ECLI:NL:RBASS:2010:BO8166

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
8 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
83200 - KG ZA 10-294
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.H.J. Lennaerts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een woning na ontdekking van hennepkwekerij en brand

In deze zaak vorderde de stichting Woonconcept ontruiming van een woning die door de gedaagde werd gehuurd, nadat er brand was uitgebroken en een hennepkwekerij was ontdekt. De huurder weigerde de woning vrijwillig te verlaten, wat leidde tot een bodemprocedure door de verhuurder. Vanwege een oplopende huurschuld en de onveilige situatie voor omwonenden, werd in kort geding ontruiming gevorderd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang, mede door de angst die bij de buren was ontstaan na de brand en de ontdekking van de hennepkwekerij. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, waarbij hij benadrukte dat de verhuurder verantwoordelijk is voor de veiligheid van de woonomgeving. De gedaagde had eerder al hulp van derden ontvangen, maar had zich daar niet aan gehouden. De rechter concludeerde dat de gedaagde niet in staat was om de situatie te verbeteren en dat de ontruiming noodzakelijk was voor de veiligheid van andere bewoners. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 83200 / KG ZA 10-294
Vonnis in kort geding van 8 december 2010
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONCONCEPT,
gevestigd te Meppel,
eiseres,
advocaat mr. K.A.M. Jaspers,
tegen
[GEDAAGDE],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
toegevoegd advocaat mr. K. Spoor.
Partijen zullen hierna Woonconcept en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 23 november 2010 met 9 producties,
- de mondelinge behandeling van 6 december 2010,
- de pleitnota van [gedaagde],
- de overige in het geding gebrachte bescheiden.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Woonconcept verhuurt aan [gedaagde] de woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats]. De rechtsverhouding tussen partijen is vastgelegd in een akte van wijzigingsovereenkomst, waarop de algemene huurvoorwaarden voor zelfstandige woonruimte van 1 augustus 2003 van toepassing zijn verklaard.
2.2. Op 21 augustus 2010 is brand uitgebroken in de door [gedaagde] van Woonconcept
gehuurde woning. De politie heeft samen met de brandweer [gedaagde] uit de woning gehaald, evenals de hond van [gedaagde]. Ook de bewoners van de naastgelegen panden, te weten de [adres, [nummer 1] en [nummer 2], dienden hun woning vanwege de brand te verlaten.
2.3. Zowel de politie als de brandweer heeft geconstateerd dat op de zolder een groot
aantal hennepplanten ( 170 stuks in totaal) aanwezig waren. De betreffende zolderkamer was ingericht als een professionele kwekerij, voorzien van lampen en afgetimmerd met gipsplaten. De vloer van de zolderkamer was vochtig en voorzien van aarde. Ook zat er een gat in het dak, wat kennelijk fungeerde als afvoer.
2.4. Volgend op die constatering heeft de gemeente Meppel de kwekerij nog dezelfde
dag ontruimd en vernietigd. [gedaagde] is aangehouden als verdachte.
2.5. Enexis heeft de meterkast meegenomen voor onderzoek. Het is gebleken dat
er geen sprake was van diefstal van elektriciteit, maar wel van (enorme) gevaarzetting.
2.6. Naar aanleiding van de brand en de aangetroffen kwekerij, heeft Woonconcpet
[gedaagde] bij brief van 23 augustus 2010 bericht dat de aangetroffen woning voor haar aanleiding is de huurovereenkomst te beëindigen. In het daarop volgende gesprek op 25 augustus 2010 heeft [gedaagde] aangegeven daar niet vrijwillig aan mee te zullen werken. Daarop heeft Woonconcept een procedure bij de kantonrechter geëntameerd.
2.7. Zoals volgt uit de overgelegde dagvaarding van 13 september 2010 vordert
Woonconcept in die (bodem-)procedure betaling van de huurachterstand van [gedaagde], ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De zaak staat voor 14 december 2010 voor repliek aan de zijde van Woonconcept.
3. Het geschil
3.1. Woonconcept vordert samengevat - ontruiming van de door [gedaagde] gehuurde woning aan de [adres], met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2. [gedaagde] voert verweer, dat primair strekt tot aanhouding van de onderhavige procedure, (meer) subsidiair tot niet-ontvankelijkheid van Woonconcept, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Woonconcept.
4. De beoordeling
Aanhouding
4.1. De voorzieningenrechter zal als eerste ingaan op het primaire verzoek van [gedaagde] om de procedure voor een aantal weken aan te houden. Aan dat verzoek heeft de raadsvrouw van [gedaagde] ten grondslag gelegd dat [gedaagde] compleet is ingestort en de weg helemaal kwijt is. De raadsvrouw van [gedaagde] heeft gewezen op de omstandigheid dat haar cliënt - voor zover zij dat kan beoordelen - ernstige psychische/ psychiatrische problemen heeft. Door de zaak aan te houden, kan de raadsvrouw, althans kunnen anderen proberen hem te helpen. Eventueel zou ook naar vervangende woonruimte kunnen worden omgezien.
4.2. De raadsman van Woonconcept heeft - desgevraagd - herhaald dat de psychische gesteldheid van [gedaagde] geen bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 6: 265 BW oplevert en in zoverre niet aan toewijzing van de ontruiming in de weg staat.
4.3. De voorzieningenrechter ziet in de door de raadsvrouw van [gedaagde] gestelde
omstandigheid geen reden de zaak aan te houden. Tot dat oordeel strekt in de eerste plaats dat aanhouding van een zaak in beginsel dient om na te gaan of partijen wellicht in overleg nog tot een oplossing kunnen komen. Gelet op de opstelling van Woonconcept, is daar aan haar zijde hoe dan ook geen draagvlak voor, zodat het verzoek reeds hierop strandt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal overleg ook overigens niet tot een oplossing leiden. Redengevend acht de voorzieningenrechter in dat verband dat [gedaagde] al eerder zorg van derden heeft gekregen, maar zich daar vervolgens ook weer aan heeft onttrokken. De raadsvrouw van [gedaagde] heeft gewezen op de mogelijkheid om te worden aangemeld bij het samenwerkingsverband tussen Woonconcept, de gemeente en de politie, genaamd OGGZ, maar dat acht de voorzieningenrechter in zoverre een zinloze exercitie, omdat [gedaagde] ondanks aanmelding dan toch niet voor vervangende woonruimte in aanmerking komt. Daar voorziet OGGZ namelijk niet in.
Het verzoek tot aanhouding wordt op grond van het voorgaande dan ook afgewezen.
Spoedeisend belang
4.4. De raadsvrouw van [gedaagde] heeft tevens betwist dat Woonconcept een spoedeisend
belang heeft bij de onderhavige procedure. Aan die stelling heeft de raadsvrouw van [gedaagde] ten grondslag gelegd dat Woonconcept ten onrechte twee aparte procedures heeft opgestart; een bodemprocedure, waarbij enkel een huurachterstand van drie maanden aan de orde is en dit kort geding, waarbij de vorderingen grotendeels zijn gebaseerd op de brand van 21 augustus 2010 en de hennepkwekerij. Naar de raadsvrouw van [gedaagde] meent, hadden die brand en de kwerkerij in de bodemprocedure meegenomen moeten worden. Voorts is de raadsvrouw van [gedaagde] van mening dat voor zover Woonconcept al een spoedeisend belang heeft vanwege achterstand in de huur, Woonconcept al in september een kort geding had kunnen opstarten omdat op dat moment al sprake was van een gestelde huurachterstand van drie maanden. Door toch te opteren voor een bodemprocedure, levert een door Woonconcept gestelde achterstand van inmiddels zes maanden in deze procedure geen spoedeisend belang op.
4.5. De voorzieningenrechter overweegt dat in het verder oplopen van de
huurachterstand wel degelijk een spoedeisend belang is gelegen, in die zin dat Woonconcept verdere schade voor zoveel mogelijk wil beperken. Dat er sprake is van huurachterstand van inmiddels al een aantal maanden, welke achterstand steeds verder oploopt, acht de voorzieningenrechter voorshands voldoende aannemelijk. Woonconcept heeft ter zitting een overzicht overgelegd waaruit blijkt dat er sinds mei van dit jaar nagenoeg geen huur meer wordt betaald. Kennelijk heeft [gedaagde] wel opdracht gegeven tot betalingen in de vorm van een automatische incasso, maar worden die opdrachten steeds - getuige het hiervoor genoemde overzicht - gestorneerd. De raadsvrouw van [gedaagde] heeft weliswaar betwist dat er sinds mei van dit jaar geen betalingen meer hebben plaatsgevonden, maar geen bankafschriften overgelegd waaruit enige betaling zou kunnen blijken. Weliswaar heeft de raadsvrouw van [gedaagde] nog een tweetal strookjes overgelegd, waaruit twee betalingen per acceptgiro van € 100,00 en € 212,08 moeten blijken, maar zoals onbetwist door Woonconcept is gesteld wordt er ook in dat geval niet betaald, als er geen, althans onvoldoende saldo is. Onbesproken kan verder blijven de omstandigheid dat Woonconcept thans ook de brand en de aangetroffen kwekerij mede aan haar vordering ten grondslag legt; misbruik van procesrecht kan daarin als zodanig niet zijn gelegen.
4.6. Een en ander brengt met zich dat Woonconcept in haar vordering kan worden
ontvangen, waarover het volgende.
De gevorderde ontruiming
4.7. De voorzieningenrechter neemt in overweging dat Woonconcept ontruiming
vordert, waarmee in wezen een voorschot moet worden genomen op de uitkomst in de bodemprocedure, voor wat betreft dat onderdeel. Voor toewijzing van die vordering is derhalve slechts dan plaats indien met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat ook in de bodemprocedure toewijzing van de vordering tot ontruiming te verwachten is. Mede gelet op de nadere toelichting van partijen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling, komt de voorzieningenrechter tot het volgende.
4.8. Woonconcept is een sociaal verhuurder zonder winstoogmerk. Dit brengt met zich
dat op haar de verplichting rust te voorzien in betaalbare woningen aan haar doelgroep. Tot die doelgroep behoren mensen die gelet op hun inkomenspositie niet in eigen huisvesting kunnen voorzien. Daarbij rust op Woonconcept de expliciete verplichting ook te zorgen voor de woonomgeving van de door haar verhuurde woningen, in het bijzonder met betrekking tot het punt van leefbaarheid en veiligheid. Door of vanwege de brand hebben de bewoners van de naastgelegen panden hun woning moeten verlaten. Dat op zichzelf beschouwd heeft de nodige impact gehad, zoals onweersproken door Woonconcept is gesteld. Ook de ontdekking van de hennepkwekerij en de daarmee gepaard gaande aanloop van allerlei personen van en naar de woning, draagt bij aan een sfeer van ongemak en onbehagen bij bewoners. Woonconcept heeft dat ook als zodanig aangevoerd. Gelet op de overgelegde verklaringen van onder meer de politie, is er geen aanleiding voor de voorzieningenrechter aan te nemen dat [gedaagde] niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de brand. Ook voor wat betreft de aanwezigheid van een hennepkwekerij, is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] het in de hand heeft gehad dat die kwekerij in de woning is aangelegd. Daarbij kan in het midden blijven of derden daar de hand in hebben gehad en maakt niet dat [gedaagde] daarvoor niet verantwoordelijk is.
4.9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat van Woonconcept niet langer behoeft te
worden verwacht dat zij verder gaat met het aanbieden van woonruimte aan [gedaagde], mede gelet op haar verplichting zorg te dragen voor een veilige omgeving voor de overige bewoners. Naar de voorzieningenrechter meent, kan het niet zo zijn dat door de leefwijze van in dit geval [gedaagde] andere bewoners zich niet meer veilig wanen in hun eigen huis, wat toch in de eerste plaats een veilige plek dient te zijn. Daarbij opgeteld de omstandigheid dat [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet genegen is zich voor wat betreft zijn psychische problemen te laten helpen, zal hierin waarschijnlijk ook geen verbetering optreden. Afsluitend kan dan nog genoemd worden dat [gedaagde] - buiten het voorgaande om - ook maar geheel is gestopt met het betalen van huur, zodat hij ook op die manier schade toebrengt aan Woonconcept. Een en ander in samenhang bezien, maakt dat de voorzieningenrechter van oordeel is dat de vordering tot ontruiming van Woonconcept toewijsbaar is.
4.10. Woonconcept heeft een ontruiming per direct gevorderd. Desgevraagd heeft de
raadsvrouw van Woonconcept ter gelegenheid van de zitting aangegeven dat er enige tijd over heen gaat, alvorens daadwerkelijk wordt ontruimd.
Ter zitting hebben partijen ook afgesproken om hierover nog in overleg te gaan, zodat de voorzieningenrechter geen beletsel ziet de ontruiming per direct toe te wijzen.
4.11. [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden
veroordeeld. De kosten aan de zijde van Woonconcept worden begroot op:
- dagvaarding € 73,89
- vast recht 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal € 1.449,89
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
1. veroordeelt [gedaagde] om onmiddellijk na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres] te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van Woonconcept zijn, en de sleutels af te geven aan Woonconcept,
2. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Woonconcept tot op heden begroot op € 1.449,89,
3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.J. Lennaerts en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.S. Brolsma op 8 december 2010.