongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 2 maart 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van brandstichting op 16 februari 2009. De verdachte, geboren in 1979, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E.M. Fortuin, terwijl de officier van justitie, mr. E.H.G. Kwakman, de aanklacht vertegenwoordigde. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis verbleef op basis van een rechterlijke machtiging en dat hij leed aan een ernstige geestelijke stoornis, waaronder schizofrenie en zwakbegaafdheid. De raadsvrouw voerde aan dat de verdachte mogelijk niet in staat was om de juridische gevolgen van zijn daden te begrijpen, wat werd ondersteund door rapporten van forensisch psychiaters E.A. Boorsma en E.P.K. Sikkens.

De rechtbank heeft de gedragingen van de verdachte tijdens de zitting in overweging genomen, waarbij hij zich ongepast gedroeg en de zitting verstoorde. Gezien de geestelijke toestand van de verdachte en de bevindingen van de deskundigen, concludeerde de rechtbank dat hij niet in staat was om de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen. Op basis van artikel 16 van het Wetboek van Strafvordering heeft de rechtbank besloten de vervolging tegen de verdachte te schorsen. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. H.H.A. Fransen, en de rechters mrs. H. de Wit en B.I. Klaassens, met griffier D.C. Witvoet aanwezig. De uitspraak werd gedaan in het openbaar op 2 maart 2010.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN

Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830094-09
Beslissing van de Meervoudige kamer d.d. 02 maart 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
wonende te [woonplaats], [straatnaam], verdachte.

1.Gang van zaken

1. De officier van justitie heeft een dagvaarding tegen de verdachte uitgebracht waarin verdachte wordt verweten dat hij op 16 februari 2009 brand heeft gesticht in een kamer in een gebouw van [benadeelde partij].
1.2.
Op 02 maart 2010 zijn op de terechtzitting gehoord de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. E.M. Fortuin, advocaat te Amsterdam en de officier van justitie, mr. E.H.G. Kwakman.
1.3.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken met betrekking tot de strafzaak.

2.Motivering

2.1.
De raadsvrouw heeft bij aanvang van het onderzoek in het kader van het door haar gevoerde preliminaire verweer op de terechtzitting aangegeven onder meer dat het voor haar nog niet vast stond of verdachte wel op de terechtzitting zou verschijnen. Verdachte was in de periode voorafgaande aan de zitting ziek en angstig. De raadsvrouw heeft onder meer aangegeven dat niet duidelijk is of verdachte wetenschap heeft van de (juridische) gevolgen van de brandstichting. Hij verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis op grond van een afgegeven rechterlijke machtiging.
2.2.
Uit het rapport van E.A. Boorsma, forensisch psychiatrisch geneeskundige en E.P.K. Sikkens, psychiater komt naar voren dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van schizofrenie, paranoïde type en afhankelijkheid van cocaïne en cannabis en van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van zwakbegaafdheid. Ook is er sprake van misbruik van benzodiazepines.
2.3.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de wijze waarop de verdachte zich op de zitting heeft gepresenteerd: hij onderbreekt het betoog van de raadsvrouw en officier van justitie onverwachts met luidruchtige opmerkingen, die op geen enkele wijze betrekking hebben op de onderhavige strafzaak.
2.4.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte op grond van artikel 16 Wetboek van Strafvordering niet in staat moet worden geacht de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen.
De rechtbank zal daarom de tegen de verdachte ingestelde vervolging schorsen.

3.Beslissing

De rechtbank schorst de tegen de verdachte [verdachte], voornoemd, ingestelde vervolging.
Aldus gegeven door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mrs. H. de Wit en B.I. Klaassens, rechters in tegenwoordigheid van D.C. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 02 maart 2010, zijnde mr. De Wit buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.