3. Feiten
Voor de beslechting van het geschil over de vorderingen en het verweer, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten:
a. Eiseres 1 is eigenaresse van het onroerend goed waarin eiseres 2, hierna aan te duiden als eiseres, een bedrijf exploiteert dat in de loop van de tijd geleidelijk is uitgegroeid van een boerenbedrijf naar een industriële onderneming. Die groei heeft geleid en leidt tot gevolgen voor de directe woon- en leefomgeving, die voorheen landelijk was. Zo zijn er lozingen geweest en stankoverlast, is er gesloopt en gebouwd, is er sprake van een toename van door het bedrijf geproduceerd geluid en is de verkeersintensiteit fors toegenomen. Ook het aanzien van de omgeving is veranderd.
b. De gemeente [woonplaats] heeft steeds medewerking verleend aan de groei van het bedrijf door dit bestemmingsplantechnisch mogelijk te maken (in 1994/95 door het perceel de bestemming agrarisch bedrijf annex zuivelboerderij te geven), terwijl die gemeente daartoe niet verplicht was en het bedrijf dit niet had kunnen afdwingen. Zij was daarvoor afhankelijk van bereidwilligheid van de gemeenteraad, waarvan toen de vader van de directeuren van eiseres (het gaat om het bedrijf van de familie [derde]) deel uitmaakte. Die raad heeft de bestemmingswijziging toegestaan.
Tal van vergunningen zijn daarna aangevraagd en door het bevoegde bestuursorgaan van de gemeente afgegeven: sinds 1997 zijn 22 bouwvergunningen en 16 vergunningen/meldingen in het kader van de Wet Milieubeheer afgegeven/geaccepteerd.
Het bedrijf is van plan nog (veel) verder te groeien en waarschuwt toekomstige bewoners van de bedrijfsomgeving voor de gevolgen die zij van het bedrijf en uitbreidingen zullen ondervinden. Een brief van die strekking bevindt zich onder de gedingstukken.
c. Gedaagden zijn levenspartners. Zij woonden al naast de boerderij, de man sinds zijn geboorte en samen sinds 1981, ver voordat deze werd overgenomen en de plannen voor uitgroei naar een (meer) industrieel bedrijf werden gevormd. Hun woning is de ouderlijke woning van de man.
Eiseres, noch haar rechtsvoorgangster heeft ooit overleg met gedaagden gevoerd, noch heeft zij hun bezwaren of verlangens aangehoord als eiseres een plan opvatte om de productie (weer) te vergroten. Ook ten aanzien van de andere buurtgenoten heeft zij deze gedragslijn gevolgd.
Waarom gedaagde zo handelde is niet bekend.
d. Eiseres en haar buurtgenoten zijn in conflict geraakt over uitbreidingen en/ of wijzigingen van de bedrijfsvoering waar deze voor de buurtgenoten gevolgen had. Meerdere buurtgenoten hebben geopponeerd tegen voor die uitbreiding en/of wijzigingen afgegeven vergunningen. Dit is geschied in de vorm van bezwaar- en beroepsprocedures waarbij het bevoegde gemeenteorgaan de tegenpartij vormde. Eiseres was daarbij in de gelegenheid haar standpunt en belangen te verdedigen en heeft dit daadwerkelijk gedaan. Verplicht was zij daartoe niet.
Gedaagden hebben niet tegen iedere vergunning noch tegen ieder melding geopponeerd. Was dat wel geschied dan zouden er om en nabij de 40 vergunningen/acceptaties in procedures zijn bestreden. In totaal zijn 8 vergunningen/acceptaties bestreden, waarbij niet steeds is (door)geprocedeerd als dat nog mogelijk was.
e. In de helft van die gevallen is er door de rechter ingegrepen wegens schending van de wet, al dan niet tijdelijk.
Uiteindelijk hebben die procedures niet tot veel materieel resultaat voor gedaagden en/of zijn buurtgenoten geleid. In een geval is een ander vergunningvoorschrift door de rechter opgelegd (uitspraak ABRS van 3 december 1999). Zoals de zoons [derde] aan gedaagden hebben geschreven: ‘Het resultaat is dat er gebouwd kan en mag worden’ (brief van december 2005).
Zij hebben daarbij aangegeven dat zij eerst helemaal niet van plan waren om grootschalig te gaan produceren (‘wij hadden in eerste instantie geopteerd voor een kleinschaliger gebeuren’), maar dat gedaagden hen de weg hebben gewezen naar het opzoeken van de grenzen (‘heeft dit er toe geleid dan wij de grenzen van de mogelijkheden hebben gezocht en gevonden’). Dit heeft volgens hen geleid tot wat er staat en zij hebben gedaagden daarvoor bedankt: ‘het is aan jullie niet aflatende inzet te danken wat er op dit moment staat en wat er in de toekomst misschien nog zal komen te staan’.
f. Eiseressen hebben het niet bij deze brief gelaten maar hebben besloten de onderhavige procedure op te starten. Zij hebben gevorderd (zie ook hiervoor) dat gedaagden wordt verboden ooit nog bestuursrechtelijke rechtsmiddelen aan te wenden, dat zij alle procedures moeten intrekken en dat zij schadevergoeding moeten betalen voor alle gevoerde procedures.