ECLI:NL:RBASS:2010:BM9418

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
29 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830222-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door alcoholgebruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 27 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die als bestuurder van een personenauto betrokken was bij een ernstig verkeersongeval op 25 augustus 2009 te Klazienaveen. De verdachte had na het voetballen alcohol gedronken en veroorzaakte een aan zijn schuld te wijten ongeval, waarbij de heer [slachtoffer] om het leven kwam. Het ademalcoholgehalte van de verdachte was bijna tweemaal het wettelijk toegestane maximum. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos en onvoorzichtig heeft gereden, waardoor hij met zijn auto tegen de achterkant van de fiets van het slachtoffer is gereden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor de nabestaanden meegewogen in de strafmaat.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 3 jaren. Daarnaast is er een taakstraf van 240 uren opgelegd, met de waarschuwing dat bij niet-naleving vervangende hechtenis kan worden toegepast. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en dat hij na het ongeval contact heeft opgenomen met de nabestaanden van het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, waarbij de verdachte is aangeklaagd voor het veroorzaken van een dodelijk ongeval onder invloed van alcohol.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830222-09
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 27 april 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboortedatum]1984,
wonende Klazienaveen [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 13 april 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr R.J.J. Bosma, advocaat te Spier.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 25 augustus 2009, te Klazienaveen, althans in de gemeente
Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, het Scholtenskanaal OZ, zich
zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig en/of onoplettend, genoemde weg te berijden, terwijl hij,
verdachte, onder invloed van alcohol verkeerde en/of onvoldoende afstand heeft
gehouden van en/of onvoldoende is uitgeweken voor een voor hem rijdende
bestuurder van een fiets, tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem
bestuurde motorrijtuig tegen de achterkant van die fiets is gereden, waardoor
de bestuurder van die fiets [slachtoffer] werd gedood,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8,
eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 1 Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
art 8 lid 2 ahf/ond b Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 25 augustus 2009, te Klazienaveen, althans in de gemeente
Emmen, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft
bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte
van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef
en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 435 microgram, in elk geval hoger dan
220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
art 8 lid 2 ahf/ond a Wegenverkeerswet 1994
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. E.H.G. Kwakman acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
* 12 maanden gevangenisstraf, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van
2 jaren en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht;
* 3 jaren ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Opgave van bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aanrijding1, inhoudende de bevindingen van verbalisanten;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, BVH-nummer: 2009036130, inhoudende de verklaring van verbalisanten;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal met betrekking tot ademanalyse2;
- een ademanalyseformulier nr. 0908250003;
- een verslag van de gemeentelijke lijkschouwer;
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 25 augustus 2009, in de gemeente Emmen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, het Scholtenskanaal OZ, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend, genoemde weg te berijden, terwijl hij, verdachte, onder invloed van alcohol verkeerde en
onvoldoende is uitgeweken voor een voor hem rijdende bestuurder van een fiets, tengevolge waarvan hij, verdachte, met het door hem bestuurde motorrijtuig tegen de achterkant van die fiets is gereden, waardoor de bestuurder van die fiets [slachtoffer] werd gedood,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op 25 augustus 2009, in de gemeente Emmen, als bestuurder van een voertuig, personenauto, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 435 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl degene die aan dat feit schuldig is verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van deze wet,
strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994;
onder 2: Overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a. van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 176 van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking, de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, alsmede de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 31 maart 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Verdachte heeft als bestuurder van een personenauto, een aan zijn schuld te wijten zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt, ten gevolge waarvan de heer [slachtoffer] werd gedood. Verdachte reed, terwijl hij van tevoren na het voetballen alcohol had gedronken, met zijn auto tegen de achterkant van de fiets van de heer [slachtoffer]die voor hem over dezelfde weg reed. Het ademalcoholgehalte van verdachte bedroeg na onderzoek bijna tweemaal het wettelijk toegestane maximum. De rechtbank rekent het onder invloed van alcohol veroorzaken van een fataal ongeval verdachte zwaar aan. De dood van de heer [slachtoffer] heeft onherstelbaar leed berokkend bij diens nabestaanden. De rechtbank neemt in aanmerking dat verdachte na het ongeval contact heeft opgenomen met nabestaanden van het slachtoffer.
De rechtbank is van oordeel dat in dit geval een taakstraf, in de vorm van een werkstraf, voor de maximale duur, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opgelegd dient te worden. Daarnaast acht de rechtbank een langdurige ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen aangewezen, gelet op het belang van de verkeersveiligheid die door de verdachte in hoge mate in gevaar is gebracht.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 22c, 22d, 55 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Daarnaast heeft de rechtbank gelet op de artikelen van 164, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot:
- een taakstraf bestaande uit 240 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering doorgebrachte dagen;
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank beveelt, dat deze voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank veroordeelt de verdachte ten aanzien van feit 1 tevens tot:
- een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren. De rechtbank bepaalt, dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip waarop deze bijkomende straf ingaat, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van deze bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.M.J Rooijakkers, voorzitter, en mr. C.P. van Gastel en mr. B.I. Klaassens, rechters in tegenwoordigheid van J. Hoogeveen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 27 april 2010.
1 op pagina 10ev van het proces-verbaal van politie Drenthe, registratienr: 2009036130 (het pv)
2 op pagina 24ev van het pv
3 op pagina 26A van het pv