ECLI:NL:RBASS:2010:BO4700

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
8 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
78854 - FA RK 10-803
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.M.J.A. Janssens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van de echtelijke woning na ontbinding van geregistreerd partnerschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 8 september 2010 uitspraak gedaan in een verzoek van een vrouw om het gebruik van de echtelijke woning na de ontbinding van haar geregistreerd partnerschap met de man. De rechtbank had eerder op 9 juni 2010 het geregistreerd partnerschap ontbonden en de zaak verwezen naar een nadere zitting voor het verhoor van partijen. Tijdens de zitting op 30 augustus 2010 hebben beide partijen, vergezeld van hun advocaten, hun standpunten toegelicht. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Grollé, verzocht om het gebruik van de woning gedurende zes maanden na de inschrijving van de ontbinding in de registers van de burgerlijke stand. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Wiersema, voerde verweer en vroeg om afwijzing van het verzoek.

De rechtbank overwoog dat op grond van artikel 1:165 BW de rechter kan bepalen dat een partner de echtelijke woning kan gebruiken gedurende een bepaalde periode na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap. De rechtbank voerde een belangenafweging uit, waarbij de vrouw haar behoefte aan stabiliteit voor haarzelf en haar vier kinderen naar voren bracht, terwijl de man zijn financiële belangen en de noodzaak voor bedrijfsruimte aanhaalde. De rechtbank concludeerde dat het belang van de vrouw om de woning te kunnen gebruiken zwaarder woog dan de belangen van de man. Daarom werd het verzoek van de vrouw toegewezen, en werd bepaald dat zij gedurende zes maanden het gebruik van de woning en de inboedel mocht voortzetten. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Beschikking d.d. 8 september 2010
Zaaknummer 78854 / FA RK 10-803
Beschikking van de tweede enkelvoudige kamer in de zaak van:
[vrouw],
wonende te [adres],
verzoekster, hierna te noemen de vrouw,
toegevoegd advocaat mr. A. Grollé,
-- en --
[man],
wonende te [adres],
gerekwestreerde, hierna te noemen de man,
toegevoegd advocaat mr. M.M. Wiersema.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
De rechtbank heeft bij beschikking van 9 juni 2010 de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen partijen uitgesproken en ten aanzien van de hierna vermelde aangelegenheid de zaak verwezen naar een nadere terechtzitting van de rechtbank voor het verhoor van partijen.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 30 augustus 2010, alwaar partijen vergezeld van hun raadslieden zijn verschenen.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
De vrouw heeft bij het verzoekschrift tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap onder meer verzocht dat de vrouw gedurende een periode van zes maanden na de inschrijving van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap in de registers van de burgerlijke stand met uitsluiting van de man het gebruik en het genot van de echtelijke woning en de zich daarin bevindende goederen zal hebben.
De man heeft tegen voornoemd verzoek van de vrouw verweer gevoerd en verzocht het verzoek ten aanzien van het voortgezet gebruik van de echtelijke woning af te wijzen.
Op grond van de stukken en het gehouden verhoor overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens artikel 1:165 BW - dat ingevolge artikel 1:80e BW van overeenkomstige toepassing is op een ontbinding van een geregistreerd partnerschap in de zin van artikel 1:80c lid 1 sub 6 BW - kan de rechter op verzoek van de ene partner als bedoeld in art. 1:80e BW bepalen, dat deze de echtelijke woning en de zich daarin tot de inboedel behorende zaken kan gebruiken gedurende een periode van zes maanden na de inschrijving van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap in de registers van de burgerlijke stand zoals bedoeld in artikel 1:163 BW.
Voormelde bepaling verschaft geen duidelijk criterium in welke gevallen een dergelijk verzoek wel en wanneer dit niet kan worden toegewezen. Het komt derhalve aan op de waardering van de omstandigheden van het concrete geval. Hierbij dient in het oog te worden gehouden dat de ratio van de onderhavige bepaling is, dat deze een tijdelijke voorziening beoogt te geven met het oog op de moeilijkheden omtrent de huisvesting van één der partners die het gevolg van een echtscheidingsprocedure kan zijn.
De rechtbank zal in het concrete geval aan de gevraagde beslissing de uitkomst van een belangenafweging ten grondslag leggen. De hier in het geding zijnde belangen zoals die ter zitting door betrokkenen zijn gesteld, zijn de volgende.
Enerzijds heeft de vrouw behoefte aan een zekere periode waarin zij kan nagaan of zij de gemeenschappelijke woning kan overnemen en haar ex-partner kan uitkopen dan wel, indien overname en uitkoop niet mogelijk blijken, de woning, samen met de man, kan verkopen. Daarnaast heeft de vrouw als haar belang aangevoerd de onwenselijkheid dat haar en haar vier inwonende kinderen, na een onrustige periode in hun leven, nu zouden moeten verhuizen.
Anderzijds voert de man als zijn belang aan dat hij op korte termijn financieel gecompenseerd wordt, waarbij hij tevens wijst op zijn kennelijk ondermaatse woonsituatie en/of zijn behoefte aan bedrijfsruimte voor zijn onderneming. In het geval dat de woning op korte termijn niet verkocht kan worden, zal de man – zo voert hij aan - vermoedelijk nog gedurende enige tijd op de hem toekomende gelden moeten wachten, terwijl hij als ondernemer dat geld hard nodig heeft. Niet gesteld is dat de man belang heeft bij het gebruik van de woning en van de tot inboedel behorende zaken.
Hoewel de rechtbank zonder meer begrip heeft voor het standpunt van de man – in het bijzonder voor zijn behoefte om te weten waar hij (financieel) aan toe is – weegt de rechtbank het belang van de vrouw om gedurende de komende maanden na te gaan of zij in staat zal zijn de woning over te nemen en de man uit te kopen - en in samenhang daarmee het belang van rust voor haar en haar vier thuiswonende kinderen en de daaruit voortvloeiende wens om vooralsnog niet te hoeven verhuizen – evenwel zwaarder dan het belang van de man om reeds nu over het hem te zijner tijd toekomende geld uit de verkoop van de woning te beschikken. Gesteld noch gebleken is dat de man niet in staat is om zich alternatieve woon- en/of bedrijfsruimte te verschaffen; evenmin komt voldoende uit de verf dat zijn financiële positie momenteel dusdanig slecht is dat de uitkering van de hem te zijner tijd toekomende gelden bespoedigd dient te worden.
De rechtbank wijst derhalve het verzoek van de vrouw toe, hetgeen inhoudt dat de vrouw gedurende zes maanden na de inschrijving van de ontbindingsbeschikking van deze rechtbank van 9 juni 2010, recht heeft op het gebruik van de bedoelde woning, alsmede van de tot de inboedel daarvan behorende zaken.
Nu de man niet om een vergoeding voor het gebruik van de woning als bedoeld in artikel 1:165 lid 1 BW heeft verzocht, zal de rechtbank deze niet aan hem toekennen.
BESLISSING
De rechtbank:
bepaalt dat de vrouw vanaf de dag dat deze beschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, met uitsluiting van de man bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning aan het [adres] te [plaats] en het gebruik van de bij die woning en tot de inboedel daarvan behorende zaken gedurende zes maanden voort te zetten;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.L.M.J.A. Janssens, rechter, bijgestaan door H. van Veen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2010.