ECLI:NL:RBASS:2010:BO8303

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
15 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
80195 / HA ZA 10-444
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.J. Lennaerts
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding in verband met vermeende inbraak en oplichting bij inboedelverzekering

In deze zaak vorderden eisers, [EISER SUB 1] en [EISERES SUB 2], een schadevergoeding van € 25.000,00 van gedaagde, UNIGARANT N.V., naar aanleiding van een vermeende inbraak in hun woning op 12 februari 2009. Eisers stelden dat er bij hen was ingebroken en dat zij schade hadden geleden aan hun inboedel, waarvoor zij een uitkering op basis van hun inboedelverzekering eisten. De rechtbank Assen heeft de procedure behandeld en vastgesteld dat er aanzienlijke tegenstrijdigheden waren in de verklaringen van eiser en de bevindingen van de politie en de expert van Vidi Onderzoek B.V. De rechtbank concludeerde dat eiser niet had bewezen dat er daadwerkelijk een inbraak had plaatsgevonden en dat de schadeclaims niet geloofwaardig waren. De rechtbank oordeelde dat er zelfs aanwijzingen waren voor een poging tot oplichting van gedaagde. De vorderingen van eisers werden afgewezen en eiser werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.708,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 15 december 2010.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK ASSEN
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 80195 / HA ZA 10-444
Vonnis van 15 december 2010
in de zaak van
1. [EISER SUB 1],
2. [EISERES SUB 2],
beide wonende te [woonplaats],
eisers,
toegevoegd advocaat mr. A.C.E.G. Cordesius te ‘s-Gravenhage,
tegen
de naamloze vennootschap
UNIGARANT N.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
gedaagde,
advocaat mr. M.F.H.M. van Haastert.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 29 september 2010, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd;
- de akte inbreng producties ten behoeve van comparitie van gedaagde van 22 november 2010;
- het proces-verbaal van comparitie van 22 november 2010.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De vaststaande feiten
De rechtbank legt de navolgende feiten, voor zover bij de beoordeling niet nog feiten worden vastgesteld, ten grondslag aan haar beslissing:
a. Eiser heeft een inboedelverzekering afgesloten bij gedaagde.
De voorwaarden van die verzekering houden onder meer in dat eiser bij een aangifte van schade iedere handeling moet nalaten die schade voor gedaagde kan opleveren, dat hij de schade moet aantonen dan wel aannemelijk moet maken, en dat ‘volle medewerking’ moet worden verleend en dat alles moet worden nagelaten dat schade kan opleveren.
b. Eiser heeft gedaagde verzocht hem op grond van de verzekering een uitkering te doen.
Hij heeft aangegeven dat er bij hem is ingebroken op 12 februari 2009 en dat dit is geconstateerd door zijn ouders.
De heer A.J.F. Mak, ploegschef van de regiopolitie Haaglanden en getuige uit eigen waarneming, heeft hierover de volgende verklaring afgelegd, zoals weergegeven de expert [medewerker] van Vidi Onderzoek B.V. en niet weersproken door eiser:
‘Verbalisant Mak deelde ons allereerst mede dat hij zijn bedenkingen had bij de diefstal uit de woning van verzekerde. Hij vertelde ons dat de politie op 12 februari 2009 om omstreeks 19.45 uur de melding kregen dat er werd ingebroken op de [adres]. Toen hij ter plaatse kwam waren de ouders en broer van verzekerde binnen in de woning. Het bleek dat zij rond 19.30 al de inbraak hadden ontdekt, maar pas om 19.45 uur de politie in kennis hadden gesteld en wel als zijnde een zogenaamde heterdaad melding.
Volgens de broer van verzekerde was deze gebeld door de ouders en is vervolgens uit Rotterdam direct naar de woning gereden. Volgens verbalisant Mak was dit onmogelijk daar zij met spoed ook ter plaatse waren gegaan en zij eveneens over de A13 zijn gereden. Hierdoor is het niet mogelijk dat de broer van verzekerde eerder ter plaatse zou zijn dan de politie, indien ze tegelijkertijd in kennis waren gesteld.’
c. Eiser heeft bij gedaagde een vergoeding geclaimd van schade aan de inrichting van de woning: aan de kast in de woonkamer, de marmeren vloer (3 gaten), plasma-tv, lijst in de keuken, badkamer (‘gesloopt’), etc..
Mak heeft hierover verklaard:
‘Eenmaal in de woning trof verbalisant Mak de familieleden in huis, zoals reeds vermeld. Van grove vernielingen was niets gemeld. Er waren geen zichtbare stukken uit de vloer opgemerkt, geen vernielde magnetronkast en fornuis, geen kapot badmeubel etc.’
en
‘In de slaapkamer trof hij kleding die keurig in stapeltjes uit de kledingkasten was gehaald en in stapeltjes was neergelegd op het bed. Verbalisant Mak gaf te kennen dat hij nog niet had meegemaakt dat inbrekers op deze wijze te werk gaan.’
d. Ook heeft eiser schade geclaimd als gevolg van diefstal van goederen uit zijn woning: 3 spelcomputers, een decoder, een ipod, 3 laptops etc..
Ter zake van deze goederen heeft eiser aankoopbewijzen overgelegd. Toen hij er mee werd geconfronteerd dat de expert daarnaar onderzoek had gedaan en dat er een aantal zaken niet klopten (volgens die expert), heeft hij de op die zaken betrekking hebbende bewijsmiddelen (de betreffende aankoopbewijzen) vervangen door zijn verklaring dat hij die goederen geschonken had gekregen.
e. Over de schade aan de plasma-tv had eiser tegenover de expert verklaard (en door ondertekening bevestigd) dat er iets mis was gegaan met stroom en dat hij een reparateur had laten komen genaamd [naam reparateur] van de [adres]. Die is bij hem thuis gekomen en heeft verteld wat er aan de hand was. Vervolgens had eiser zijn tv weggegooid.
De expert van Vidi heeft vervolgens ook dit verhaal nagetrokken. Hij verklaart hierover:
‘Wij hebben vervolgens contact gezocht met dit bedrijf. Uit het gesprek dat wij voerden bleek geen nadere gegevens van verzekerde bekend waren bij het bedrijf, doch mogelijk dat de heer [naam reparateur], die op vakantie was, nog informatie had.
Wij spraken op 7 mei 2009 uiteindelijk met de heer [naam reparateur], eigenaar van bovengenoemd bedrijf. Hij informeerde ons dat geen heer [eiser sub 1] bij hem bekend was. Tevens kon hij zich niet herinneren bij verzekerde te zijn geweest. Wij informeerden hem vervolgens dat verzekerde had verklaard dat de monteur van [naam reparateur] bij hem thuis was geweest i.v.m. een kapotte plasmatelevinsie en dat de televisie kapot zou zijn i.v.m. ‘verkeerd stroom’.
De heer [naam reparateur] verklaarde dat hij zich dit in het geheel niet kon herinneren en dat hij hier geen administratie voor heeft bijgehouden. Doorgaans komt hij niet bij de mensen thuis, behalve bij goede bekenden. Tevens repareren zij in het geheel geen plasmatelevisies. Deze worden bij hem gebracht en die sturen zij vervolgens door naar een serviceafdeling.
Wij hebben verzekerde telefonisch geïnformeerd over het vorenstaande onderzoek.
Verzekerde verklaarde dat hij zelf contact zou gaan opnemen met de monteur van [naam reparateur], die hij kennelijk kende. Hij zou ons het een en ander nazenden over de vermeende reparatie en de kapotte televisie. Indien wij nadere informatie ontvangen van verzekerde, zullen wij u hierover informeren.’
Ter zitting heeft eiser desgevraagd verteld dat hij die informatie wel heeft maar dat de betreffende persoon dat niet op papier wil verklaren omdat hij eerst iets anders had gezegd.
f. Uit het technisch onderzoek van de politie was gebleken dat er geen sporen van braak waren. In een dergelijk geval is er een probleem met de dekking.
Met de constatering van de politie geconfronteerd heeft eiser er op 1 april 2009 tegenover de expert van Vidi op gewezen dat er met een reservesleutel moet zijn ingebroken. De door hem op die datum ondertekende verklaring heeft die strekking en werkt dit uit met een verklaring hoe dit mogelijk was.
Eiser: ‘In december 2008 is de auto van mijn vrouw gestolen. U vraagt naar een proces-verbaal. Ik overhandig u een kopie van het proces-verbaal…De auto is na een week verbrand teruggevonden in [plaats]… In de auto lag een reservesleutel van ons huis. In het handschoenenvak lag deze sleutel. Soms als de kinderen aan het buitenspelen waren viel wel eens de deur dicht. En daarom hebben we een sleutel in de auto… U zegt dat in het proces-verbaal niet is opgenomen dat een huissleutel is vermist…de politie heeft dit niet in het rapport gezet. Ik heb toen aan de tussenpersoon ook doorgegeven dat mijn huissleutel was vermist…heb toen vernomen dat ik slechts een vergoeding zou krijgen van 50 euro voor het vervangen van de sloten. Omdat de kans klein was dat men dan zou weten waar ik woon en dat men zou inbreken, heb ik besloten om niet de sloten te vervangen.’
De volgens eiser gestolen auto stond volgens zijn aangifte bij hem in de straat, op de hoek in de buurt van zijn woning.
g. Bij brief van 8 juli 2009 heeft gedaagde het verzoek van eiser afgewezen.
In de eerste plaats wegens verregaand roekeloos handelen door niet de sloten van zijn woning te vervangen na de diefstal uit de vlakbij geparkeerde auto. Verder wegens het niet geloofwaardig zijn van de verklaringen van eiser nu deze strijdig zijn met de verklaring van de verbalisant en de bevindingen van het onderzoek van Vidi (tv-verhaal, schenkingsverhaal), en gezien de onverklaarbare aanwezigheid van de broer van eiser toen de politie arriveerde.
3. De vordering
Eiser vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagde veroordeelt tot het doen van een uitkering van € 25.000,00 aan eiser, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 februari 2010 tot de dag der algehele voldoening alsmede te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten conform rapport Voorwerk 2, te weten € 1,158,00. Dit met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Gelet op de uit de hiervoor weergegeven uit de stukken afgeleide vaststaande feiten sprekende tegenstrijdigheden, heeft de rechtbank eiser ter zitting vragen gesteld. De rechtbank moet vaststellen dat zij in genen dele is overtuigd door de antwoorden en zij ziet dan ook geen aanleiding om voormelde feiten niet als vaststaand aan te merken.
Op basis van deze feiten oordeelt de rechtbank als volgt.
4.2. Eiser moet bewijzen dat de feiten die hij aan zijn verzoek tot schade-uitkering ten grondslag heeft gelegd, zich daadwerkelijk hebben voorgedaan. Hij moet niet alleen de inbraak bewijzen maar ook wat er is gestolen.
Gedaagde voert als primair verweer aan dat eiser hierin niet is geslaagd. Gedaagde meent dat hij gelogen heeft en onbetrouwbaar is in zijn verklaringen en dat het onderzoek van Vidi niet uitwijst dat er daadwerkelijk is ingebroken.
4.3. Gedaagde heeft eiser niet op zijn woord geloofd, en daar bleek alle reden toe te zijn. Zoals de feiten nu liggen kan in redelijkheid niet anders geconcludeerd worden dan dat zelfs de inbraak niet is komen vast te staan.
Wordt zo ver niet gegaan, dan heeft het er alle schijn van dat sprake is geweest van een opzet om gedaagde op te lichten, zo al niet voor alles wat is geclaimd (in het geval er geen inbraak is geweest), dan toch wel voor een substantieel deel van de claim (fictieve eigendommen en reeds bestaande of moedwillig aangebrachte schade aan de woning en inrichting). Een andere verklaring voor de tegenstrijdigheden heeft de rechtbank althans niet kunnen vinden, terwijl er geen reden is om de verklaringen die door Vidi zijn opgenomen uit de mond van Mak en [naam reparateur] als onwaar aan te merken. Het is eiser die heeft gelogen. Het meest in het oog springt dit waar de heer [naam reparateur] verklaart dat hij helemaal niet doet aan reparatie van plasma-tv’s en eiser stelt dat na de diagnose van de reparateur van [naam reparateur] zijn plasma-tv heeft weggegooid. Dat is te onwaarschijnlijk om niet gelogen te zijn.
Zoals aangegeven, in een dergelijk geval hoeft de verzekeraar niet uit te keren.
4.4. Eiser wordt al als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagde worden begroot op:
- vast recht € 550,00
- salaris advocaat 1.158,00 (2,0 punten × tarief € 579,00)
Totaal € 1.708,00.
BESLISSING
De rechtbank
1. wijst de vorderingen af,
2. veroordeelt eiser in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 1.708,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de 14e dag na de dag van het uitspreken van dit vonnis indien en zolang niet is betaald,
3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.J. Lennaerts en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2010.