ECLI:NL:RBASS:2010:BO2149

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
82802 HA RK 10-140
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens te late indiening

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 27 oktober 2010 een beschikking gegeven over een wrakingsverzoek dat door verzoeker was ingediend. Het verzoek was ingediend zes dagen na de sluiting van de behandeling ter zitting, wat in strijd was met de vereisten van artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Verzoeker was niet verschenen op de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek en had geen nadere motivering gegeven voor de late indiening van zijn verzoek. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet had voldaan aan de verplichting om het wrakingsverzoek tijdig in te dienen, aangezien de feiten en omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen, zich tijdens de zitting hadden voorgedaan. De rechtbank benadrukte dat het wrakingsinstituut preventief is bedoeld en dat verzoeker de gelegenheid had moeten benutten om zijn verzoek tijdens de zitting in te dienen. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek en bepaalde dat de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beschikking werd openbaar uitgesproken en ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ASSEN
zaaknummer / rekestnummer: 82802 / HA RK 10-140
Beschikking van de meervoudige kamer op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 36 e.v. van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van
27 oktober 2010
in de zaak van
[VERZOEKER],
wonende te [woonplaats],
niet verschenen.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de schriftelijke weergave van het wrakingsverzoek d.d. 25 oktober 2010;
- de schriftelijke reactie van [de rechter], waarin zij meedeelt niet in de wraking te berusten;
- de mondelinge behandeling van de wrakingskamer d.d. 26 oktober 2010, alwaar verzoeker hoewel daartoe (telefonisch) uitgenodigd, zonder nader opgave van redenen, niet is verschenen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
2. Het standpunt van verzoeker
[verzoeker] stelt - samengevat - dat de houding van de rechter op de zitting, die zich ter zitting niet aan hem heeft voorgesteld, hem het gevoel gaf van een bepaalde vooringenomenheid, of partijdigheid richting verzoekster, [medewerkster LJ&R], die namens het Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering (hierna te noemen: LJ&R) optrad.
[verzoeker] stelt voorts dat hij bij gelegenheid van de zitting heeft getracht de niet-ontvankelijkheid van verzoekster aan de orde te stellen, maar dat hij daartoe nauwelijks de gelegenheid heeft gekregen en dat hij het gevoel kreeg dat de rechter het een onbelangrijk punt vond, omdat zij vrijwel direct overging tot de inhoudelijke behandeling van de zaak.
[verzoeker] heeft verder opgemerkt dat de rechtbank (ambtshalve) [medewerkster LJ&R] had moeten vragen of zij bevoegd was namens LJ&R op te treden.
Daarnaast maakt [verzoeker] melding van de ter zitting gedane mededeling dat er daags voor de zitting telefonisch contact is geweest tussen de griffier en [derde], die eveneens voor de zitting was uitgenodigd. Hem is niet duidelijk is gemaakt wat de inhoud van dit gesprek was. [verzoeker] acht dit in strijd met de goede procesorde.
3. Het standpunt van [de rechter]
[de rechter] stelt - samengevat - dat er haars inziens geen reden tot wraking is. Ter toelichting heeft [de rechter] opgemerkt dat [verzoeker] de rechtbank een uitvoerig schrijven met bijlagen had doen toekomen, ter zake waarvan niet was gebleken dat [verzoeker] daarvan een afschrift aan LJ&R had doen toekomen. In verband hiermee heeft een medewerkster van de griffie -zonder resultaat - op 18 oktober 2010 getracht telefonisch te achterhalen of het schrijven door LJ&R was ontvangen. Deze gang van zaken is ter zitting aan de aanwezigen toegelicht, vervolgens is het schrijven met de bijlagen doorgelopen en is vastgesteld dat de stukken aan LJ&R bekend waren.
[verzoeker] is daarop in de gelegenheid gesteld zijn standpunt - ook met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid - uiteen te zetten en vervolgens te reageren op de reactie van LJ&R. [verzoeker] heeft nog een stuk overgelegd.
[de rechter] kan zich niet vinden in de weergave van [verzoeker], dat onmiddellijk is overgegaan tot de inhoudelijke behandeling van de zaak. [de rechter] voert verder aan dat niet de gelegenheid is geboden om achteraf de vereiste machtiging te produceren.
[de rechter] geeft verder aan dat zij de behandeling ter zitting heeft gesloten en niet direct mondeling uitspraak heeft gedaan en dat zij daarbij met zoveel woorden kenbaar heeft gemaakt dat zij zich verder zou verdiepen in de ontvankelijkheid en het ter zitting overgelegde stuk.
Tot slot merkt [de rechter] op dat zij haar vraagtekens plaatst bij de ontvankelijkheid van het verzoek van [verzoeker], gelet op het tijdsverloop tussen de behandeling van het verzoek en de indiening van het wrakingsverzoek.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 37, eerste lid, Rv dient het verzoek tot wraking te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. In het tweede lid is bepaald dat het verzoek schriftelijk geschiedt. Tevens is in dat lid bepaald dat na aanvang van het onderzoek ter zitting het verzoek ook mondeling kan geschieden. De verzoeker is ingevolge het derde lid verplicht alle feiten en omstandigheden die hem tot zijn verzoek brengen, tegelijk voor te dragen.
4.2. De rechtbank stelt vast dat het onderhavige verzoek tot wraking zes dagen na sluiting van de behandeling ter zitting ter griffie van de rechtbank is ontvangen, waarbij een toelichting op de reden voor deze late indiening ontbreekt.
De rechtbank stelt voorts vast dat de door [verzoeker] voorgedragen feiten en omstandigheden zien op hetgeen zich ter zitting heeft voorgedaan.
4.3. Gelet op het vorenoverwogene dient het verzoek tot wraking als te laat te worden beschouwd. Het instituut wraking is preventief bedoeld. Door een rechter te wraken kan onder omstandigheden worden voorkomen dat deze rechter deelneemt aan de (verdere) behandeling van een bepaalde zaak. Een wrakingsverzoek dient om die reden te worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden, althans dient in ieder geval een nadere motivering voor een latere indiening te worden gegeven.
4.4. Door eerst zes dagen na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting schriftelijk, zonder enige nadere motivering voor de late indiening, een verzoek in te dienen dat betrekking heeft op feiten of omstandigheden die zich ter zitting hebben voorgedaan heeft verzoeker aan dit vereiste niet voldaan. In deze zaak lag het namelijk op de weg van [verzoeker] om het wrakingsverzoek tijdens de zitting in te dienen, althans op een kortere termijn na de datum van de behandeling (dan op 25 oktober 2010), gelet op het feit dat reeds een week na de behandeling een beschikking zou volgen.
4.5. De rechtbank acht niet toelaatbaar dat een wrakingsverzoek onder deze omstandigheden wordt uitgesteld en het verzoek dient dan ook als te laat te worden beschouwd.
5. Slotsom
Op grond van het vorenstaande zal de wrakingskamer van de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.
6. De beslissing
De rechtbank
1. verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
2. bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
3. beveelt dat de griffier onverwijlde mededeling van deze beslissing doet aan verzoekster, aan de rechter, [de rechter], en aan LJ&R.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E. Läkamp, J. van der Vinne en J.L. Boxum, bijgestaan door mr. K. Wijmenga, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 oktober 2010 en door mr. E. Läkamp en de griffier ondertekend.