ECLI:NL:RBASS:2010:BO4679

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
3 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
81442 / FA RK 10-2280
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontheffing van het gezag over minderjarige kinderen door de rechtbank

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 3 november 2010 een beschikking gegeven inzake de ontheffing van het ouderlijk gezag van de ouders over hun minderjarige kinderen, [A] en [B]. De ouders, die met elkaar gehuwd zijn geweest, zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen. De kinderen zijn onder toezicht gesteld en uit huis geplaatst, waarbij de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing zijn verlengd tot 26 september 2011. De kinderen wonen in een gezinshuis en hebben professionele begeleiding nodig vanwege hun kwetsbaarheid en verstandelijke beperkingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders onmachtig en ongeschikt zijn om de kinderen op te voeden en dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag wordt ontheven. De ouders hebben uiteindelijk ingestemd met de ontheffing van het gezag, wat bijdraagt aan de duidelijkheid over het verblijfsperspectief van de kinderen. De rechtbank heeft de Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe belast met de voogdij over de kinderen, die in het gezinshuis worden verzorgd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Beschikking d.d. 3 november 2010
Zaaknummer 81442 / FA RK 10-2280
Beschikking van de tweede enkelvoudige kamer in de zaak van:
Raad voor de Kinderbescherming, [vestiging], [adres],
verzoeker, hierna te noemen de Raad,
-- en --
1. [moeder],
wonende te [adres],
verweerster, hierna te noemen de moeder,
2. [vader],
wonende te [adres],
verweerder, hierna te noemen de vader.
Verloop van de procedure
Op 10 augustus 2010 heeft de Raad een verzoek tot ontheffing van het ouderlijk gezag, gedateerd 9 augustus 2010, bij deze rechtbank ingediend. Het verzoek strekt ertoe dat bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, bovengenoemde ouders worden ontheven van het ouderlijk gezag over hun minderjarige kinderen [kind 1], hierna ook te noemen [A], geboren op [datum] in de gemeente [plaats] en [kind 2], hierna ook te noemen [B], geboren op [datum] in de gemeente [plaats] en dat de Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe, hierna te noemen SBJD, tot voogdes wordt benoemd.
De zaak is behandeld ter zitting van 18 oktober 2010. Verschenen zijn mevrouw S. van der Laan namens de Raad, de minderjarige [A], de moeder, vergezeld door haar begeleidster mevrouw R. Weigand (Promens Care), de vader, vergezeld door zijn begeleidster mevrouw A. Bos, mevrouw J. Brinks namens de William Schrikker Jeugdbescherming en de gezinshuisouder de heer [X].
Vaststaande feiten
De moeder en de vader zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit hun huwelijk zijn geboren de thans nog minderjarige kinderen [A] en [B], voornoemd.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [A] en [B].
Bij beschikking van de kinderrechter te Assen d.d. 26 september 2007 zijn [A] en [B] onder toezicht gesteld van SBJD. Tevens zijn zij bij beschikking van de kinderrechter op basis van een machtiging uit huis geplaatst. De ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van [A] en [B] is laatstelijk verlengd door de kinderrechter te Assen tot 26 september 2011.
[A] en [B] wonen in het gezinshuis [K] bij gezinsouders de heer en mevrouw [ X en Y].
Zowel de SBJD als de WSJ heeft zich bereid verklaard de voogdij over [A] en [B] op zich te nemen.
Beoordeling
Op grond van artikel 1:266 BW kan de rechtbank een ouder van het ouderlijk gezag over een of meer van zijn/haar kinderen ontheffen op grond dat deze ouder ongeschikt of onmachtig is zijn/haar plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen en het belang van de kinderen zich niet tegen ontheffing verzet.
Het belang van het kind
In het algemeen is het in het belang van een kind duidelijkheid te verschaffen over het opvoedingsperspectief, wanneer een plaatsing bij de ouder(s) niet aan de orde is. Deze duidelijkheid wordt verkregen door het gezag weg te nemen bij de ouder(s) en op te dragen aan een derde-voogd(es) dan wel een voogdij-instelling, zodat de beslissingen in het kader van de verzorging en opvoeding voortaan worden genomen door of in nauw overleg met degenen, die de dagelijkse verzorging (blijven) doen.
Uit de stukken en hetgeen ter zitting is meegedeeld blijkt, dat het perspectief van [A] en [B] bij het gezinshuis ligt. Beide kinderen worden sinds oktober 2006 in een gezinshuis verzorgd en opgevoed. Uit het rapport van de Raad blijkt dat [A] en [B] kwetsbare kinderen zijn door hun verstandelijke beperking (IQ [A] is 52 en het IQ van [B] is 76) en dat beide kinderen kenmerken vertonen van een pervasieve ontwikkelingsstoornis. Daarnaast zijn de ouders door hun cognitieve beperking, psychiatrische en relationele problematiek en belaste voorgeschiedenis niet in staat de kinderen te bieden wat zij nodig hebben.
Sinds de uithuisplaatsing in het gezinshuis worden de kinderen gestimuleerd zich naar vermogen te ontwikkelen, waarbij tegemoet wordt gekomen aan hun specifieke ontwikkelingsbehoefte. Dit heeft bij beide kinderen geleid tot positieve veranderingen op fysiek, sociaal, emotioneel en gedragsmatig gebied. De ouders zijn in staat gebleken zich te houden aan de afspraken rondom de kinderen en proberen, naar vermogen, bij te dragen aan een positieve ontwikkeling van de kinderen.
[A] en [B] hebben voor lange tijd de professionele en specialistische begeleiding en ondersteuning nodig die hen in het gezinshuis geboden wordt. De ouders zijn blijvend niet in staat de kinderen te bieden wat zij voor een gezonde ontwikkeling nodig hebben. De ouders onderkennen dit ook. Het continueren van de uithuisplaatsing is hierdoor noodzakelijk. Het perspectief van de kinderen ligt tot (en wellicht tot na) volwassenheid in een professionele, intramurele zorgvoorziening, zoals het gezinshuis [K].
Nu het perspectief van de kinderen niet langer bij (één van) de ouders ligt, draagt een ontheffing van het gezag van de ouders op positieve wijze bij aan duidelijkheid voor de kinderen, ouders en gezinsouders omtrent het verblijfsperspectief en de zeggenschap over bijvoorbeeld de omgangsregeling. Daarbij brengt het uitblijven van de jaarlijkse verlengingen van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing rust bij de ouders.
Hoewel de vader in eerste instantie niet kon instemmen met een ontheffing, staan beide ouders nu achter een ontheffing.
Ongeschiktheid of onmacht van de ouder(s) hun plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen
Op grond van de inhoud van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat de ouders onmachtig en ongeschikt zijn [A] en [B] op te voeden en ook, dat zij op termijn niet in staat zijn hun opvoedingsplicht te vervullen. Niet te verwachten is dat [A] en [B] in de toekomst bij de ouders of een van hen teruggeplaatst kunnen worden. Dit is, gelet op de geschetste situatie, ook niet in hun belang. Het is dan ook in het belang van [A] en [B] dat de ouders van het gezag worden ontheven.
Nu ook overigens is voldaan aan de wettelijke vereisten voor ontheffing van het gezag, zal de rechtbank de ouders ontheffen van het gezag over [A] en [B].
Omdat de ontheffing van het gezag van de ouders ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [A] en [B] komt te ontbreken zal de rechtbank op grond van de artikel 1:275 BW SBJD belasten met de voogdij over [A] en [B]. SBJS heeft zich daartoe schriftelijk bereid verklaard. Nu de kinderen behoren tot de doelgroep van de William Schrikker Jeugdbescherming zal de rechtbank opdracht geven de maatregel te doen uitvoeren door de WSJ, die zich daartoe eveneens schriftelijk bereid verklaard heeft.
Beslissing
De rechtbank:
ontheft de moeder, [moeder], geboren op [datum] te [plaats] en de vader [vader], geboren op [datum] te [plaats], van het gezag over de minderjarige kinderen [A], geboren op [datum] in de gemeente [datum] en [B], geboren op [datum] in de gemeente [plaats];
draagt de voogdij over de minderjarigen, voornoemd, op aan de Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe, Postbus 263, 9400 AG Assen, met de opdracht de voogdij te doen uitvoeren door de William Schrikker Jeugdbescherming;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L.J.M.A. Janssens, rechter, bijgestaan door
E. Koops, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2010.
Tegen deze beschikking kan – voor zover er definitief is beslist – door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden. Als u in aanmerking wilt komen voor door de overheid (gedeeltelijk) gefinancierde rechtsbijstand, dan kan uw advocaat daartoe namens u een verzoek indienen bij de Raad voor Rechtsbijstand. Uw advocaat kan u daaromtrent nader informeren.