ECLI:NL:RBASS:2010:BM4609

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
16 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
270955 \ CV EXPL 09-6801
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gerechtelijke erkentenis en premiebetaling in autoverzekeringsovereenkomst

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Assen op 16 maart 2010, stond de vraag centraal of gedaagde een autoverzekering had afgesloten bij Unigarant Verzekeringen N.V. De gedaagde, die in persoon procedeerde, had op de rolzitting van 1 december 2009 erkend dat hij een verzekering had afgesloten voor zijn Mercedes en dat hij premies verschuldigd was. Deze erkenning werd door de kantonrechter als een gerechtelijke erkentenis aangemerkt, wat betekent dat de gedaagde deze erkenning slechts kon herroepen indien hij kon aantonen dat deze onder dwaling of niet in vrijheid was afgelegd.

De feiten wezen uit dat de gedaagde de Mercedes op of omstreeks 7 juli 2007 had verzekerd onder polisnummer [XYZ]. Op 30 oktober 2007 werd het kentekenbewijs ongeldig verklaard omdat de auto buiten Nederland was gebracht. Unigarant vorderde betaling van € 527,76 aan achterstallige premies en bijkomende kosten, maar de gedaagde betwistte de verzekeringsovereenkomst en stelde dat hij nooit een verzekering bij Unigarant had afgesloten.

De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn stelling dat hij de verzekering niet had afgesloten. De rechter concludeerde dat de gedaagde tot 30 oktober 2007 premie verschuldigd was en dat de door Unigarant gevorderde bedragen, inclusief rente, toewijsbaar waren. De kantonrechter wees de vordering van Unigarant grotendeels toe, met uitzondering van de gevorderde incassokosten, die als niet voldoende onderbouwd werden afgewezen. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Dit vonnis benadrukt het belang van gerechtelijke erkentenissen en de gevolgen daarvan in civiele procedures, evenals de noodzaak voor gedaagden om hun stellingen adequaat te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
Locatie Assen
zaak-/rolnummer: 270955 \ CV EXPL 09-6801
vonnis van de kantonrechter van 16 maart 2010
in de zaak van
de naamloze vennootschap Unigarant Verzekeringen N.V.,
hierna te noemen: Unigarant,
gevestigd te Hoogeveen,
eisende partij,
gemachtigde: LAVG (Land. Ass. v. Gerechtsdeurwaarder),
tegen
[Gedaagde],
hierna te noemen: [gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde partij,
procederende in persoon.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding van 4 november 2009 met producties;
de conclusie van antwoord met een productie;
de nadere toelichtingen van partijen.
De vaststaande feiten
De kantonrechter gaat uit van de volgende feiten, die vaststaan omdat ze niet of niet voldoende zijn betwist en/of blijken uit de in zoverre onweersproken gelaten inhoud van de overgelegde producties.
2.1 [gedaagde] heeft in juli 2007 een Mercedes met kentekennummer [XXX] gekocht, met de bedoeling die auto zo snel mogelijk te exporteren en op naam van zijn broer te zetten. [gedaagde] is in juli 2007 op een kantoor van de ANWB geweest om een offerte aan te vragen voor de verzekering van die auto.
2.2 Unigarant heeft de Mercedes op of omstreeks 7 juli 2007 onder polisnummer [XYZ] verzekerd.
2.3 Op 30 oktober 2007 heeft de RDW op verzoek van [gedaagde] het kentekenbewijs ongeldig verklaard omdat de Mercedes voorgoed buiten Nederland was gebracht.
2.4 Unigarant heeft [gedaagde] tot 7 juli 2008 in totaal € 798,14 aan premies in rekening gebracht. [gedaagde] heeft deze, ook na sommatie, niet voldaan. Op 28 juli 2008 heeft hij aan de gemachtigde van Unigarant gemaild dat hij geen autoverzekering heeft afgesloten voor de Mercedes. [gedaagde] geeft in die email aan dat hij de Mercedes begin juli voor zijn broer heeft aangeschaft zodat de auto zonder 'douanerompslomp' naar Frankrijk kon, dat de ANWB hem had meegedeeld dat het niet mogelijk was om een auto te verzekeren die niet meer in Nederland zou rijden, dat zijn broer de Mercedes mee naar Frankrijk heeft genomen, dat het overschrijven van de auto op diens naam en de registratie in Frankrijk lang op zich lieten wachten en dat hij na ontvangst van het overschrijvingsbericht een vrijwaringsbewijs van het RDW heeft gekregen. Naar aanleiding hiervan heeft Unigarant de premie die betrekking had op de periode vanaf 30 oktober 2007, te weten € 514,35, op het openstaande bedrag in mindering gebracht.
2.5 [gedaagde] is op 3 september 2008 door LAVG gerechtsdeurwaarders (LAVG) gesommeerd om een bedrag van € 482,28 aan premies en kosten te voldoen. Het bedrag van € 514,35 was daarin aldus LAVG reeds verrekend. Op 23 juni 2009 heeft Bos Incasso [gedaagde] gesommeerd om haar € 125,16 te betalen. Op 1 juli 2009 berichtte LAVG dat [gedaagde] aan haar nog € 533,57 moet over maken.
2.6 [gedaagde] heeft tot op heden geen betalingen aan Unigarant en haar incassogemachtigden gedaan.
3. De vordering en het verweer
3.1 Unigarant vordert dat [gedaagde] bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan haar te betalen € 527,76 (waarvan € 283,79 aan achterstallige premies, € 150,00 aan incassoprovisie, € 28,50 aan BTW over de incassoprovisie en € 65,47 aan rente vanaf 9 april 2008 tot en met 6 oktober 2009), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2009 over een bedrag van € 283,79, een en ander een bedrag ad € 5.000,00 niet te bovengaande, alsmede in de kosten van deze procedure.
3.2 Unigarant legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op 7 juli 2007 een autoverzekering bij haar heeft afgesloten en ondanks sommatie verzuimt de premie tot 30 oktober 2007 te voldoen.
3.3 [gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Hierop zal voor zover van belang bij de beoordeling nader worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 Kernvraag is of [gedaagde] een autoverzekering heeft afgesloten met Unigarant of niet.
Indien dat wel het geval is, is hij tot 30 oktober 2007 de door Unigarant gevorderde premie verschuldigd. [gedaagde] heeft namelijk niet aangevoerd dat hij de verzekering tegen een eerder tijdstip heeft opgezegd.
4.2 Unigarant heeft gesteld dat zij op of omstreeks 7 juli 2007 met [gedaagde] een verzekeringsovereenkomst heeft gesloten voor zijn Mercedes. Ter gelegenheid van de rolzitting op 1 december 2009 heeft [gedaagde] dit bevestigd. Tijdens die zitting heeft hij namelijk het volgende verklaard:.
"De vordering klopt niet. Ik heb wel een verzekering afgesloten voor mijn Mercedes met het kenteken [XXX] voor de duur van drie maanden, tenminste zolang ik de auto in mijn bezit had. Met ingang van 30 oktober 2007 is mijn auto niet meer in mijn bezit, tot die tijd ben ik premie verschuldigd en daarna niet meer. Ik zou rond de € 80,00 per maand betalen. Ik leg hierbij de brief van de RDW over waaruit blijkt dat ik de auto vanaf 30 oktober 2007 niet meer in mijn bezit heb."
In zijn conclusie van dupliek is [gedaagde] hierop teruggekomen. Hij stelt daarin dat hij nimmer een autoverzekering bij Unigarant heeft afgesloten, dat die naam hem totaal onbekend is en dat de ANWB per abuis een offerteaanvraag heeft geïnterpreteerd als een instap voor een contractsverplichting. [gedaagde] legt uit dat hij eerder een auto bij de ANWB verzekerd heeft gehad en dat hij daarom op 1 december 2009 heeft verklaard de maandelijkse premie te hebben betaald. Dat is, zoals hem na de zitting bleek, een vergissing geweest. [gedaagde] voert aan dat de situatie op 1 december 2009 voor hem zeer beladen was door tragische gebeurtenissen in zijn familiekring.
4.3 Artikel 154 Rv bepaalt dat ingeval een partij in een geding uitdrukkelijk de waarheid van een of meer stellingen van de wederpartij erkent, hij die erkentenis slechts kan herroepen indien aannemelijk is dat deze door dwaling of niet in vrijheid is afgelegd. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] op de rolzitting van 1 december 2009 gaaf en onvoorwaardelijk heeft erkend dat hij tot 30 oktober 2007 een autoverzekering had bij Unigarant en aan haar premies verschuldigd is. Zij merkt dit aan als een gerechtelijke erkentenis als in het genoemde artikel is bedoeld. Hetgeen [gedaagde] in zijn conclusie van dupliek als redenen voor zijn rectificatie heeft aangevoerd is, hoe problematisch zijn persoonlijke omstandigheden ook zijn, onvoldoende om te concluderen dat sprake is geweest van dwaling. De verklaring die [gedaagde] tijdens die zitting heeft afgelegd is namelijk dermate specifiek en in lijn met de feitelijke gang van zaken zoals hij die later in zijn conclusie van dupliek schetst, dat de kantonrechter voorbijgaat aan zijn stelling dat sprake is geweest van een misverstand omdat hij zich onvoldoende op de zaak had kunnen voorbereiden. Het enige punt waarop [gedaagde] na de rolzitting op 1 december 2009 is teruggekomen, betreft het aangaan van de verzekeringsovereenkomst. Bovendien kan de kantonrechter [gedaagde] niet volgen, waar hij stelt dat hij ter zitting bij vergissing heeft verklaard de maandelijkse premie te hebben betaald. Uit de conclusie van antwoord blijkt in het geheel niet dat [gedaagde] heeft verklaard betalingen te hebben gedaan.
4.4 De kantonrechter moet de waarheid van de stellingen die gerechtelijk zijn erkend als vaststaand aannemen. Voor het geven van een bewijsopdracht is dan ook geen ruimte meer.
Nu de hoogte van het openstaande premiebedrag als zodanig niet door [gedaagde] wordt betwist, zal de kantonrechter dit deel van Unigarants vordering toewijzen. De (niet betwiste) rentevorderingen zullen eveneens worden toegekend.
4.5 Unigarant vordert € 178,50 aan incassoprovisie inclusief BTW. Wil er sprake zijn van afzonderlijk voor vergoeding in aanmerking komende kosten, dan het zal moeten gaan om verrichtingen die meer omvatten dan (herhaalde) aanmaningen, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Nu niet is gebleken dat Unigarants gemachtigde werkzaamheden heeft verricht die meer omvatten dan voornoemde werkzaamheden, zal de gevorderde incassoprovisie worden afgewezen.
4.6 [gedaagde] zal als grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De kantonrechter:
1. veroordeelt [gedaagde] om aan Unigarant te betalen € 349,26 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 283,79 vanaf 7 oktober 2009 tot aan de dag van volledige betaling, een en ander een bedrag ad € 5.000,00 niet te bovengaande;
2. veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van Unigarant begroot op € 85,98 aan dagvaardingskosten, € 158,00 aan vast recht en € 120,00 aan salaris gemachtigde;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.E. van Rossum en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2010.
typ/conc: 201/MEvR
coll: