3.3. Ausma heeft de vordering betwist en daartoe aangevoerd dat de werkzaamheden van [werknemer] bestonden uit het verkoopklaar maken van de heftrucks. Hij fungeerde daarmee vnl. in het laatste gedeelte van het productieproces. Zijn werkzaamheden bestonden o.m. uit demontage heftruck- chassisdelen, uitdeuken, schuren en plamuren, afplakken en voorbereiden, verf voorbereiden in verfhok (verdun/zeven), verfspuiten en verfrollen, schoonmaken spuit thinner, drogen verf, verven mast en bestuurdersbeschermrek, montage, showroom klaarmaken en poetsen. [werknemer] is niet meer dan vier uren per week met het eigenlijke spuitwerk bezig geweest. Niet iedere blootstelling aan oplosmiddelen is gevaarlijk voor de gezondheid zolang deze maar onder de toegestane MAC-waarde blijft. Sinds het vertrek van [werknemer] is het bedrijf van Ausma behoorlijk gegroeid en moeten er dus meer heftrucks worden gespoten dan in de tijd van [werknemer].
Het bedrijfspand van Ausma bestaat uit een kantoordeel aan de voorzijde, een werkplaats, een opslagruimte, een verfhal, een spuitcabine en een showroom. De motorenrevisie en het schadeherstel vinden plaats in de werkplaats. Iedere werkplek in de werkplaats beschikt over een afzuiginstallatie terwijl de drie grote deuren van de werkplaats meer dan zes maanden per jaar openstaan. In de naast de werkplaats bevindende opslagruimte bevindt zich een zgn. thinnerrecycleapparaat waarmee gebruikte thinner wordt gereinigd. Het apparaat kookt de thinner die via een condensatieproces in een jerrycan onder de machine wordt opgevangen. het betreft een gesloten circuit en wordt slechts eenmaal per jaar gebruikt. De spuitcabine heeft een afmeting van ongeveer 10x10x6 meter. Vanuit de opslagruimte wordt verse lucht aangezogen. De aangezogen lucht passeert eerst een voorfilter waardoor de lucht wordt gezuiverd. De beluchting geschiedt via acht openingen in het metalen ventilatiesysteem. De openingen zelf zijn van filters voorzien. Bij spuitwerkzaamheden staat de installatie altijd aan. Tegenover de beluchtingsinstallatie, tegen de andere wand, staat de uit twee delen bestaande afzuiginstallatie. De elektrische heftruck kan niet voor dieseldampen hebben gezorgd. De tankwagen kwam wel eens in de opslagruimte te staan maar dit gebeurde slechts tweemaal per jaar.
Alle medewerkers van Ausma hebben persoonlijke beschermmiddelen in gebruik waaronder een spuitmasker merk Gerson type 8211 2B medium met dubbele filters. Het gaat om een halfgelaatsmasker. Het masker zuivert via een filter de ingeademde lucht tegen organische gassen met een kookpunt van > 65 graden tot 10x de MAC-waarde, tegen fijnstof en spuitbussen met vloeistof. Het masker gaat ongeveerd 40 spuituren mee. Verder hebben werknemers de beschikking over een stofkapmasker met ventiel, een veiligheidsbril, werkschoenen, werkkleding en handschoenen. Om blootstelling aan thinner te beperken is op elke jerrycan een kraantje aangebracht. Het is juist dat in de periode dat [werknemer] bij haar werkzaam is geweest, er van twee soorten maskers gebruik is gemaakt. In de eerste periode werd gebruik gemaakt van een spuitmasker met opschroeffilter. Het masker werd langere tijd gebruikt en de filters werden regelmatig gewisseld. Nadien is Ausma overgegaan op de wegwerpmaskers van Gerson. [werknemer] droeg deze maskers globaal ongeveer 5 à 6 weken. Gezien het geringe aantal spuituren werd regelmatig van masker gewisseld. Uit de productinformatie blijkt dat vervanging van de filters pas noodzakelijk was als de maskers langer dan 40 spuituren worden gebruikt. De reden dat Ausma wel eens weigerde aan [werknemer] een nieuw masker ter beschikking te stellen, was gelegen in het buitensporig gebruik van de maskers door [werknemer].
Ausma is van mening dat [werknemer] niet heeft aangetoond dat er sprake is van een chronische toxische encephalopathie, verder te noemen CTE. Ausma verwijst daartoe naar de door haar overgelegde verklaringen van de medisch adviseur van Delta Lloyd. Blootstelling aan uitlaatgassen kan geen oorzaak van de gestelde aandoening zijn na daarvoor blootstelling aan oplosmiddelen noodzakelijk is. De door [werknemer] overgelegde informatie is onvoldoende. Ook gegevens over de werkomstandigheden bij vorige werkgevers moeten worden overgelegd.
Indien komt vast te staan dat [werknemer] een CTE heeft, zal hij moeten aantonen dat de oorzaak daarvan is gelegen in de werkomstandigheden bij Ausma. Ausma betwist dat daarvan sprake is geweest. Ausma voert verder aan dat niet is onderbouwd dat de bij [werknemer] geconstateerde klachten door de werkomstandigheden kunnen zijn veroorzaakt. Van aansprakelijkheid van Ausma kan dus geen sprake zijn. Indien toch zowel de aandoening als het causale verband tussen de door [werknemer] gestelde klachten en de bij Ausma verrichte werkzaamheden bewezen worden geacht, kan Ausma aantonen dat de zorgplicht is nagekomen. Zij verwijst naar hetgeen zij dienaangaande heeft gesteld.
Aangaande de grondslag van de vordering voert Ausma aan dat art. 7: 611 een zeer ruime, algemene norm bevat waarin geconcretiseerd wordt wat in de verhouding tussen werkgever en werknemer de redelijkheid en billijkheid inhoudt. Art. 7: 658 BW geeft vervolgens een concretere norm voor de veiligheid van de werknemers. De verhouding tussen beide artikelen is die van lex generalis - lex specialis. Art. 7: 611 BW heeft alleen zelfstandige betekenis in kwesties die buiten het bereik van art. 7: 658 BW vallen. Een eventuele toepasselijkheid van art. 7: 611 BW heeft gevolgen voor de bewijslastverdeling.