ECLI:NL:RBASS:2010:BO0995

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
13 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
266923 CV EXPL 09-4580
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M.H. Pauw
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koop woning: Non-conformiteit, dwaling, klachtplicht koper, onderzoeksplicht en mededelingsplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Assen op 13 oktober 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een koper en verkoper van een woning. De koper, vertegenwoordigd door mr. F. Huisman, had de verkoper, vertegenwoordigd door mr. S. Springer, aangeklaagd wegens non-conformiteit van de geleverde woning. De koper stelde dat de woning gebreken vertoonde die de verkoper had moeten melden, waaronder lekkages. De rechtbank oordeelde dat de koper onvoldoende bewijs had geleverd dat de verkoper op de hoogte was van deze gebreken ten tijde van de verkoop. De kantonrechter benadrukte dat de koper zelf onderzoek had moeten doen naar de staat van de woning, vooral gezien de leeftijd van het pand. De rechtbank concludeerde dat de koper niet kon stellen dat de woning niet aan de overeenkomst voldeed, omdat hij zelf niet had voldaan aan zijn onderzoeksplicht. De vordering van de koper werd afgewezen en hij werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de verkoper, die op € 600,- werd begroot. Dit vonnis bevestigt de verantwoordelijkheid van de koper om bij twijfel zelf onderzoek te doen en dat de verkoper niet aansprakelijk kan worden gesteld voor gebreken die de koper had kunnen ontdekken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector kanton
Locatie Emmen
zaaknummer 266923 CV EXPL 09-4580
uitspraak van 13 oktober 2010
in de zaak van
[Eisers],
wonende te [adres],
eisende partijen,
gemachtigde: mr. F. Huisman (DAS),
tegen
[Gedaagden],
wonende te [adres],
gedaagde partijen,
gemachtigde: mr. S. Springer.
Partijen worden hierna in enkelvoud [koper] en [verkoper] genoemd.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
1.2 het tussenvonnis van 17 maart 2010;
1.3 de comparitie van partijen van 17 augustus 2010;
1.4 de akte na comparitie van 1 september 2010;
1.5 de antwoordakte na comparitie van 15 september 2010.
2. De vaststaande feiten
2.1 Aan de hand van de beschikbare gedingstukken en het verhandelde op de comparitie van partijen acht de kantonrechter, als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, in het bijzonder het volgende voor de beoordeling van het geschil van belang.
2.2 [koper] heeft van [verkoper] krachtens koopovereenkomst van 14 juni 2008 gekocht de in 1988 gebouwde en door [verkoper] per 1 april 2004 betrokken woning, staande en gelegen aan [adres]. Voorafgaande aan de koop heeft [koper] op 9 juni 2008 een bouwkundig onderzoek uit laten voeren door de heer [X]. De overdracht van de woning heeft plaatsgevonden op 29 augustus 2008, nadat [koper] al op of omstreeks 21 augustus 2008 de sleutel daarvan had ontvangen. [dhr. Y.] van Afwerking- en schilderbedrijf [Y], is blijkens zijn schriftelijke verklaring van 3 januari 2010 eind augustus 2008 een paar dagen in de woning aan het werk geweest. In dat verband heeft hij aangegeven dat hem bij binnenkomst opviel dat in de keuken plekken in het plafond zaten die er zijns inziens uitzagen als een soort oude lekkageplek, dat de structuur anders was en dat er recent overheen was geschilderd.
2.3 Bij brief van 19 september 2008 heeft [koper] [verkoper] onder meer het volgende te kennen gegeven: (…) Er is toen volmondig beweerd door uw makelaar, dat er lekkage is geweest maar dat er recentelijk geheel nieuwe dakbedekking was aangebracht. Tijdens deze uitspraak van de [verkopend makelaar] was u ook aanwezig en u heeft hem toen niet gecorrigeerd of tegengesproken. Ik voel mij misleid door deze uitspraak, gezien de forse lekkage op dezelfde plek en ook dat door Dakservice [Z] geconstateerd is dat er absoluut geen nieuwe dakbedekking is aangebracht op de uitbouw grenzend aan de zogenaamde “kinderkamer” . Het dak is juist in erg slechte staat. De aanneemsom voor het herstellen van dit “verborgen gebrek” is begroot op € 892,50 inclusief 19% BTW. Ik stel u in de gelegenheid om uiterlijk woensdag 24 september 2008 voor 17.00 uur aan uw verplichtingen te voldoen. (…) Bij brief van 25 september 2008 heeft [verkoper] de stellingen van [koper] bestreden en iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen. Ter onderbouwing van zijn stellingen heeft [koper] een schriftelijke verklaring van [X] voornoemd van 27 oktober 2008 overgelegd waarin onder meer het volgende is verklaard: (…) Tijdens de inspectie, waarbij de verkopende makelaar ons de gehele tijd begeleide, kwamen een aantal aandachtspunten naar voren. Een van deze punten was o.a. een schijnbare lekkage aan het platte dak bij de uitbouw aan de woonkamer (Veranda). Vervolgens werd door de [verkopend makelaar] aangegeven dat deze lekkage was verholpen. Er zou nieuwe dakbedekking aangebracht zijn. Dit heb ik ter kennisgeving aangenomen en heb vervolgens van verdere inspectie afgezien. (…) Dat dit platte dak nu toch op de destijds aangegeven locatie lekkage vertoont is uiterst merkwaardig Het dak blijkt niet van nieuwe dakbedekking te zijn voorzien en mijns inziens zijn wij hierin dus misleid. Ter weerlegging van dat wat [koper] en [X] hebben gesteld, heeft [verkoper] een verklaring van de verkopend makelaar ingebracht. Daarin is onder meer het volgende door [de verkopend makelaar] verklaard: (…) Bij het bouwtechnisch onderzoek (wat ruim anderhalf uur duurde) is er melding gemaakt van een beter af te werken dorpel van de schuifpui. Dit is gelijk door dhr. [verkoper] opgenomen en heeft dit laten herstellen. Hiermee was de kous af. Nu wordt er gesuggereerd dat er gesproken is over nieuwe dakbedekking? Is niet aan de orde geweest tijdens de bouwkundige keuring Ik verklaar hierbij dan ook stellig dat er door mij of dhr. en/of mevr. [verkoper] nooit is aangegeven dat er nieuwe dakbedekking is aangebracht op de overkapping van het overdekte terras.
2.4 De gemachtigde van [koper] heeft [verkoper] aangeschreven bij brief van 19 november 2008, in welk verband [verkoper] aansprakelijk is gesteld voor de door [koper] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het beweerdelijk toerekenbaar tekortgeschoten zijn van [verkoper] in de nakoming van zijn verplichtingen door het gebrek aan het dak te verzwijgen, althans [koper] een onjuiste voorstelling van zaken voor te spiegelen door uitdrukkelijk te stellen dat het gebrek middels een dakvernieuwing volledig was verholpen. Bij de e-mail van 23 november 2008 heeft [verkoper] daarop gereageerd en wederom iedere aansprakelijkheid van de hand gewezen. De gemachtigde van [koper] heeft daar bij brief van 27 november 2008 op gereageerd en daarbij gepersisteerd bij het eerder ingenomen standpunt. Kort daarna heeft de gemachtigde van [koper] [verkoper] bij brief van 1 december 2008 in kennis gesteld van een tweede lekkage, naast de eerder geconstateerde en inmiddels verholpen lekkage ter hoogte van het platte dak, namelijk lekkage ter hoogte van de keuken. In dat verband is [verkoper] ook voor de gevolgen van die lekkage aansprakelijk gesteld en is aangegeven dat een expertisebureau zou worden ingeschakeld om de aard en de omvang van de lekkage te onderzoeken. De gemachtigde van [verkoper] heeft bij brief van 16 december 2008 iedere aansprakelijkheid afgewezen. Op 13 januari 2009 heeft het [Z] Expertisebureau BV de expertise uitgevoerd. [verkoper] heeft de uitnodiging om daarbij aanwezig te zijn gemotiveerd nadrukkelijk van de hand gewezen.
2.5 Blijkens het expertiserapport van 19 maart 2009 van voormeld bureau is het onderzoek gericht geweest op de vraag of de onroerende zaak de feitelijke eigenschappen bezit die voor normaal gebruik nodig zijn (conformiteitseis). Tijdens het onderzoek is op de begane grond geconstateerd dat op het plafond van de keuken ter plaatse van de bovenkastjes duidelijk bruine vlekken zichtbaar waren en dat er daarnaast een laagje water zichtbaar was in de glazen lampenkap welke aan het plafond bevestigd is. Voorts is op de 1e verdieping geconstateerd dat op de wand van de badkamer die grenst aan de overloopzijde, de stuclaag, die aan de buitenzijde was aangebracht, onderin plaatselijk is gaan onthechten. Daarbij is aangegeven dat ter plaatse van de onderzijde van de douchebak (plafond keuken) vanaf de begane grond in de keuken de lekkagesporen zichtbaar zijn en dat de structuur in de plafondafwerking in de keuken afwijkt op de plaats van de lekkagesporen.
2.6 Geconcludeerd is dat de riolering van de badkamer zich onder de verhoogde vloer bevindt, dat daar de vuilwaterafvoer defect is geraakt en vuil water terecht is gekomen in de ruimte tussen de constructieve vloer en de badkamervloer, dat deze plek niet zichtbaar is en de lekkage daarom lange tijd onopgemerkt is gebleven, dat vuil water geruime tijd in de aangrenzende wand (overloopzijde) getrokken is met de schade (plaatselijk onthechten wandafwerking) als gevolg, dat de sporen van de lekkage pas zichtbaar worden als het lekwater door de vloer is gedrongen en aan de onderzijde van de vloer uitvloeit, dat de tijd die ligt tussen het defect raken van de afvoer en het moment dat dit gebrek zichtbaar wordt veelal een aantal maanden bedraagt. Voorts is geconcludeerd dat de gebreken niet van dien aard zijn dat redelijkerwijs gesteld moet worden dat de woning niet geschikt is voor normale bewoning.
2.7 Namens [A] Installatietechniek is op 1 april 2009 schriftelijk het volgende verklaard: Na de douche bak te hebben weggehaald bleek er al geruime tijd een lekkage aanwezig te zijn. De afvoer (sifon) van de douchebak, de gehele vloer en ondersteuning (Ytong blokken) van de bak waren verzadigd met water. Deze lekkage is veroorzaakt door een niet goed afdichtende knelverbinding van de sifon. Vervolgens heeft [B] Installatietechniek blijkens de daarvan opgemaakte factuur op 15 april 2009 de lekkage onderzocht, op 16 april 2009 alle kitnaden in de badkamer vervangen en op 23 april 2009, toen daarmee de lekkage nog niet verholpen bleek te zijn en nader onderzoek uitwees dat de douchebak de lekkage veroorzaakte, de lekkage verholpen door de douchebak te demonteren en weer te monteren en de kitnaden te herstellen.
3. De verdere beoordeling
3.1 In de dagvaarding heeft [koper] zich op het standpunt gesteld dat hij niet conform de koopovereenkomst geleverd heeft gekregen en dat, waar de woning meerdere gebreken vertoont die bekend waren voor [verkoper], maar welke gebreken niet zijn genoemd ten tijde van dan wel voorafgaande aan de verkoop van de woning aan [koper], [verkoper] zijn mededelingsplicht ten aanzien van deze gebreken heeft geschonden. Waar [verkoper] zich in dit verband op het standpunt stelt dat, nu [koper] een beroep heeft gedaan op artikel 7:17 (non-conformiteit) van het Burgerlijk Wetboek (BW) en het door [koper] ingeroepen rechtsgevolg niet volgt uit het beroep op dwaling, er geen ruimte is om conform artikel 25 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de door [koper] aangevoerde stellingen ook een beroep op dwaling te lezen, wordt opgemerkt dat, naast het feit dat een eiser bevoegd is zijn eis of de gronden daarvan te veranderen zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen, de beschikbare gedingstukken dit beroep ook overigens rechtvaardigen. Daaruit is immers genoegzaam op te maken dat de vordering van [koper] mede is gebaseerd op de stelling dat [verkoper] ten onrechte heeft gezwegen dan wel heeft gelogen over de in het geding zijnde gebreken (in elk geval waar het gaat om de lekkage van het platte dak) en dat indien [koper] had geweten wat [verkoper] wist, [koper] de koopovereenkomst niet, althans niet onder dezelfde voorwaarden had gesloten. Van belang in dit verband is dat als aan de geleverde woning een gebrek blijkt te kleven waarop [koper] niet bedacht had hoeven te zijn en waardoor de geleverde woning niet beantwoordt aan de overeenkomst, er sprake is van non-conformiteit. En in geval van non-conformiteit kan [koper] in beginsel diverse rechtsvorderingen tegen [verkoper] instellen. Hij kan schadevergoeding vorderen en/of de koopovereenkomst (gedeeltelijk) ontbinden. Daarnaast kan [koper], als sprake is van dwaling, op grond van dwaling tot vernietiging van de koopovereenkomst overgaan of een vordering tot opheffing van zijn nadeel instellen.
3.2 Overgaande tot de inhoudelijke beoordeling van het geschil stelt de kantonrechter al meteen vast dat partijen bij het sluiten van de koop gebruik hebben gemaakt van de NVM-koopakte. In deze model-overeenkomst is voor wat betreft de conformiteit afgeweken van het bepaalde in artikel 7:17 BW, hetgeen in beginsel geoorloofd is aangezien artikel 7:17 BW regelend recht behelst. In artikel 5.1 van de NVM-koopakte is het risico van alle gebreken (dus zowel zichtbare als onzichtbare) uitdrukkelijk bij de koper gelegd. Artikel 5.3 behelst evenwel een belangrijke uitzondering op deze regel: de verkoper geeft aan de koper de garantie dat de geleverde zaak de eigenschappen zal bezitten die voor het normaal gebruik daarvan nodig zijn. Volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv draagt de koper de stelplicht en de bewijslast ten aanzien van de non-conformiteit. De koper zal dus moeten stellen en zo nodig bewijzen dat de aan hem geleverde zaak niet aan de koopovereenkomst beantwoordt en dat hij als gevolg van deze tekortkoming schade heeft geleden. Voor toewijzing van een (op artikel 6:74 BW gebaseerde) vordering tot schadevergoeding is overigens tevens nodig dat de non-conformiteit aan de verkoper kan worden toegerekend. Was [verkoper] ten tijde van de koop bekend met de twee nadien gemelde lekkages, dan zal in beginsel een mededelingsplicht op hem hebben gerust, althans als hij heeft kunnen weten of vermoeden dat [koper] die gebreken niet kende. In dat geval zal de non-conformiteit krachtens schuld aan [verkoper] kunnen worden toegerekend, althans aangenomen dat hij [koper] niet (juist en/of volledig) voorafgaande aan de koop over die lekkages heeft geïnformeerd en hij dat wel had behoren te doen. Allereerst zal dan ook de vraag moeten worden beantwoord of er ten tijde van het bouwkundig onderzoek en het sluiten van de koopovereenkomst sprake was van gebreken die aan een normaal gebruik van de woning in de weg stonden en die [koper] niet kende en waarvan dus mededeling had moeten worden gedaan door [verkoper].
3.3 Afgezien van de vraag of zich (gezien de blijkens de gegevens van het KNMI geringe regenval) in de periode vanaf het moment dat [koper] de woning in gebruik heeft kunnen nemen tot zijn melding in de brief van 19 september 2008 van een forse lekkage, überhaupt enige lekkage kan hebben voorgedaan ter hoogte van de uitbouw aan de woonkamer, wordt vastgesteld dat waar [koper] de stelplicht en de bewijslast draagt tot in dit stadium van de procedure niet ten minste aannemelijk heeft gemaakt dat het ook daadwerkelijk heeft gelekt, laat staan dat er forse lekkage is geweest na het bouwkundig onderzoek door [X] in juni 2008. Opgemerkt wordt dat [koper] in dit verband niet meer heeft gesteld dan dat uit de door hem overgelegde factuur blijkt dat wel degelijk werkzaamheden aan het dak dienden te worden verricht en dat er derhalve sprake was van een gebrek. Dat er werkzaamheden aan het dak van de uitbouw dienden te worden verricht zegt op zichzelf nog niet dat er ten tijde van het bouwkundig onderzoek door [X] en bij het sluiten van de koopovereenkomst sprake was van een gebrek waarvan [verkoper] mededeling had moeten doen, te meer nu niet is gebleken dat dit gebrek vóór het verrichten van bedoelde werkzaamheden het normale gebruik als woning verhinderde. Daarbij komt dan nog dat, mede gezien het bouwjaar van de woning, zo het al niet geacht kan worden een feit van algemene bekendheid te zijn dat de houdbaarheid van de dakbedekking van een plat dak beperkt is (doorgaans 15 à 20 jaar), dit gegeven dan toch in elk geval een deskundige als [X] aanleiding had moeten geven de staat van het platte dak aan een eigen onderzoek te onderwerpen, zeker als moet worden aangenomen dat [X] tijdens zijn inspectie een schijnbare lekkage aan het platte dak bij de uitbouw aan de woonkamer heeft geconstateerd (zie verklaring van [X]) en renovatie van een dak vanwege slijtage niet zonder meer hoeft te worden aangemerkt als een gebrek in de zin van non-conformiteit.
3.4 Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen zowel het beroep op non-conformiteit als het beroep op dwaling in dit geval geen doel treffen. Want zelfs als de stelling van [koper] al voor waar zou moeten worden gehouden dat de verkopend makelaar tegenover de door [koper] ingeschakelde deskundige [X] zou hebben beweerd dat de lekkage was verholpen en nieuwe dakbedekking was aangebracht, had immers zonder meer mogen worden verwacht dat [X] die bewering onmiddellijk had gecontroleerd, vooral ook omdat de juistheid van die bewering heel gemakkelijk te controleren was geweest (een eenvoudig te bereiken plat dak). Overigens lijkt het niet echt goed voorstelbaar dat [de verkopend makelaar] dat zo maar zal hebben beweerd, nu dat meteen en gemakkelijk had kunnen worden geverifieerd. Eén blik van [X] op het dak zou die bewering namelijk onmiddellijk hebben ontkracht en [de verkopend makelaar] behoorlijk te kijk hebben gezet, niet alleen als onprofessioneel, maar, nog erger, zelfs als leugenaar. Waar op grond van de eigen stellingen van [koper] moet worden aangenomen dat er ten tijde van de door [X] verrichte aankoopkeuring sporen zichtbaar waren van lekkage aan het platte dak bij de uitbouw aan de woonkamer (en daarmee concrete aanwijzingen aangaande een mogelijk gebrek), moet [koper], juist waar hij met het oog op de koop een deskundige heeft ingeschakeld, geacht worden in zijn onderzoeksplicht te zijn tekortgeschoten. En omdat [koper] geacht moet worden reeds ten tijde van de koopovereenkomst met die aanwijzingen bekend te zijn geweest, is de conclusie gerechtvaardigd dat met betrekking tot het gebrek dat op grond van die aanwijzingen wordt ontdekt (noodzaak renovatie dak uitbouw), mede gelet op het bepaalde in artikel 7:17 lid 5 BW en artikel 5.1 van de NVM-koopakte, geen beroep kan worden gedaan op non-conformiteit en dat [koper], als hij al een onjuiste voorstelling van zaken heeft gehad bij het sluiten van de overeenkomst, die onjuiste voorstelling geheel aan zichzelf heeft te wijten.
3.5 De vordering van [koper] is voorts gebaseerd op de aanwezigheid van de lekkage in de keuken, een gebrek waarvan het bestaan ook door [verkoper] zou zijn verzwegen, waardoor er niet conform de overeenkomst zou zijn geleverd, dan wel waardoor de overeenkomst tot stand zou zijn gekomen onder invloed van dwaling. Vastgesteld wordt dat de vraag of de woning de feitelijke eigenschappen bezit die voor normaal gebruik nodig zijn (de conformiteitseis) in feite al bevestigend is beantwoord in het expertiserapport van het [Z] Expertisebureau BV van 19 maart 2009, wat daar verder de waarde ook van is. Uit bedoeld rapport valt echter niet met een begin van aannemelijkheid op te maken dat en waarom [verkoper] geacht zou moeten worden ten tijde van de levering van de woning op de hoogte te kunnen zijn geweest van (de oorzaak van) de lekkage vanuit de badkamer naar overloop en keuken. Dat klemt in dit geval overigens nog eens te meer waar [A] Installatietechniek, aangenomen dat deze de douchebak heeft weggehaald (hetgeen niet is op te maken uit de beschikbare gedingstukken), heeft geconcludeerd dat de lekkage is veroorzaakt door een niet goed afdichtende knelverbinding van de sifon, terwijl [B] Installatietechniek blijkens de factuur van 14 mei 2009 een paar weken later kennelijk een nieuw onderzoek heeft verricht naar de lekkage (zonder dat daar enige verklaring voor is gegeven door [koper], een verklaring die de kantonrechter juist ook gelet op de eerdere inschakeling van [A] Installatietechniek en diens activiteiten node heeft gemist), [B] Installatietechniek vervolgens eerst alle kitnaden in de badkamer heeft vervangen en toen daarmee de lekkage nog niet verholpen was, maar de douchebak de lekkage bleek te veroorzaken, daarna aan het breken is gegaan in de badkamer en de douchebak heeft gedemonteerd en weer gemonteerd (waarbij de vraag onbeantwoord is gebleven of [A] Installatietechniek die douchebak nu wel of niet eerder heeft gedemonteerd en weer gemonteerd).
3.6 Vastgesteld wordt dat in het meergenoemde expertiserapport zonder enige nadere onderbouwing is vermeld dat uit de bouwtekening bleek dat de badkamer in het verleden was verbouwd, terwijl het in geen enkel opzicht aanknopingspunten biedt voor de conclusie dat die verbouwing verkeerd zou zijn uitgevoerd. En waar uit dat rapport overigens al niet met minimale zekerheid kan worden opgemaakt dat [verkoper] op de hoogte moet zijn geweest van (de oorzaak van) die lekkage, kan dat ook niet op grond van de onderzoeken door [A] Installatietechniek en [B] Installatietechniek, gezien de verschillende resultaten die deze onderzoeken uiteindelijk hebben opgeleverd. Maar nu dankzij [B] Installatietechniek in elk geval is komen vast te staan dat de feitelijke oorzaak van de lekkage in de badkamer was gelegen in de douchebak, kan worden vastgesteld dat het hier sowieso niet om een verzwegen gebrek gaat, maar (net als bij de hiervoor besproken vermeende lekkage van het platte dak) om een aan slijtage onderhevig gebruiksartikel (de woning en de badkamer waren al 20 jaar oud ten tijde van het bouwkundig onderzoek en het sluiten van de overeenkomst), waarvan het in de praktijk niet ongebruikelijk is dat zo’n gebruiksartikel, net als bijvoorbeeld een toilet of zelfs een keuken, zonder meer door nieuwe bewoners wordt vervangen. Van mede bepalende betekenis in dit verband acht de kantonrechter echter dat er, blijkens de verklaring van [dhr. Y], al ten tijde van het bouwkundig onderzoek door [X] en het sluiten van de koopovereenkomst in de keuken plekken in het plafond zichtbaar moeten zijn geweest die er uitzagen als een soort oude lekkageplek. De kantonrechter acht het daarom volstrekt onbegrijpelijk dat die plekken [X] en/of [koper] kennelijk geen aanleiding hebben gegeven tot twijfel en nader onderzoek, terwijl niet is gebleken dat zij [verkoper] daarop hebben aangesproken ten tijde van het bouwkundig onderzoek en het sluiten van de koopovereenkomst. Dat dit ook niet is gebeurd moge blijken uit de volgende opmerking in bedoeld expertiserapport: Na transport en ingebruikname van de woning constateerde partij I ([koper], kr) omstreeks oktober/november 2008, dat er in het plafond van de keuken vochtplekken ontstonden. Waar moet worden aangenomen dat de plekken in het plafond van de keuken ook al op 9 en 14 juni 2008 zichtbaar waren (ten tijde van het bouwkundig onderzoek en het sluiten van de overeenkomst) en [koper] voldoende in de gelegenheid is geweest om voor de aankoop en de overdracht een beroep te doen op het vermeende gebrek maar dit heeft nagelaten, moet hij ingevolge het bepaalde in artikel 7:23 BW ter zake de lekkage in de keuken al geacht worden alle rechten en bevoegdheden te hebben verloren die hem ten dienste stonden op grond van dat gebrek. Daarnaast kan de kantonrechter overigens ook hier tot geen andere conclusie komen dan dat door [koper], mede gelet op het bepaalde in artikel 7:17 lid 5 BW en artikel 5.1 van de NVM-koopakte, geen beroep kan worden gedaan op non-conformiteit. Ook een beroep op dwaling kan niet slagen, nu niet is gebleken dat [koper] de koopovereenkomst heeft gesloten op grond van beweerdelijk onjuiste mededelingen van [verkoper] en dat [koper], als al moet worden aangenomen dat hij een onjuiste voorstelling van zaken heeft gehad bij het sluiten van de koopovereenkomst, hij die onjuiste voorstelling van zaken geheel en al aan zichzelf heeft te wijten. Veelzeggend acht de kantonrechter in dit verband dat [X] in zijn verklaring van 27 oktober 2008 met geen woord heeft gerept over onjuiste mededelingen van de zijde van [verkoper], terwijl in het expertiserapport van 19 maart 2009 geen melding wordt gemaakt van aan het plafond zichtbare sporen ten gevolge van een verplaatsing van de keuken en [koper] pas in de akte na comparitie voor het eerst met zoveel woorden heeft gesteld dat [verkoper] een onware mededeling zou hebben gedaan ter zake van de badkamerlekkage.
3.7 Alles overziende komt de kantonrechter tot de slotsom dat de door [koper] genoemde gebreken niet kunnen worden aangemerkt als gebreken waardoor de geleverde woning niet aan de overeenkomst beantwoordde en/of waarvan [verkoper] mededeling had moeten doen. Daargelaten of er überhaupt sprake was van gebreken in de zin van non-conformiteit, had [koper] die gebreken kunnen en moeten ontdekken als hij voldoende zorgvuldig te werk was gegaan. [koper] had er mede gelet op het bouwjaar van de woning niet zo maar vanuit mogen gaan dat alles wel in orde was en bij twijfel vragen moeten (laten) stellen en zelf onderzoek moeten (laten) verrichten. De vordering van [koper] zal daarom moeten worden afgewezen, met veroordeling van [koper] tot betaling van de proceskosten.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [koper] tot betaling van de proceskosten, tot deze uitspraak aan de zijde van [verkoper] begroot op € 600,- (3 punten) aan salaris voor de gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.M.H. Pauw en in het openbaar uitgesproken op 13 oktober 2010.
typ/conc. 54hp
coll: