RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Beschikking d.d. 28 september 2010
Zaaknummer 80899 / FA RK 10-1957
Vervangende toestemming verstrekken reisdocument
van de kinderrechter inzake het geven van een verklaring van toestemming voor afgifte van of bijschrijving in een reisdocument betreffende de minderjarige:
[naam kind], geboren in de gemeente [plaats] op [datum],
kind van [vader], wonende te [adres], (hierna te noemen: de man) en [moeder], wonende te [adres] (hierna te noemen: de vrouw).
Mr. M.T. van Daatselaar heeft namens de vrouw op 9 juli 2010 een verzoek ingediend strekkende tot het afgeven van een verklaring van toestemming voor afgifte van een reisdocument.
De kinderrechter heeft kennis genomen van het schrijven van mr. M.T. van Daatselaar d.d. 13 juli 2010.
De kinderrechter heeft voorts kennis genomen van het schrijven van mr. S.M.M. van Dalen d.d. 21 juli 2010 en d.d. 23 juli 2010 waarin de raadsvrouwe verzoekt om aanhouding van de mondelinge behandeling van de zaak.
Bij schrijven van 23 juli 2010 heeft mr. M.T. van Daatselaar verzocht de mondelinge behandeling van de zaak niet uit te stellen vanwege het (spoedeisende) belang dat de vrouw bij de gevraagde voorziening heeft.
Bij schrijven van d.d. 26 juli 2010 heeft mr. M.T. van Daatselaar nadere stukken ingediend.
De kinderrechter heeft kennis genomen van het schrijven van mr. S.M.M. van Dalen d.d. 26 juli 2010.
De kinderrechter heeft de behandeling van de zaak op 28 juli 2010 op verzoek van verweerder aangehouden.
Op 28 september 2010 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn: [moeder] (de moeder), bijgestaan door haar raadsman mr. M.T. van Daatselaar.
Alhoewel behoorlijk opgeroepen zijn [vader] (de man) noch diens raadsvrouw verschenen. Per fax gedateerd op 27 september 2010 heeft de raadsvrouw van de man aangegeven, niet ter zitting te zullen verschijnen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de raadsvrouw van de man op maandag 27 september 2010, na 19.00 uur, derhalve ruim na sluitingstijd van de griffie van de rechtbank, per fax een verweerschrift tevens zelfstandig verzoek heeft ingediend. Dit geschrift is op maandagavond tevens, na kantoortijd, aan de raadsman van de vrouw verzonden.
De kinderrechter heeft derhalve niet eerder dan op de ochtend van de zitting kennis genomen van het (relatief) omvangrijke verweerschrift tevens zelfstandig verzoek met daaraan toegevoegd meerdere bijlagen die de in het verweerschrift betrokken stellingen benevens de zelfstandige verzoeken kennelijk staven.
De kinderrechter acht de man niet-ontvankelijk in zijn aan het verweerschrift gekoppeld zelfstandig verzoek. Laatstgenoemde, zo begrijpt de kinderrechter, omvat een verzoek tot het verstrekken van informatie over de betrokken minderjarige door de moeder aan de vader.
De kinderrechter overweegt hiertoe het volgende:
Het verzoek betreft de afgifte van een verklaring van toestemming voor de afgifte van een reisdocument. (art. 34 lid 2 Paspoortwet). Dit verzoek van één der gezagdragende ouder heeft weinig van doen met het zelfstandig verzoek dat kennelijk op de voet van art. 282 lid 4 Rv is gedaan, zijnde een verzoek tot regeling van de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van de minderjarige. Indien en voor zover de man met zijn zelfstandig verzoek een verzoek in de zin van art. 1:253a lid 2 sub c BW beoogt, ligt het voor hem in de rede deze weg in rechte te bewandelen.
Hiernaast overweegt de kinderrechter over het tijdstip van het indienen van het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek het volgende. Tot de aanvang van de mondelinge behandeling van het verzoek is de verweerder bevoegd zijn verweerschrift in te dienen. De wetgever heeft destijds deze voor de verweerder in de verzoekschriftprocedure royale mogelijkheid geschapen om hem tegemoet te komen in situaties waarin verzoekschriften (soms) zeer spoedig na het indien van een verzoek, worden behandeld. Zo een situatie heeft zich in de onderhavige procedure niet voorgedaan. Reeds op 9 juli 2010 is de verweerder bekend met het verzoek als bedoeld in art. 34 lid 2 Paspoortwet. Op zijn verzoek is de behandeling van de zaak op 28 juli 2010 aangehouden. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de man zich genoegzaam kunnen voorbereiden op de inhoudelijke behandeling op 28 september 2010. Dat de man zich gedurende de periode voorafgaande aan de zitting van 28 september 2010 - en overigens ook voor 28 juli 2010 - daadwerkelijk heeft voorbereid blijkt uit een op 26 juli 2010 ingediend verweerschrift.
De kinderrechter vermag in het onderhavige geval de noodzaak niet in te zien van het op het laatste moment indienen van het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, bevattende een geheel ander onderwerp dan het door de vrouw verzochte en dat voorzien is van een groot aantal bijlagen.
Naar de mening van de kinderrechter overschrijdt de handelwijze van verweerder de grens van wat binnen een behoorlijke procesorde nog aanvaardbaar is.
Gronden van de beslissing
Vaststaat dat de ouders gezamenlijk zijn belast met het gezag over voornoemde minderjarige. De minderjarige verblijft bij de moeder.
De vrouw heeft het verzoek om afgifte van een verklaring van toestemming gedaan, omdat zij graag met de minderjarige op vakantie wil naar het buitenland.
De kinderrechter overweegt als volgt.
In art. 34 lid 1 Paspoortwet is geregeld dat bij een aanvraag van een reisdocument dan wel bijschrijving van een kind in het reisdocument van een ouder die het gezag over hem uitoefent een verklaring van toestemming wordt overgelegd van iedere persoon die het gezag uitoefent. In art. 34 lid 2 Paspoortwet is onder meer bepaald dat indien een persoon, die het gezag uitoefent een verklaring als bedoeld in lid 1 weigert te geven, deze op verzoek van de andere persoon die het gezag uitoefent, vervangen kan worden door een verklaring van de bevoegde rechter.
Ingevolge art. 38 lid 2 Paspoortwet is de kinderrechter de bevoegde rechter.
De kinderrechter acht inwilliging van het verzoek in het belang van de bij verzoeker wonende minderjarige [naam kind]. Blijkens de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting komt de persoonlijke situatie waarin de tot medio mei 2011 onder toezicht gestelde [naam kind] verkeert, geen aanleiding naar voren op grond waarvan vastgesteld zou moeten worden dat een buitenlandse vakantie samen met zijn moeder, niet gewenst of mogelijk zou zijn. De kinderrechter betrekt hierbij de inhoud van de brief van 26 juli 2010 van de GGZ-arts R.P. Zijlstra. Deze geeft daarin aan dat er met betrekking tot [naam kind] medisch inhoudelijke noch gedragsmatige redenen zijn waarom hij niet met moeder op (buitenlandse) vakantie zou kunnen gaan.
Tevens heeft de kinderrechter vastgesteld dat een vergelijk tussen de vrouw en de man niet mogelijk blijkt.
De kinderrechter neemt voor het overige geen beletselen aan en zal derhalve de gevraagde toestemming verlenen.
verklaart toestemming te verlenen voor het verstrekken van een reisdocument aan de minderjarige [naam kind], geboren in de gemeente [plaats] op [datum];
beveelt de gemeente van de woonplaats van de minderjarige, voornoemd, voormelde beslissing uit te voeren;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2010, in tegenwoordigheid van D.L. Boer, griffier, en door de rechter en de griffier ondertekend.-
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden. Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingesteld.