RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830165-10
vonnis van de Meervoudige kamer d.d. 10 december 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te Hoogeveen op [geboorte datum] 1990,
wonende [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 26 november 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M. Wierts, advocaat te Groningen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te Hollandscheveld, gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal op die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
[naam medeverdachte] op of omstreeks 13 augustus 2010 te Hollandscheveld, gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door die [naam medeverdachte] en/of verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen meermalen, althans eenmaal op die [slachtoffer] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 13 augustus 2010 in de gemeente Hoogeveen opzettelijk inlichtingen heeft verschaft door die [naam medeverdachte] (telefonisch) te informeren dat die [slachtoffer] in zijn auto naar zijn woning aan [adres] reed en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door met een auto (Volkswagen Passat) in de buurt van het plaats delict te gaan staan en op die [naam medeverdachte] te wachten, teneinde die [naam medeverdachte] en het door hem gebruikte wapen, nadat [naam medeverdachte] op die [naam slachtoffer] had geschoten, naar elders te vervoeren;
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 13 augustus 2010 te Hollandscheveld, gemeente Hoogeveen opzettelijk een persoon, [naam medeverdachte], die schuldig was aan of verdachte was van het misdrijf poging moord, althans poging doodslag op het slachtoffer [naam slachtoffer], [naam medeverdachte] heeft verborgen en/of behulpzaam is geweest in het ontkomen aan de nasporing van of aanhouding door een of meer ambtenaren van de justitie of politie, en/of nadat het misdrijf was gepleegd van poging moord, althans poging doodslag, althans nadat er enig misdrijf was gepleegd, met het oogmerk om dat misdrijf te bedekken of de nasporing of vervolging daarvan te beletten of te bemoeilijken, een of meer voorwerpen waarop of waarmede dat misdrijf was gepleegd of andere sporen van dat misdrijf heeft vernietigd en/of weggemaakt en/of verborgen en/of aan het onderzoek van de ambtenaren van de justitie of politie onttrokken,
immers heeft verdachte, nadat die [naam medeverdachte] met een vuurwapen op het slachtoffer [naam slachtoffer] had geschoten, die [naam medeverdachte] en/of het door hem gebruikte vuurwapen, met een auto naar elders vervoerd.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennis-neming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht slechts het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, maar niet strafbaar en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen:
- vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde
- ontslag van alle rechtsvervolging van het meer subsidiair ten laste gelegde.
De verdediging heeft bepleit dat medeplegen of medeplichtigheid aan moord dan wel doodslag niet kan worden bewezen. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte wist dat zijn medeverdachte een misdrijf had gepleegd, zodat ook vrijspraak van het meer subsidiair ten laste gelegde dient te volgen.
De rechtbank komt met de raadsvrouw tot het oordeel dat verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het primair tenlastegelegde is de rechtbank met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte]. Uit de bewijsmiddelen blijkt niet dat verdachte voorafgaande aan dan wel tijdens het schietincident actief bij het incident betrokken is geweest.
In het loopproces-verbaal wordt vermeld 1 dat er telefonisch contact is geweest tussen het toestel van verdachte en het toestel dat in gebruik is/was bij medeverdachte [naam medeverdachte]. In het proces-verbaal bevinden zich echter geen stukken waaruit dat blijkt. Evenmin zijn er stukken waaruit blijkt dat verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] daadwerkelijk met elkaar hebben gesproken en wat die gesprekken hebben ingehouden. Verdachte en medeverdachte [naam medeverdachte] hebben hierover niets verklaard. Verder bevinden zich in het dossier geen aanwijzingen dat verdachte voorafgaande aan en/of tijdens het schietincident aanwezig was in de directe nabijheid van de plaats van het delict.
Uit het dossier blijkt derhalve niet dat verdachte voorafgaande aan en/of tijdens het schietincident wetenschap heeft gehad van het feit dat medeverdachte [naam medeverdachte] (mogelijk) met een vuurwapen op het slachtoffer [naam slachtoffer] had geschoten.
De rechtbank is van oordeel dat tevens op grond van vorenstaande overwegingen de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid niet kan worden bewezen. De zich in het dossier bevindende verklaringen van getuigen die verklaren dat medeverdachte [naam medeverdachte] met een vuurwapen in zijn hand bij verdachte in de auto is gestapt zijn onvoldoende voor het aannemen van medeplichtigheid.
Ten aanzien van het meer subsidiair ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat er geen wettig bewijs is dat verdachte opzettelijk [naam medeverdachte] heeft geholpen om aan de naspeuringen van politie en justitie te ontkomen door die [naam medeverdachte] met het vuurwapen naar een andere plaats te vervoeren. Immers niet is gebleken dat verdachte dat vuurwapen bij [naam medeverdachte] heeft gezien en/of dat [naam medeverdachte] hem heeft ingelicht over het schietincident.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank gelast de teruggave aan de verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- 1 Jas, SIN AABI4513NL;
- 1 telefoon Blackberry Bold, kleur zwart.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mr. J.G. de Bock en mr. J.M.M. van Woensel, rechters in tegenwoordigheid van D. Witvoet, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 december 2010.
Parketnummer: 19.830165-10
Uitspraak d.d.: 10 december 2010 3