zaaknummer / rolnummer: 82331 / KG ZA 10-248
Vonnis in kort geding van 15 november 2010
[EISERES],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
toegevoegd advocaat mr. C.Th. Schouwenburg te Beilen,
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.T. van Daatselaar te Hoogeveen.
Partijen zullen hierna de vrouw en de man genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 20 oktober 2010 met 3 producties,
- de mondelinge behandeling van 5 november 2010,
- de pleitnota van de vrouw,
- de pleitnota van de man,
- de eis in reconventie van 5 november 2010,
- de overige in het geding gebrachte bescheiden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Partijen zijn op 6 juni 2006 in gemeenschap van goederen gehuwd. In de loop van 2010 zijn partijen gescheiden gaan leven. De vrouw heeft de echtelijke woning aan de [adres] te [woonplaats] verlaten, maar staat daar nog wel ingeschreven. Momenteel verblijft zij bij een vriendin. Inmiddels is er een echtscheidingsprocedure bij de rechtbank Assen geëntameerd.
2.2. Gedurende het huwelijk zijn er twee Franse buldog honden aangeschaft, genaamd Jason en Deamon. De vrouw heeft altijd zorg gedragen voor Jason en Deamon.
2.3. Na het feitelijk uiteengaan hebben partijen een bezoekregeling voor de beide honden getroffen, waarbij de beide honden van donderdagavond tot zondagmiddag naar de man gingen. De rest van de week verbleven de honden dan bij de vrouw. Aan deze omgangsregeling is ook enige tijd uitvoering gegeven.
2.4. Na het bezoek van donderdag 23 september 2010 tot en met 26 september 2010 heeft de man Deamon niet aan de vrouw meegeven, maar onder zich gehouden. Ook thans verblijft Deamon nog steeds bij de man. Jason verblijft bij de vrouw.
2.5. Partijen zijn het er over eens dat het in het belang van de beide honden is dat zij bij elkaar blijven. Iedere communicatie tussen partijen, al dan niet over de beide honden, verloopt minst gezegd moeizaam.
3. Het geschil in conventie
3.1. De vrouw vordert - samengevat - afgifte van Deamon, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
3.2. Het verweer van de man strekt tot niet-ontvankelijkheid van de vrouw in haar vorderingen, althans tot afwijzing daarvan met veroordeling van de vrouw in de proceskosten.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in voorwaardelijke reconventie
4.1. De man vordert - verkort weergegeven - bij afwijzing van de vorderingen van de vrouw afgifte van Jason, op straffe van verbeurte van een dwangsom. Voor zover de vorderingen van de vrouw in conventie mochten worden toegewezen, vordert de man een omgangsregeling voor de beide honden, waarbij de beide honden de ene week bij hem en de andere week bij de vrouw verblijven. Een en ander met veroordeling van de vrouw in de kosten van de reconventionele vordering.
4.2. De vrouw voert verweer, dat neerkomt op afwijzing van de vorderingen in reconventie.
4.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie en voorwaardelijke reconventie
5.1. Gelet op de verwevenheid tussen de vorderingen in conventie en in voorwaardelijke reconventie ziet de voorzieningenrechter aanleiding deze gezamenlijk te behandelen.
Ontvankelijkheid
5.2. De man heeft tot zijn primaire verweer aangevoerd dat de vrouw niet ontvankelijk
is in haar vorderingen omdat geen sprake zou zijn van een spoedeisend belang. Dat verweer wordt verworpen omdat de enkele door de man gestelde omstandigheid dat partijen nog tot verdeling moeten geraken, op zichzelf geen beletsel vormt om vooruitlopend daarop een beslissing te nemen. Hooguit kan worden aangenomen dat de te geven beslissing tijdelijk is, in die zin dat zij heeft te gelden tot het moment waarop de gemeenschap van goederen definitief zal zijn verdeeld. Voor het overige is de voorzieningenrechter van oordeel dat de vrouw een voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, welk belang met name daarin is gelegen dat partijen over en weer bij voortduring aanspraak menen te kunnen maken op de andere hond, maar hier met elkaar niet over kunnen communiceren zonder dat dat gepaard gaat met veel onrust en strijd. Hierbij opgeteld de omstandigheid dat, naar beide partijen hebben betoogd, het in het belang van de beide honden is bij elkaar te zijn, maakt dat de voorzieningenrechter het spoedeisend belang voldoende gegeven acht.
De gevorderde afgifte van Deamon
5.3. Vast staat dat de honden deel uitmaken van de huwelijkse goederengemeenschap
waarin partijen zijn gehuwd. In de stellingname van de vrouw ligt besloten dat partijen zijn overeengekomen dat de honden aan haar zijn c.q. worden toegescheiden. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is het dermate waarschijnlijk dat de honden aan de vrouw zullen worden toegescheiden, voor zover dat al niet is gebeurd, dat het verantwoord is om vooruit te lopen op de uitkomst van een bodemprocedure in de door de vrouw voorgestane zin. Dit voorlopig oordeel is gebaseerd op het volgende.
5.4. Een - als productie 1 bij dagvaarding overgelegde - handgeschreven verklaring d.d. 28 juli 2010, voor zover inhoudende: “Samen uitgekomen dat pauline alles,incl honden, mag houden. Ze neemt alles mee. is van haar. alleen m`n persoonlijke dingen (kleding, foto`s, muziek etc) neem ik mee (…)”, waarvan de vrouw heeft gesteld dat beide partijen die hebben ondertekend. Voorshands gaat de voorzieningenrechter er van uit dat dat klopt. Op de verklaring staat achter de naam van de man een handtekening. De man heeft weliswaar aangevoerd zich niet te kunnen herinneren die te hebben gezet, maar dat kan niet worden aangemerkt als een gemotiveerde betwisting op dit punt. Verder heeft de man de vrouw een sms-bericht d.d. 2 oktober 2010, gestuurd, dat onder meer inhoudt: “ik teken wel dat ik afstand van ze doe….. ze moeten bij elkaar ( …) zet maar op papier. Beter voorem”.
Ten slotte staat tussen partijen niet ter discussie dat gedurende de samenwoning van partijen de vrouw de verzorging van de honden voor haar rekening heeft genomen.
5.5. In zoverre ligt de vordering tot afgifte van Deamon dan ook voor toewijzing
gereed. Daaraan kan niet afdoen de door de man nog gestelde omstandigheid dat de vrouw momenteel antikraak woont en zij geen huisdieren zou mogen houden nu de vrouw dat gemotiveerd heeft betwist.
5.6. Nu de man zich als zodanig niet heeft verzet tegen de termijn waarop afgifte wordt
gevorderd, zal dienovereenkomstig worden beslist. Dat geldt eveneens voor de gevorderde dwangsom, zij het dat die wordt gekoppeld aan een maximum zoals in het dictum bepaald.
De gevorderde omgangsregeling
5.7. De man heeft niet gemotiveerd waarom hij een omgangsregeling met de honden wenst. Reeds daarom is zijn vordering niet toewijsbaar. Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat de grote spanningen die, naar beide hebben verklaard, tussen partijen ontstaan als zij onderling contact hebben, met alle risico`s van escalatie van dien, aan een omgangsregeling in de weg staan.
5.8. De voorzieningenrechter ziet aanleiding te bepalen dat de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij zijn of haar eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
in conventie en in reconventie
1. veroordeelt de man om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte van de hond Deamon aan de vrouw;
2. veroordeelt de man om aan de vrouw een dwangsom te betalen van € 500,00 voor iedere dag dat hij met die afgifte in gebreke blijft, tot een maximum van € 10.000,00;
3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. Duinkerken en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.S. Brolsma op 15 november 2010.