4. De vordering en het verweer in reconventie
4.1 [werknemer] vordert op de in de conclusie van eis vermelde gronden om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: primair: het concurrentiebeding van [werknemer] geheel te vernietigen met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2008; subsidiair: het concurrentiebeding gedeeltelijk te vernietigen, althans dat beding zodanig te wijzigen dat de duur van het beding zal gelden voor hoogstens 1 jaar, te rekenen vanaf 1 augustus 2008; meer subsidiair: een vergoeding naar billijkheid vast te stellen ten gunste van [werknemer] voor de duur van de werking van het concurrentiebeding, met veroordeling van EGS in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.
4.2 EGS betwist de vorderingen, zakelijk samengevat stellende dat [werknemer] willens en wetens het tussen partijen geldende concurrentiebeding overtreedt en dat de omstandigheden die [werknemer] aanvoert ter vernietiging dan wel beperking van het concurrentiebeding niet nopen tot het vernietigen of in duur beperken van het concurrentiebeding.
5. De beoordeling van het geschil in conventie en in reconventie
5.1 Aan de hand van de beschikbare gedingstukken stelt de kantonrechter in de eerste plaats vast dat EGS nog twee andere dagvaardingen heeft uitgebracht met vorderingen die geheel vergelijkbaar zijn met de vorderingen in dit geding. Het betreft de zaak EGS tegen de heer [X]. [B], geregistreerd onder nummer 257500 CV EXPL 09-2449, aanhangig bij de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen en de zaak EGS tegen mevrouw [Y]. [H], geregistreerd onder nummer 257502 CV EXPL 09-2450, aanhangig bij de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Emmen. In alle drie de zaken treden namens partijen dezelfde gemachtigden op. Opgemerkt wordt dat alle in de drie zaken geproduceerde stukken, inclusief het vonnis van de rechtbank Assen, sector kanton, locatie Assen van 5 oktober 2009 in kort geding tussen EGS en [B], [werknemer] en [H], bij de beoordeling van elke zaak afzonderlijk geacht moeten worden te zijn betrokken.
5.2 In het vonnis van 5 oktober 2009 is overwogen dat EGS ter zitting heeft erkend dat een concurrentiebeding met een looptijd van 1 jaar als meer passend kan worden geacht dan de met partijen in de arbeidsovereenkomst overeengekomen looptijd van 5 jaar. Waar dat ook in overeenstemming is met bestendige jurisprudentie op dit punt, heeft de kantonrechter recht doende als voorzieningenrechter het bestaande concurrentiebeding tijdelijk buiten werking gesteld. In dat verband is vastgesteld dat sedert de beëindiging van de arbeidsovereenkomsten ten minste een jaar is verstreken. Nog afgezien van de vraag of EGS zich terecht en op goede gronden beroept op overtreding van het concurrentieverbod door [werknemer], stelt de kantonrechter vast dat, nu een concurrentiebeding met een looptijd van 1 jaar als meer passend wordt geacht dan een looptijd van 5 jaar, het concurrentiebeding in elk geval niet meer gold op 1 augustus 2009. Daaruit volgt dat de vordering van EGS om te bepalen dat [werknemer] zich dient te onthouden van verdere overtreding van het concurrentiebeding en dat [werknemer] gedurende de resterende looptijd van het concurrentiebeding het concurrentiebeding dient na te leven, zonder meer zal moeten worden afgewezen. Het betekent ook dat aan wat [werknemer] in reconventie subsidiair en meer subsidiair vordert geen belang meer toekomt.
5.3 Anders dat in het geschil tussen EGS en [B], is er in het geschil tussen EGS en [werknemer] geen sprake van dat de arbeidsverhouding in de loop der tijd ingrijpend is gewijzigd, laat staan dat het door hem ondertekende concurrentiebeding als gevolg daarvan aanmerkelijk zwaarder kan zijn gaan drukken op [werknemer]. Dat betekent dat het concurrentiebeding als zodanig om die reden niet opnieuw schriftelijk hoefde te worden overeengekomen tussen EGS en [werknemer]. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter ook niet zonder meer noodzakelijk geworden omdat EGS voorbij is gegaan aan het bepaalde in artikel 7:665a BW. Bij een overgang van de onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW gaat een met de vervreemder gesloten concurrentiebeding van rechtswege over op de verkrijger (HR 23 oktober 1987, NJ 1988,235). Het feit dat EGS haar wettelijke plicht jegens [werknemer] heeft veronachtzaamd en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld, staat op zichzelf niet aan de rechtsgeldigheid van het concurrentiebeding in de weg. Wel kan worden verdedigd dat, nu [werknemer] door het nalaten van (de rechtsvoorgangster van) EGS niet in de gelegenheid is gesteld om ondubbelzinnig te weigeren om mee over te gaan, waardoor de arbeidsovereenkomst op de overnamedatum van rechtswege zou zijn geëindigd, het veronachtzamen van de wettelijke plicht jegens [werknemer] mede van bepalende betekenis is voor toepassing van de op overtreding van het concurrentiebeding gestelde sanctie. Dat geldt nog te meer waar als vaststaand moet worden aangenomen dat EGS ook in strijd heeft gehandeld met wet en regelgeving door onmiddellijk na de overgang van de onderneming zonder enig overleg de arbeidsvoorwaarden te wijzigen in verband met de overgang (HvJ EG 6-11-2003, JAR 2003,297) en al bij brief van 25 maart 2008 voor 14 werknemers een ontslagvergunning te vragen bij het toenmalige CWI. De kantonrechter acht het zeer wel voorstelbaar dat deze gang van zaken heeft geleid tot veel onrust en onzekerheid bij de overgegane werknemers, waarvan velen inmiddels hun toevlucht elders, onder meer bij [S.I.] BV (bij hun oude werkgever [S]), hebben gezocht.
5.4 De beschikbare gedingstukken rechtvaardigen zonder meer de conclusie dat er in de hier van belang zijnde periode 25 medewerkers, dat wil zeggen de helft van het totale personeelsbestand, onder wie meerdere werknemers kenbaar uit onvrede, bij EGS zijn vertrokken en zelfs met toestemming van EGS bij [S.I.] BV aan de slag zijn gegaan, onder wie de heren [RS] en [D.P.], beiden net als [werknemer] signingmedewerkers. Waar EGS stelt dat, toen per eind maart 2008 de eerste medewerkers hun baan opzegden en aangaven dat zij bij [S.I.] BV aan de slag gingen, er voor EGS geen vuiltje aan de lucht was omdat [S.I.] BV geen concurrent zou zijn, heeft EGS echter tot in dit stadium van de procedure niet ten minste aannemelijk gemaakt dat zij ex medewerkers, onder wie [RS] en [D.P.], onder een onjuiste voorstelling van zaken naar [S.I.] BV heeft laten vertrekken. Want waar EGS blijkens haar brief van 18 maart 2008 al met ingang van die datum de productie voor [S.I.] BV had stopgezet, had zij immers toen ook al kunnen weten dat [S.I.] BV een concurrent van EGS zou worden in plaats van klant. Niettemin heeft EGS op 30 maart 2008 toch ingestemd met het vertrek van medewerkers naar nota bene [S.I.] BV. Maar zelf als voor waar zou moeten worden gehouden dat EGS pas in de maand april 2008 wetenschap zou hebben gekregen van de gewijzigde activiteiten van [S.I.] BV, moet als vaststaand worden aangenomen dat in elk geval nog [RS] zijn dienstverband na die tijd heeft opgezegd en per 1 juni 2008 met toestemming van EGS bij [S.I.] BV in dienst is getreden. Ook de heren [K en J] zijn pas veel later na het vervallen van hun concurrentiebeding naar [S.I.] BV overgestapt. Overigens is niet gebleken dat EGS buiten [H], [B] en [werknemer] nog andere ex medewerkers in rechte heeft betrokken vanwege overtreding van het concurrentiebeding of ter zake daarvan anderszins enige juridisch adequate actie jegens hen heeft ondernomen.
5.5 Vastgesteld wordt dat EGS niet met kracht van concrete en controleerbare gegevens heeft weersproken dat zij haar ex medewerkers ongelijk heeft behandeld waar het gaat om het hen al dan niet houden aan een concurrentiebeding. Dat klemt nog eens te meer waar meerdere medewerkers, niet alleen met een vergelijkbare functie als die van [werknemer], maar ook medewerkers met een sleutelpositie, met toestemming van EGS in dienst konden treden bij [S.I.] BV. Niet valt te verklaren noch te rechtvaardigen dat meerdere werknemers van EGS kennelijk niet aan een concurrentiebeding zijn gehouden terwijl zij, al dan niet met medeweten van EGS, bij [S.I.] in dienst zijn getreden. Daarbij is onvoldoende aannemelijk geworden dat EGS een gerechtvaardigd belang had bij de handhaving van het concurrentiebeding (niet is komen vast te staan dat EGS voor de overname van de onderneming een aanmerkelijk bedrag aan goodwill en know how heeft betaald, aangenomen moet worden dat via ex medewerkers van EGS die met toestemming van EGS naar [S.I.] zijn gegaan de kennis van bedrijfsgevoelige informatie al eerder is overgegaan naar [S.I.] en, juist waar [werknemer] vanaf 1 augustus 2008 bij [S.I.] BV in dienst was, is niet gebleken van enige met de indiensttreding van [werknemer] bij [S.I.] BV samenhangende schade van EGS. Waar EGS in deze procedure nog het standpunt inneemt dat indien personeel onbeperkt in dienst kan treden bij haar belangrijkste concurrent, EGS het nakijken blijft houden en verwikkeld blijft in een oneerlijke concurrentiestrijd, komt het de kantonrechter ongerijmd voor dat bij bovengenoemde gedeeltelijk weergegeven brief van 6 november 2009 voor 19 medewerkers het concurrentiebeding geheel wordt opgeheven, waardoor die medewerkers wordt toegestaan naar de concurrent [S.I.] BV te gaan, terwijl het concurrentiebeding voor [werknemer], die al vanaf 1 augustus 2008 bij EGS weg is, wordt gehandhaafd. In dit verband heeft EGS overigens ook niet de indruk kunnen wegnemen dat zij in de gegeven omstandigheden in feite oneigenlijk gebruik maakt van het concurrentiebeding om daarmee [S] en [S.I.] BV te raken, nu kennelijk is verzuimd om bij de overname van EGS Instore-Outdoor BV door EGS afdoende afspraken te maken over concurrerende activiteiten van (de onderneming van) [S].
5.6 De beschikbare gedingstukken rechtvaardigen voorts de conclusie dat geen van de in de literatuur genoemde werkgeversbelangen in dit geval geacht kunnen worden te zijn geschonden. Zo is niet gebleken dat [werknemer], die bij EGS uitsluitend uitvoerende werkzaamheden als monteur verrichtte commerciële contacten met klanten had, zo min als [werknemer] over bijzondere kennis over het bedrijf van EGS beschikte, die trouwens sowieso al was weggevloeid naar [S.I.] BV via [D.P.], [RS] en andere ex medewerkers, althans voor zover die kennis al niet altijd al bij [S.I.] BV aanwezig was. Verder is niet gebleken dat [werknemer] een sleutelpositie bij EGS bekleedde, dat door het vertrek van [werknemer] specifieke kennis of grote deskundigheid verloren is gegaan of dat er problemen waren bij het zoeken of inwerken van een opvolger, terwijl evenmin sprake is van door EGS opleidings- en/of scholingskosten. En waar het gaat om de vrees voor oneerlijke concurrentiestrijd, heeft de kantonrechter in de voorhanden zijnde gegevens onvoldoende houvast gevonden voor de conclusie dat er sprake is geweest van een oneerlijke concurrentiestrijd door de indiensttreding van [werknemer] bij [S.I.]. In het licht van het feit dat [werknemer] de zoveelste op rij was die van EGS naar [S.I.] is overgestapt, moet worden vastgesteld dat EGS niets heeft aangevoerd waaruit een groot en/of redelijk belang blijkt om [werknemer] te houden aan het concurrentiebeding. Opgemerkt verdient in dit verband dan nog dat het in het geding zijnde concurrentiebeding niet is bedoeld om dit als middel te kunnen gebruiken om alsnog te ageren tegen [S.I.] BV.
5.7 Waar de kantonrechter tot geen andere conclusie kan komen dan dat aan de zijde van EGS een gerechtvaardigd belang ontbreekt om [werknemer] aan het concurrentiebeding te houden, wordt vastgesteld dat [werknemer] wel een groot en zwaarwegend belang heeft. bij gehele dan wel gedeeltelijke vernietiging van het concurrentiebeding (slechte arbeidsmarkt, geen beroeps- c.q. gespecialiseerde opleiding en ondergeschikte positie, gebondenheid aan branche van EGS, kostwinnerschap, betere toekomstperspectieven en zekerheid bij nieuwe werkgever). Gelet op alle werkgevers- en werknemersbelangen, de geschonden verplichtingen uit hoofde van artikel 7:665a BW, de willekeurige toepassing van het concurrentiebeding en niet in het minst het feit dat slechts een symbolisch bedrag (de kantonrechter moet het er op grond van de beschikbare gedingstukken voor houden dat dit € 1,- is geweest) is betaald voor de overgenomen goodwill, moet in dit geval worden geconcludeerd tot vernietiging van het concurrentiebeding met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2008. Maar zelfs als dat concurrentiebeding wel te handhaven was geweest en het er voor zou moeten worden gehouden dat [werknemer] dat beding zou hebben overtreden, dan zou dat wat hiervoor allemaal is overwogen zonder meer tot matiging van de mogelijk verbeurde boetes tot nihil moeten leiden.
5.8 Op grond van het voorgaande zullen in conventie de vorderingen van EGS moeten worden afgewezen en zal in reconventie de primaire vordering van [werknemer] moeten worden toegewezen. EGS zal als de in het ongelijk te stellen partij moeten worden veroordeeld in de kosten van de procedure in conventie en in reconventie.