ECLI:NL:RBASS:2010:BN4807
Rechtbank Assen
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.C.D. Boon-Niks
- Rechtspraak.nl
Eindvonnis in een verstekzaak over onredelijk bezwarend beding in algemene voorwaarden met betrekking tot creditcardgebruik
In deze zaak heeft de kantonrechter op 20 juli 2010 uitspraak gedaan in een verstekzaak tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INTERNATIONAL CARD SERVICES B.V. (hierna: eiseres) en een consument (hierna: gedaagde). De procedure volgde op een tussenvonnis van 27 april 2010, waarin eiseres werd uitgenodigd om haar vordering verder toe te lichten. Eiseres had een vordering ingesteld met betrekking tot een boete voor het niet retourneren van een creditcard en de betaling van een hoofdsom en rente. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van de boete beoordeeld in het licht van de onredelijke bezwarendheid van het beding, zoals bedoeld in de artikelen 6:236 en 6:237 BW, en de Richtlijn 93/13/EEG.
De kantonrechter oordeelde dat het boetebeding onredelijk bezwarend was, omdat er geen limiet aan de hoogte van de boete was gesteld. Dit leidde tot de conclusie dat het beding niet in redelijke verhouding stond tot het mogelijke nadeel dat eiseres zou lijden. De kantonrechter heeft het boetebeding op grond van artikel 3:40 jo. 6:233 onder a BW als nietig verklaard. De vordering tot afgifte van de creditcard werd toegewezen, met een dwangsom van € 25,00 per dag voor elke dag dat gedaagde in gebreke bleef, met een maximum van € 1.000,00.
Daarnaast werd de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten afgewezen, omdat de Wet op het Consumentenkrediet (WCK) niet toestaat dat er andere vergoedingen in rekening worden gebracht dan die in artikel 34 WCK zijn genoemd. Gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, met een specificatie van de kosten die aan eiseres zijn toegewezen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.