ECLI:NL:RBASS:2010:BO4694

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
26 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
81384-2010
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een voorwaardelijke machtiging op basis van de Wet Bopz

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 26 augustus 2010 een beschikking gegeven inzake de verlening van een voorwaardelijke machtiging op basis van artikel 14a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De officier van justitie had verzocht om een voorwaardelijke machtiging voor de duur van zes maanden voor betrokkene, die niet ter zitting was verschenen. Betrokkene had pas de avond voor de zitting vernomen dat deze zou plaatsvinden en voelde zich overvallen. De rechtbank heeft de behandeling aangehouden om betrokkene de gelegenheid te geven zijn aanwezigheidsrecht te effectueren.

Tijdens de zitting op 26 augustus 2010 zijn betrokkene, zijn ouders en zijn advocaat, mr. D.C. van de Kwaak-Wamelink, gehoord. De rechtbank heeft zich laten voorlichten door L.A.J. van Iersel, een kinder- en jeugdpsychiater. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die gevaar kan veroorzaken voor zichzelf en/of anderen. De rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk is om voorwaarden te stellen die betrokkene moet naleven om het gevaar af te wenden zonder opname in een psychiatrisch ziekenhuis.

De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de vereisten van de Wet Bopz is voldaan, waaronder de noodzaak van een behandelingsplan dat in overleg met betrokkene is opgesteld. Betrokkene heeft verklaard zich aan de voorwaarden te zullen houden, waaronder deelname aan therapieën en het gebruik van medicatie. De rechtbank heeft het verzoek van de officier van justitie toegewezen en een voorwaardelijke machtiging verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot verlenging indien de officier van justitie voor het verstrijken van deze termijn een verzoek indient voor een aansluitende rechterlijke machtiging.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Zaaknummer 81384-2010
Beschikking d.d. 26 augustus 2010
Voorwaardelijke machtiging
Beschikking van de tweede enkelvoudige kamer
Ontstaan en loop van het geding
Op 5 augustus 2010 is ter griffie van de rechtbank ingekomen een verzoekschrift van de officier van justitie te Assen dat betrekking heeft op:
[betrokkene],
geboren op [datum],
wonend te [adres] (betrokkene).
De officier van justitie verzoekt de rechtbank te beslissen dat een voorwaardelijke machtiging als bedoeld in artikel 14a, van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) wordt verleend voor de duur van 6 maanden.
Bij dit verzoek is overgelegd een geneeskundige verklaring als bedoeld in artikel 14a, vierde lid, van de Wet Bopz. Voorts is een behandelingsplan overgelegd, dat in overleg met betrokkene is opgesteld door de voor de behandeling van betrokkene verantwoordelijke persoon.
In dit plan is vermeld dat de behandelaar tot het oordeel komt dat redelijkerwijs is aan te nemen dat betrokkene zich onder behandeling stelt en zal houden, overeenkomstig het plan.
De rechtbank heeft last gegeven tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene. Het verzoekschrift en de bijlagen zijn in afschrift aan de advocaat gezonden.
De zitting van de rechtbank is aangevangen op maandag 23 augustus 2010. Ter zitting bleek dat betrokkene - die op basis van vrijwilligheid in [X] verblijft - pas de avond ervoor had vernomen dat de zitting de dag erna zou plaatsvinden en gaf te kennen zich er overvallen door te voelen. Betrokkene is dan ook niet ter zitting verschenen. De rechtbank heeft daarop de zaak voor bepaalde tijd, te weten tot 26 augustus 2010 te 11.00 uur aangehouden, teneinde betrokkene de gelegenheid te geven om zijn aanwezigheidsrecht te effectueren.
De rechtbank heeft betrokkene en de advocaat mr. D.C. van de Kwaak-Wamelink gehoord ter terechtzitting van 26 augustus 2010. Ook betrokkene en diens ouders zijn gehoord.
De rechtbank heeft zich daarbij doen voorlichten door L.A.J. van Iersel, kinder- en jeugdpsychiater.
De griffier heeft van de zitting een proces-verbaal opgemaakt.
Overwegingen
Artikel 14a, eerste lid, van de Wet Bopz bepaalt -voor zover hier van belang- dat de rechter op verzoek van de officier van justitie een voorwaardelijke machtiging kan verlenen met betrekking tot een persoon die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Het tweede lid van artikel 14a van de Wet Bopz bepaalt dat een voorwaardelijke machtiging slechts mag worden verleend als naar het oordeel van de rechtbank voormelde geestesstoornis:
a. betrokkene gevaar doet veroorzaken, en
b. het gevaar buiten een psychiatrisch ziekenhuis slechts kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden.
Hierbij wordt onder gevaar onder meer verstaan:
1°. gevaar voor betrokkene zelf, onder meer:
a. dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat; of
b. dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen; of
c. dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen zal oproepen.
2°. gevaar voor een of meer anderen, onder meer:
a. dat betrokkene een ander van het leven zal beroven of hem ernstig lichamelijk letsel zal toebrengen; of
b. voor de psychische gezondheid van een ander.
De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken en gehoord de standpunten en mededelingen ter zitting geen reden om de inhoud van de geneeskundige verklaring onjuist te achten of daaraan te twijfelen.
Uit die inhoud leidt de rechtbank af dat betrokkene lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, die betrokkene gevaar doet veroorzaken voor betrokkene zelf en/of voor één of meer anderen.
Om het gevaar zonder een opname in een psychiatrisch ziekenhuis af te wenden is het op dit moment en in de naaste toekomst noodzakelijk dat voorwaarden worden gesteld die door betrokkene worden nageleefd. Daarvoor gelden een aantal vereisten.
In de eerste plaats is in het vijfde lid van artikel 14a van de Wet Bopz bepaald dat de rechtbank slechts een voorwaardelijke machtiging mag verlenen als een behandelingsplan wordt overgelegd dat aan de vereisten van het vijfde lid voldoet (onder meer: vermelden van de therapeutische middelen waarmee het gevaar wordt afgewend), en dat na overleg met de betrokkene is opgesteld. Dat overleg met betrokkene heeft, blijkens de door hem geplaatste handtekening, tot overeenstemming geleid. Het psychiatrisch ziekenhuis van Accare, locatie [X], heeft zich bereid verklaard betrokkene op te nemen als deze (een van) de voorwaarden niet in voldoende mate naleeft.
Aan de in artikel 14a lid 5 Wet Bopz genoemde eisen is naar van de mening van de rechtbank voldaan.
In de tweede plaats is in het achtste lid van artikel 14a van de Wet Bopz bepaald dat de rechtbank slechts een voorwaardelijke machtiging mag afgeven als de betrokkene zich tegenover haar bereid heeft verklaard zich te houden aan de voorwaarden.
Als dat niet het geval is, mag de voorwaardelijke machtiging toch worden verleend als de rechtbank oordeelt dat redelijkerwijs is aan te nemen dat betrokkene de voorwaarden zal naleven.
Ter zitting is de rechtbank gebleken dat betrokkene bereid is zich aan het behandelplan te houden en zich onder behandeling te stellen en te houden van de behandelend psychiater door de hem voorgeschreven medicatie te nemen en door wekelijks contact te onderhouden, overeenkomstig voormeld behandelingsplan (art. 14a lid 6 Wet Bopz). Tevens is ter zitting gebleken dat betrokkene zich zal houden aan de voorwaarde, zich zodanig te gedragen dat daardoor de veiligheid van personen en goederen niet in het gedrang komt. (art. 14a lid 7 Wet Bopz).
Tezamen leidt het voorgaande er toe dat het verzoek wordt toegewezen en dat een machtiging wordt verstrekt voor de duur van zes maanden.
Daarbij geldt dat die geldigheidsduur wordt verlengd ingevolge en naar de duur die artikel 48 Wet Bopz toestaat, indien de officier van justitie voor de afloop van voornoemde periode bij de rechtbank een verzoek indient tot het verlenen van een aansluitende rechterlijke machtiging.
Beslissing
De rechtbank:
Verleent vanaf heden tot uiterlijk 25 februari 2011, een machtiging aan de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis van Accare, locatie [X], om betrokkene te doen opnemen en verblijven in voormeld ziekenhuis, indien betrokkene de onder A tot en met E geformuleerde algemene voorwaarden en de onder F geformuleerde bijzondere voorwaarde niet naleeft:
A Betrokkene neemt deel aan een dagstructuur, vastgesteld door moeder en groepsleiding, die minimaal nodig is om thuis te wonen. Daarnaast blijft betrokkene respectvol met anderen omgaan een belangrijk doel, waarbij een signaleringsplan wordt gehanteerd;
B betrokkene neemt deel aan de cognitieve gedragstherapie waardoor hij beter leert te snappen hoe bij hem geagiteerd gedrag wordt getriggerd en hoe hij daar meer controle over kan krijgen. Hij zal daardoor ook de meer onderliggende angst herkennen en daar beter mee om leren gaan;
C betrokkene gaat meedoen met de zogenaamde running-therapie;
D betrokkene neemt deel aan de HAH- en systeemtherapie, die zich richten op het herstellen van het contact en respectvol met elkaar om kunnen gaan, waarbij betrokkene weer enig gezag kan accepteren van zijn ouders;
E betrokkene houdt zich aan de adviezen van de psychiater/arts om (weer) ondersteunende medicatie te gebruiken;
F betrokken onthoudt zich van gedragingen waardoor de veiligheid van personen en goederen in het gedrang komen.
Een en ander, voor zover het de algemene voorwaarden betreft, overeenkomstig het aan deze beschikking gehechte behandelingsplan als vervat in de brief van 4 augustus 2010 van Accare locatie [X].
Gegeven op 26 augustus 2010.
de griffier de rechter
A.G. Kiewiet-de Klerk mr. A.L.J.M.A. Janssens
Verzonden op:
Afschrift aan:
(x) betrokkene
(x) advocaat
(x) inspectie
(x) officier van justitie