ECLI:NL:RBASS:2010:BM0985

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
15 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
77995 - KG ZA 10-38
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.J. Lennaerts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruglevering van machines na beëindiging onderhoudscontract golfbaan

In deze zaak, die voor de Rechtbank Assen werd behandeld, ging het om een kort geding tussen [EISERES] BEHEER B.V. en [GEDAAGDE] B.V. betreffende de teruglevering van machines na de beëindiging van een onderhoudscontract voor een golfbaan. Het onderhoudscontract, dat op 24 januari 2005 was ondertekend, had een looptijd van vijf jaar en bevatte bepalingen over de afschrijving van de machines en de teruglevering bij beëindiging van het contract. [EISERES] vorderde dat [GEDAAGDE] de machines zou terugleveren tegen betaling van de restwaarde, zoals vastgelegd in het contract. De voorzieningenrechter oordeelde dat het aannemelijk was dat partijen bij het aangaan van het contract hadden afgesproken dat de machines bij beëindiging van het contract aan [EISERES] zouden worden teruggeleverd. De rechter wees de vordering van [EISERES] toe en veroordeelde [GEDAAGDE] om de machines binnen drie dagen na betekening van het vonnis terug te leveren, met een dwangsom voor elke dag dat [GEDAAGDE] in gebreke bleef. Daarnaast werd [GEDAAGDE] veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke afspraken in contracten en de gevolgen van het niet nakomen daarvan.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 77995 / KG ZA 10-38
Vonnis in kort geding van 15 maart 2010
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[EISERES] BEHEER B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. J.P.C. van Ruiven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[GEDAAGDE] B.V.,
gevestigd te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.R.H. Kuiper.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 februari 2010;
- de akte vermeerdering van eis van 25 februari 2010
- de mondelinge behandeling op 1 maart 2010;
- de pleitnota van [eiseres];
- de pleitnota van [gedaagde];
- de eis in reconventie van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] exploiteert de Golfbaan [naam] te [woonplaats].
2.2. [eiseres] heeft het onderhoud van de golfbaan uitbesteed aan [gedaagde]. In het door partijen op 24 januari 2005 in verband daarmee ondertekende "onderhoudscontract golfbaan [naam]", hierna te noemen: het onderhoudscontract, is onder meer het volgende opgenomen:
"1. Uitgangspunten
Het onderhoudscontract wordt aangegaan voor een tijdsduur van 5 jaar.
Een opzegtermijn van 6 maanden dient in aanmerking te worden genomen.
Vaste activa worden afgeschreven in 5 jaar, waarbij rekening wordt gehouden met 10 % restwaarde. Dit geldt zowel voor de overname van het reeds aanwezige materieel als voor nieuwe investeringen.
(…)
4. Opbouw begroting
Overname machinepark conform lijst en zoals gezien € 75.000
Investeringen in seizoen 2005 € 50.000
Geïnvesteerd kapitaal € 125.000
De begroting op jaarbasis wordt gespecificeerd in de volgende punten:
1. Rentekosten € 7.000
2. Afschrijvingskosten € 41.000
3. Verzekeringskosten € 3.000
(…)
Totale begroting € 180.000
Te betalen elke 1e van de maand € 15.000 exclusief BTW, ingaande 1 maart 2005.
Aankoop over te nemen machines wordt volledig betaald op 1 mei 2005.
5. Bijlage machinelijst t.b.v. overname
(…)
Totaal overnamewaarde per 1 januari 2005 € 75.000
De machines worden afgeschreven in 5 jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een restwaarde van 10 %.
Dit resulteert in een jaarlijkse afschrijving van 18 %.
Faktuur loonwerk 6 % BTW levering 19 % BTW.
Indien het onderhoudscontract binnen 5 jaar tussentijds wordt onderbroken c.q. opgezegd, wordt de overnameprijs van de machines achteraf aangepast, rekening houdend met de genoemde 18 % afschrijving per jaar.
Nieuwe investeringen worden gedaan naar behoefte, waarbij ervan wordt uitgegaan dat het investeringsniveau zodanig zal zijn, dat dit resulteert in een gemiddelde afschrijving van € 41.000,00 per jaar.
(…) "
2.3. Voorafgaande aan het sluiten van dit contract heeft [derde] op verzoek van [gedaagde] de over te nemen machines getaxeerd. [derde] kwam uit op een totaalwaarde van € 87.500,00, en heeft bij brief van 20 september 2004 [gedaagde] als volgt bericht:
"Bijgaand treft u een machinelijst van alle machines die ik onlangs op golfbaan [naam] te [woonplaats] heb getaxeerd. Omdat ik er van uit ga dat u met het grootste deel van dit park verder gaat werken ben ik bij het vaststellen van de waarde uitgegaan van de gebruikerswaarde. Mocht u besluiten om het gehele machinepark in eens te vervangen dan is de handelswaarde van het geheel beduidend lager, u krijgt dan te maken met de executiewaarde, welke doorgaans op 70 % van de gebruikerswaarde ligt. Een deel van de machines hebben op deze golfbaan een specifiek functie maar hebben nauwelijks handelswaarde. Ook heb ik twijfel bij een aantal machines over het bouwjaar daar deze mogelijk van eerdere datum kunnen zijn, dit heb ik met vraagtekens op de machinelijst aangegeven. "
2.4. Na het sluiten van het onderhoudscontract, waarbij [gedaagde] het machinepark van [eiseres] heeft overgenomen voor een bedrag van € 75.000,00, heeft [gedaagde] dit bedrag aan [eiseres] voldaan.
2.5. [eiseres] heeft per brief van 18 juni 2009 het onderhoudscontract opgezegd met ingang van 1 maart 2010. Aldus heeft het contract vijf jaar gelopen.
2.6. Begin 2010 heeft [gedaagde] haar machines, met uitzondering van de Jacobsen Fairway grasmaaier, weggehaald van het terrein van [eiseres].
2.7. Na protest van [eiseres] heeft de raadsman van [gedaagde] het standpunt ingenomen dat de van [eiseres] overgenomen machines eigendom zijn en blijven van [gedaagde] en niet worden verkocht aan [eiseres].
2.8. [gedaagde] heeft op 4 februari 2010 aangifte gedaan van diefstal van de Jacobsen Fairway grasmaaier.
2.9. Op 8 februari 2010 heeft [gedaagde] ten laste van [eiseres] conservatoir derdenbeslag doen leggen.
2.10. [eiseres] heeft inmiddels de beschikking over een aantal nieuw aangeschafte machines. De eerder aan [gedaagde] verkochte machines zijn, in afwachting van het vonnis in de onderhavige zaak, niet vervangen. [eiseres] wil op korte termijn beginnen met het speelklaar maken van het terrein.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiseres] vordert, na eisvermeerdering bij akte van 1 maart 2010 en eisvermindering ter zitting, dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I [gedaagde] zal veroordelen om uiterlijk drie dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot levering aan [eiseres] van alle machines vermeld op de bijlage onder punt 5 van het onderhoudscontract tussen partijen, zulks tegen gelijktijdige betaling van de koopprijs voor deze machines, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder mede begrepen, dat [gedaagde] in gebreke blijft om daaraan te voldoen;
II [gedaagde] bij wijze van voorlopige voorziening zal veroordelen om uiterlijk twee dagen
van dit vonnis alle door haar ten laste van [eiseres] gelegde beslagen op te heffen, zulks of straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere keer, een gedeelte van een dag daaronder mede begrepen, dat [gedaagde] in gebreke blijft om daaraan te voldoen;
III althans een zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter juist acht;
IV [gedaagde] zal veroordelen in de kosten van dit geding.
4. Het geschil in reconventie
4.1. [gedaagde] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [eiseres] bij wijze van voorlopige voorziening zal veroordelen om uiterlijk drie dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot levering aan [gedaagde] van de Jacobsen Fairway maaier als vermeld in het proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2010, zulks voor straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder mede begrepen, dat [eiseres] in gebreke blijft daaraan te voldoen, een en ander met veroordeling van [eiseres] in de kosten van dit geding.
5. De beoordeling in conventie en in reconventie
Vermeerdering van eis in conventie
5.1. De door [eiseres] bij akte van eis van 1 maart 2010 ingediende vermeerdering van eis, inhoudende opheffing van het door [gedaagde] gelegde conservatoir beslag, wordt niet toegestaan, nu deze in strijd met de eisen van een goede procesorde is ingesteld. Met deze vermeerderde eis wordt immers het gehele feitencomplex ter zake van de nakoming van het onderhoudscontract, dat in de bodemprocedure aan de orde dient te komen, alsnog in kort geding voorgelegd. Dit terwijl het gelegde conservatoir beslag reeds dateert van voor het uitbrengen van de dagvaarding in dit kort geding.
Het machinepark
5.2. Tussen partijen staat vast dat [gedaagde] in het kader van het onderhoudscontract in 2005 eigenaar is geworden van de machines die zijn vermeld onder 5 van dit onderhoudscontract.
5.3. In dit kort geding vordert [eiseres] verkoop aan haar en teruglevering van deze machines. Zij voert daartoe allereerst aan dat [gedaagde] zich bij het aangaan van het onderhoudscontract in 2005 heeft verbonden om deze machines bij beëindiging van dit contract aan [eiseres] terug te leveren, zulks tegen betaling van de koopprijs voor deze machines, berekend conform het bepaalde in het onderhoudcontract, zijnde de restwaarde van 10 % van € 75.000,00 ofwel € 7.500,00. Volgens [eiseres] volgt de juistheid van haar standpunt al uit de feitelijke omstandigheden bij het aangaan van de onderhoudsovereenkomst zelf:
- dat zij tot het onderhoudscontract het onderhoud van de golfbaan zelf uitvoerde en over het daarvoor benodigde machinepark beschikte;
- dat [gedaagde] op dat moment niet beschikte over enige ervaring op het gebied van het onderhoud van golfterreinen en evenmin over de voor dit onderhoud benodigde machines;
- dat, uitgaande van de situatie ten tijde van het aangaan van het onderhoudscontract, het gevolg van een tussentijdse beëindiging of van een beëindiging na vijf jaar zou zijn geweest, dat [gedaagde] zou zijn opgescheept met een groot aantal machines waaraan zij niets meer had, en dat [eiseres] van haar kant het onderhoud van de golfbaan niet meer zelf ter hand zou kunnen nemen, zoals zij dat voorheen deed, omdat zij niet zou kunnen beschikken over de daartoe benodigde machines.
Gelet op deze feiten is het volgens [eiseres] volkomen logisch dat partijen hebben afgesproken dat de machines na het einde van het onderhoudscontract zouden worden teruggeleverd aan [eiseres]. Daarbij is een duidelijke systematiek afgesproken, zodat de overnamewaarde van de machines bij beëindiging eenvoudig zou kunnen worden bepaald. Het is echter slecht verwoord doordat leken de tekst van de afspraken hebben opgesteld.
5.4. Door [gedaagde] wordt het bestaan van deze terugleveringsplicht betwist. Volgens [gedaagde] wordt in het onderhoudscontract met geen woord over deze terugleveringsplicht gerept en zijn de in het onderhoudscontract opgenomen afschrijvingspercentages slechts gegeven van uit een onderbouwing van het financiële voorstel van [gedaagde] en om [gedaagde] schadeloos te stellen bij een tussentijdse opzegging.
5.5. De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
5.6. De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen, zoals [eiseres] en [gedaagde], leken op dit gebied, is geregeld en de vraag of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin de partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijze aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht (HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635).
5.7. Tussen partijen is niet in geschil dat het onderhoudscontract door partijen is opgesteld, zonder dat zij daarbij juridische bijstand hebben gehad.
5.8. Verder staat tussen partijen genoegzaam vast dat [eiseres] tot het sluiten van het onderhoudscontract zelf het onderhoud van de golfbaan verrichte.
5.9. [gedaagde] heeft ter zitting erkend dat zij op het moment van het aangaan van het onderhoudscontract nagenoeg geen ervaring had in het onderhoud van golfbanen en dat [eiseres] de eerste was voor wie zij het onderhoud van een golfbaan deed.
5.10. Tussen partijen staat ook vast dat de overgenomen machines speciaal geschikt zijn voor het onderhoud aan een golfbaan en dat [gedaagde] deze machines in het kader van het onderhoudscontract met [eiseres] heeft overgenomen, omdat hij nog niet over voor het onderhoud van de golfbaan geschikte machines beschikte.
5.11. Tussen partijen staat verder vast dat [gedaagde] inmiddels niet alleen het onderhoud van de golfbaan van [eiseres] verricht, maar ook het onderhoud van vier andere golfbanen en dat de door [gedaagde] van [eiseres] overgenomen machines evenzeer worden ingezet voor het onderhoud van deze vier andere golfbanen.
5.12. Ten tijde van het aangaan van het onderhoudscontract was daarvan echter nog geen sprake. Uitgaande van het feit dat [gedaagde] alleen voor [eiseres] het onderhoud van een golfbaan verrichtte, zou beëindiging van het onderhoudscontract, zowel tussentijds als na ommekomst van de afgesproken vijf jaar, tot gevolg hebben gehad dat [gedaagde] eigenaar zou zijn geworden van machines, die speciaal geschikt zijn voor het onderhoud van golfbanen, terwijl [eiseres] het onderhoud van haar golfbaan weer ter hand zou moeten nemen, zonder dat zij over de daarvoor benodigde machines zou beschikken. Tegen deze feitelijke achtergrond ten tijde van het sluiten van het onderhoudscontract, is aannemelijk dat partijen de door [eiseres] gestelde regeling hebben getroffen; waarbij de machines na beëindiging van het onderhoudscontract zouden worden teruggeleverd aan [eiseres], tegen terugbetaling van de door [gedaagde] koopsom, en waarbij op deze koopsom de door [eiseres] op grond van het onderhoudscontract reeds voor haar rekening genomen afschrijvingen in mindering zouden worden gebracht. Daarbij hadden zij toen beiden belang. Voor [eiseres] geldt dit ook nu nog, maar [gedaagde] heeft een ander belang gekregen. De door [gedaagde] voorgestane lezing dat het slechts gaat om een schadeloosstelling, omdat [gedaagde] in dat geval niet vijf jaar de tijd zou hebben gehad om haar investering groot € 75.000,00 terug te verdienen laat zich vanuit dit gewijzigde belang verklaren. Het komt de voorzieningenrechter echter bepaald niet aannemelijk voor dat partijen zouden hebben afgesproken dat [gedaagde], naast de terugontvangst een gedeelte van de koopsom van de machines, zonder boekwaardeverlies, de machines van [eiseres] zou mogen behouden.
5.13. Het opnemen van de afschrijvingspercentages en de restwaarde in het onderhoudscontract zelf wijst naar het oordeel van de voorzieningenrechter er juist op dat dit is gedaan in het kader van een essentieel onderdeel van deze overeenkomst, namelijk de bepaling van de prijs waarvoor de machines bij het einde van het onderhoudscontract aan [eiseres] dienen te worden teruggeleverd, en niet daarop dat dit slechts is gedaan teneinde het jaarlijks door [eiseres] te betalen bedrag voor het onderhoud inzichtelijk te maken.
5.14. Verder wordt in aanmerking genomen dat mevrouw [eiseres], bestuurder van [eiseres], in een besprekingsverslag van een gesprek tussen [medewerker gedaagde], namens [gedaagde], en onder anderen mevrouw [eiseres] op 26 oktober 2009 het volgende heeft opgenomen:
"Toezegging van [medewerker gedaagde]:
De machines op de bijlage van het onderhoudscontract worden ter plekke afgeleverd ([adres] te [woonplaats]), te weten het machineplein."
[gedaagde] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde], voordat haar raadsman bij brief van 26 januari 2010 dit namens haar heeft gedaan, ten opzichte van [eiseres] heeft verklaard dat het besprekingsverslag op dit punt onjuist was en het standpunt heeft ingenomen dat zij niet gehouden zou zijn tot teruglevering van de machines. Uit de brief van de zijde van [directeur van [gedaagde]], directeur van [gedaagde], aan [eiseres] van 3 december 2009 blijkt veeleer het tegendeel:
"Binnenkort zullen wij kontakt opnemen omtrent de afronding van het contract en de opleveren van het plein en het machinepark."
5.15. Voldoende aannemelijk is dan ook geworden dat partijen bij het aangaan van het onderhoudscontract in 2005 hebben afgesproken dat bij beëindiging van het onderhoudscontract de door [eiseres] aan [gedaagde] overgedragen machines weer aan [eiseres] zouden worden teruggeleverd tegen betaling van een bedrag berekend conform het bepaalde in het onderhoudcontract, zijnde de restwaarde van 10 % van € 75.000,00 ofwel € 7.500,00. De daartoe strekkende vordering van [eiseres] onder II zal dan ook worden toegewezen. De door [eiseres] gevorderde dwangsom zal daarbij worden gemaximeerd zoals te bepalen in het dictum.
5.16. Niet in geschil is dat de Jacobsen Fairway grasmaaier tot de door [gedaagde] aan [eiseres] terug te leveren machines behoort, zodat de door [gedaagde] gevorderde teruggave van deze grasmaaier zal worden geweigerd.
5.17. Nu [gedaagde] zowel in conventie als in reconventie voor het grootste deel in het ongelijk zal worden gesteld zal zij worden veroordeeld in de kosten van dit geding aan de zijde van [eiseres]:
In conventie:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht 263,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.152,89
In reconventie:
- salaris advocaat € 408,00 (factor 0,5 × tarief € 816,00)
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie
1. veroordeelt [gedaagde] om uiterlijk drie dagen na betekening van dit vonnis over te
gaan tot levering aan [eiseres] van alle machines vermeld op de bijlage onder punt 5 van het onderhoudscontract tussen partijen, zulks tegen gelijktijdige betaling van de koopprijs voor deze machines, zulks op straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder mede begrepen, dat [gedaagde] in gebreke blijft om daaraan te voldoen, met een maximum van te verbeuren dwangsommen van € 100.000,00,
2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot
op € 1.152,89,
3. wijst het meer of anders gevorderde af,
4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie
5. wijst de vordering af
6. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 408,00,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.J. Lennaerts en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. F.W. Strijker op 15 maart 2010.