RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830297-09
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 6 april 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
Verdachte,
geboren te R op datum in 1967,
adres,
verblijvende in P.I. Overijssel, Huis van Bewaring Karelskamp,
te Almelo, Bornsestraat 333.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 23 maart 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.P. Snorn, advocaat te Heerenveen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 23 december 2009, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld slachtoffer 1 heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan slachtoffer 1en/of C1000, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- voorzien van een (bivak)muts en/of een mes het pand van Supermarkt C1000 (aan de Weide 28) is binnengegaan en/of
- (vervolgens) (medewerker) slachtoffer 2 heeft vastgegrepen en/of een/dat mes (na)bij de keel en/of de borst van die slachtoffer 2 heeft gehouden en/of die slachtoffer 2 (aldus) heeft gedwongen mee te gaan naar het kassa-kantoor en/of (vervolgens) -terwijl hij, verdachte, die slachtoffer 2 met het/een mes bedreigde- tegen de in dat kantoor aanwezige slachtoffer 1 heeft gezegd/geroepen: "openmaken, geld, geld" en /of "geld, zo snel mogelijk" en/of "opschieten" en/of "moet ik hem opensnijden?", althans woorden van dergelijke dreigende aard en/of strekking;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Dijkstra acht hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden het volgen van een COVA-training en het volgen van een budgetteringstraining.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
1. de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 maart 2010, luidende, zakelijk weergegeven, dat hij op 23 december 2009 een overval heeft gepleegd op de C1000 te Hoogeveen.
2. het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van politie Drenthe, district
Zuidwest, Unit Recherche Zuidwest, registratienummer 2010000470-1 d.d. 4
januari 2010, onder meer inhoudende:
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van politie Drenthe, Stafdienst P & O, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer 2009063214-1 d.d. 24 december 2009, houdende de op 23 december 2009 aan de verbalisant a afgelegde verklaring van de aangever slachtoffer 1 (pagina's 94 t/m 96);
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, Stafdienst P & O, Politieonderwijs, proces-verbaalnummer 2009063214-9 d.d. 23 december 2009, houdende de op 23 december 2009 aan de verbalisant a afgelegde verklaring van de getuige 1 (pagina's 97 t/m 100);
- het in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van politie Drenthe, district Zuidwest, Unit Recherche Zuidwest, proces-verbaalnummer 2009063214-5 d.d. 23 december 2009, houdende de op 23 december 2009 aan de verbalisanten b en a afgelegde verklaring van de getuige 2 (pagina's 122 t/m 126).
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 december 2009, te Hoogeveen met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld slachtoffer 1 heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan C1000, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte
- voorzien van een bivakmuts en een mes het pand van Supermarkt C1000 aan de Weide 28 is binnengegaan en
- vervolgens medewerker slachtoffer 2 heeft vastgegrepen en dat mes nabij de keel en de borst van die slachtoffer 2 heeft gehouden en die slachtoffer 2 aldus heeft gedwongen mee te gaan naar het kassa-kantoor en vervolgens -terwijl hij, verdachte, die slachtoffer 2 met het mes bedreigde- tegen de in dat kantoor aanwezige slachtoffer 1 heeft gezegd: "openmaken, geld, geld" en "geld, zo snel mogelijk" en "opschieten".
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde op:
Afpersing,
strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 4 maart 2010, opgemaakt door drs. C.J.F. Kemperman, psychiater en vast gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een aanpassingsstoornis. Deze stoornis was ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde aanwezig. De stoornis beïnvloedde de keuzevrijheid van verdachte in de zin dat hij door de stressgeïnduceerde blikvernauwing zijn eigen gedrag wat verminderd onder controle had. De toerekeningsvatbaarheid kan men derhalve als enigszins verminderd zien.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie van de psychiater en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in licht dan wel enigszins verminderde mate.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 24 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden het volgen van een COVA-training en het volgen van een budgetteringstraining.
De raadsman heeft onder meer gepleit voor het opleggen van een lagere en deels voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
Verder verzocht de raadsman het bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen, omdat de ernstige bezwaren en de grond die tot het bevel voorlopige hechtenis hebben geleid niet meer aanwezig zijn. Hij voert daartoe aan dat de recidivegrond waarop het bevel stoelt als laag wordt ingeschat.
De rechtbank overweegt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een zeer ernstig strafbaar feit, waarbij de slachtoffers van het hiervoor bewezenverklaarde, planmatig onder bedreiging van een mes op brute en berekende wijze zijn overvallen.
Nog afgezien van het gevaar dat dergelijk handelen met zich meebrengt, wekt dergelijk gedrag ernstige gevoelens van angst en onveiligheid op bij degenen die op deze wijze worden bedreigd en overvallen.
Voor dergelijke feiten worden in de regel langdurige gevangenisstraffen opgelegd.
De rechtbank overweegt anderzijds dat de verdachte, blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatiedienst niet eerder is veroordeeld.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank verder rekening gehouden met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in voormeld rapport van psychiater Kemperman van 4 maart 2010 en in het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland van 27 januari 2010.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval de door de officier van justitie gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf met de bijzondere voorwaarden een passende bestraffing is.
De rechtbank vindt geen aanleiding de voorlopige hechtenis op te heffen nu de bezwaren en grond die tot het bevel hebben geleid ook nu nog bestaan.
De rechtbank betrekt hierbij de onveranderde slechte (financiële) situatie van verdachte en het recidivegevaar, dat daarom naar het oordeel van de rechtbank nog steeds aanwezig is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan een gedeelte groot 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Assen, zolang de reclasseringsinstelling zulks nodig oordeelt, welke voorschriften en aanwijzingen mede zullen inhouden dat verdachte zal deelnemen aan een cognitieve vaardigheidstraining (COVA) en aan budgetteringstraining (BUD), met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter, mr. H.T. van Voorst en mr. M.A.F. Veenstra, rechters in tegenwoordigheid van J. Bos, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 6 april 2010, zijnde mr. M.A.F. Veenstra buiten staat dit vonnis binnen de daartoe door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.