ECLI:NL:RBASS:2010:BM2344

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
18 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10-61
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 18 maart 2010 uitspraak gedaan over de voortzetting van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan de veroordeelde op 15 september 2009. De rechtbank oordeelt dat, indien de maatregel thans zou worden beëindigd, de veroordeelde opnieuw overlast zou kunnen veroorzaken in de samenleving. De veroordeelde, een notoir veelpleger, heeft jarenlang ernstige overlast bezorgd en er is behoefte aan een blijvende gedragsverandering. Tot op heden is er echter nauwelijks uitvoering gegeven aan het uitgestippelde traject, wat deels te wijten is aan de aanvankelijke opstelling van de veroordeelde zelf.

De rechtbank heeft kennisgenomen van de voortgang van het traject, dat op 2 november 2009 is gestart na een stabilisatieperiode. De trajectcoördinator heeft verklaard dat de sollicitatiebrief inmiddels is verstuurd, maar dat de emotieregulatietraining nog niet is begonnen vanwege een tekort aan deelnemers. De veroordeelde heeft zich afgemeld voor de runningtherapie, wat de rechtbank betreurt. De officier van justitie heeft benadrukt dat de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive de hoofddoelstellingen van de maatregel zijn, en dat de maatschappij momenteel nog gebaat is bij de voortzetting van de maatregel.

De raadsvrouw van de veroordeelde heeft gepleit voor beëindiging van de maatregel, stellende dat er feitelijk geen programma is en dat de veroordeelde in wezen een gevangenisstraf ondergaat. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het te vroeg is om te concluderen dat de voortzetting van de maatregel niet zinvol is, gezien de recente motivatie van de veroordeelde en de inspanningen die worden geleverd om het traject voort te zetten. De rechtbank gelast daarom de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel, met de mogelijkheid voor de veroordeelde om na zes maanden een verzoek tot tussentijdse beoordeling in te dienen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19/830149-09
Raadkamernr.: 10/61
Beslissing van de meervoudige raadkamer d.d. 18 maart 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
verblijvende in de P.I. Noord, locatie de Grittenborgh te Hoogeveen, veroordeelde.
Gang van zaken
Aan veroordeelde is bij vonnis van deze rechtbank van 15 september 2009 de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (de maatregel) voor de duur van twee jaren opgelegd. Tevens is gelast dat het openbaar ministerie uiterlijk zes maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank bericht omtrent de wenselijkheid en noodzakelijkheid van de voortzetting van de maatregel.
Op 4 maart 2010 zijn ter openbare raadkamer gehoord:
- de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.B. Pieters, advocaat te Hoogeveen,
- mevrouw [betrokken functionaris], trajectcoördinator ISD, verbonden aan P.I. Noord, locatie de Grittenborgh, en
- de officier van justitie.
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken met betrekking tot de toetsing als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
Motivering
De rechtbank stelt vast dat de wettelijke formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen.
Veroordeelde is op 7 oktober 2009 opgenomen in P.I. Noord, locatie de Grittenborgh te Hoogeveen. Na een stabilisatieperiode van ongeveer een maand is hij op 2 november 2009 in het traject geplaatst.
Het heeft enige tijd geduurd voordat het traject kon worden opgestart. Het duale moment tussen de reclassering, de trajectbegeleider en veroordeelde had eerst plaats in januari 2010, volgens de reclassering omdat veroordeelde niet mee wilde werken aan het opstellen van een rapport.
Tijdens dit gesprek is een aantal afspraken gemaakt. Veroordeelde zal een sollicitatiebrief sturen naar [bedrijf] en hij zal een emotieregulatietraining gaan volgen bij het AFPN.
Veroordeelde gaf tijdens het gesprek met de reclassering tevens aan dat hij de running-therapie onder leiding van een psycholoog wilde volgen.
Ter zitting in raadkamer verklaarde veroordeelde dat het allemaal niet echt opschiet. Hij heeft weinig te doen en de organisatie is niet zoals het zou moeten. Voor de runningtherapie heeft hij zich na twee keer afgemeld omdat hij niet buiten in de sneeuw wil rennen.
Veroordeelde gaf voorts aan dat hij nog geen gesprek heeft gehad met [bedrijf] en dat hij niet naar de AFPN kan omdat hij gedetineerd zit.
[betrokken functionaris], de trajectcoördinator, verklaarde ter zitting in raadkamer desgevraagd dat de sollicitatiebrief inmiddels verstuurd is en dat de emotieregulatietraining bij het AFPN nog niet van start is gegaan in verband met het geringe aantal deelnemers. Als veroordeelde met de training gaat beginnen zou hij eventueel met de trein naar Groningen kunnen. Zij vindt het jammer dat veroordeelde is gestopt met de runningtherapie, die overigens geheel op vrijwillige basis is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van veroordeelde de hoofddoelstelling van de maatregel is en dat de maatschappij thans nog gebaat is bij voortzetting van de maatregel. Veroordeelde wilde aanvankelijk niet meewerken aan het opstellen van een rapport maar heeft uiteindelijk besloten eieren voor zijn geld te kiezen. Daardoor is het traject nog maar net van start gegaan. Het is in dit stadium dan ook prematuur om te stellen dat voortzetting van de maatregel niet zinvol is, aldus de officier van justitie.
De raadsvrouw van veroordeelde meent dat de maatregel moet worden beëindigd. Veroordeelde wil ook actief meewerken maar het is niet zinvol om de maatregel voort te zetten nu er feitelijk geen programma is. Veroordeelde heeft eigenlijk gewoon gevangenisstraf. Daarvoor is de maatregel niet bedoeld, aldus de raadsvrouw.
Naar het oordeel van de rechtbank zal veroordeelde, indien de maatregel thans zou worden beëindigd, de samenleving opnieuw overlast kunnen gaan bezorgen. Veroordeelde heeft als notoir veelpleger de maatschappij jarenlang ernstige overlast bezorgd en het is belangrijk dat een blijvende gedragsverandering tot stand gebracht wordt. Helaas is tot op heden nauwelijks uitvoering gegeven aan het uitgestippelde traject. Dit is echter niet alleen te wijten aan de organisatie. Ook de aanvankelijke opstelling van veroordeelde heeft hierin een rol gespeeld. Gelet op hetgeen in de afgelopen periode in gang is gezet en het feit dat er wordt gewerkt aan de uitvoering is het te vroeg om te constateren dat voortzetting van de maatregel geen zin heeft.
Inmiddels is veroordeelde wel gemotiveerd. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de inrichting er alles aan zal doen om aan de voorgenomen interventies met de nodige voortvarendheid invulling te geven. Alles overziende zijn er thans dan ook geen beletselen om de voorzetting van de maatregel te continueren.
De rechtbank zal daarom de voortzetting van de maatregel gelasten. De rechtbank overweegt daarbij dat veroordeelde op grond van artikel 38s tweede lid, tweede volzin Sr een verzoek tot een tussentijdse beoordeling van de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel kan doen na zes maanden na het onherroepelijk worden van deze beslissing.
Beslissing
De rechtbank gelast de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders.
Gegeven door mr. M.C. Fuhler, voorzitter, mr. H. de Wit en mr. C.P. van Gastel, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van de raadkamer op donderdag 18 maart 2010. Mr. De Wit is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.