2. De vaststaande feiten
2.1 De kantonrechter stelt als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken het volgende vast.
2.2 Gedaagden hebben tot en met 30 december 2009 samen de vennootschap onder firma [X] gedreven. Op voormelde datum is de vennootschap onder firma ontbonden.
2.3 Eiseres is blijkens de op 30 oktober 2008 opgemaakte en door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd op 1 november 2008 in dienst getreden bij voornoemde vennootschap voor de duur van 1 jaar, met als functie algemeen medewerker voor 26 (flexibele) werk uren per week tegen een bruto uurloon van € 10,- exclusief vakantiedagen en exclusief 8% vakantietoeslag.
2.4 Samen met haar echtgenoot heeft eiseres op 8 juni 2009 de vennootschap onder firma [Y] opgericht. Tussen partijen was overeenstemming bereikt over de verkoop van de sauna aan eiseres en haar echtgenoot. Op 10 juli 2009 zou de overdracht plaatsvinden, maar één uur voor de afgesproken tijd werd de afspraak bij de notaris door eiseres afgezegd. De financiering bleek niet rond te zijn. Vervolgens hebben gedaagden bij brief van 30 juli 2009 het volgende aan eiseres medegedeeld: “Zoals bekend hebben jullie van ons gekocht, kort gezegd, de sauna met toebehoren en bedrijfsgebouw met woonhuis c.a.. Een en ander is vastgelegd in een door notaris [Z] opgemaakte akte. De koopsom bedraagt in totaal € 1.300.000,00. Overeengekomen is dat uiterlijk 1 augustus de overdracht zal plaatsvinden. Aanvankelijk, en ook dat is bij jullie bekend, zou er op 10 juli j.l. worden overgedragen, dat is echter door jullie afgezegd. Wij gaan er uiteraard van uit dat nu uiterlijk 1 augustus a.s. de overname plaatsvindt en er vanzelfsprekend betaald wordt. Wij wijzen jullie er nadrukkelijk op, dat wanneer op die datum de overdracht niet plaatsvindt, wij ons alle rechten voorbehouden om nakoming en/of schadevergoeding te vorderen. Vanaf 1 augustus zijn jullie in verzuim.
2.5 Ook op 1 augustus 2009 heeft de overdracht niet plaatsgevonden. Eiseres heeft in haar brief van 31 juli 2009 aan gedaagden te kennen gegeven dat zij graag voor 1 augustus 2009 het bedrijf had willen kopen, maar dat dit door toedoen van de Rabobank onmogelijk was gemaakt. Voorts heeft zij in die brief een tweetal alternatieve voorstellen gedaan. Bij e-mail van 4 augustus 2009 heeft eiseres het volgende aan gedaagden bericht: Langs deze weg nogmaals onze excuses voor het dramatische verloop van de verkoop. Nog steeds zijn wij van mening dat de Rabobank verantwoordelijk is voor de ontstane situatie. Wij zijn inmiddels ook druk doende om hen hiervoor aansprakelijk te stellen. Als jullie van onze eerder gedane voorstellen verder afzien, wil ik graag weten hoe we nu verder gaan. Hopelijk kunnen we als volwassen mensen nog een goed gesprek aangaan. Ik ben zeker bereidt om mijn werk wat ik tot nu toe heb gedaan bij jullie te vervolgen. Ik hoor dan ook graag wanneer ik weer wordt ingeroosterd. In afwachting op jullie reactie, verblijf ik,
2.6 Bij brief van 7 augustus 2009 is door gedaagden als volgt gereageerd op voormelde e-mail: “Dat de Rabobank zich heeft teruggetrokken in een omstandigheid waarmee wij niets van doen hebben. Het is ons dan ook niet bekend waarom deze bank zich heeft teruggetrokken, maar zoals gezegd is dit niet ons probleem. Het is jullie inmiddels duidelijk dat wij niet akkoord gaan met de genoemde opties. Het is jullie ook bekend dat v.a. 1 augustus jl. jullie in verzuim zijn en jullie afzien van de verkoop. Voor zover nodig ontbinden wij hierbij de overeenkomst. Wij wensen uiteraard de geleden schade vergoed te krijgen en wij hebben geen enkel probleem om hierover met jullie in overleg te gaan, mits op voorhand duidelijk is dat jullie bereid zijn een substantiële schadevergoeding te betalen. Wij zien jullie voorstel daarover graag binnen 1 week na heden tegemoet. Krijgen wij geen of een niet acceptabele reactie, dan rest ons niets anders dan een procedure tot schadevergoeding te starten. Wat betreft het weer inroosteren van [eiseres]: Wij gaan ervanuit dat de arbeidsovereenkomst met [eiseres] per 1 juni 2009 met wederzijds goedvinden is beëindigd. Zoals bekend is er om die reden ook geen loon meer betaald of werk verricht”.
2.7 Uiteindelijk heeft de levering van de onderneming plaatsgevonden op 25 september 2009.
3. De vordering en het verweer
3.1 Eiseres vordert op de in de dagvaarding vermelde gronden om bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad gedaagden hoofdelijk – des dat de een betalende de ander zal zijn gekweten – te veroordelen om tegen deugdelijk bewijs van kwijting aan eiseres te voldoen: A. het over de periode 1 juni 2009 tot 1 november 2009 door gedaagden aan eiseres verschuldigde achterstallige salaris, zijnde een bedrag van € 5600,- bruto, althans het netto equivalent daarvan, vermeerderd met de wettelijke verhoging wegens vertraging ex artikel 7:625 BW ad € 2300,-, dan wel een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen wettelijke verhoging; B. het over de periode 1 juni 2009 tot 1 november 2009 door gedaagden aan eiseres verschuldigde achterstallige vakantiegeld, zijnde een bedrag van € 448,- bruto, althans het netto equivalent daarvan, vermeerderd met de wettelijke verhoging wegens vertraging ex artikel 7:625 BW ad € 224,-, dan wel een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen wettelijke verhoging; C. het over de periode 1 november 2008 tot en met 1 november 2009 door gedaagden aan eiseres verschuldigde niet genoten vakantie-uren, zijnde een bedrag van € 1256,50 bruto, althans het netto equivalent daarvan, vermeerderd met de wettelijke verhoging wegens vertraging ex artikel 7:625 BW ad € 628,25, dan wel een andere door de kantonrechter in goede justitie te bepalen wettelijke verhoging; D. de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de dag der opeisbaarheid tot aan de dag der algehele voldoening; E. de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 450,-; F. de kosten van de onderhavige procedure, vermeerderd met een door de kantonrechter vast te stellen bedrag voor salaris en noodzakelijke verschotten van gemachtigde van eiseres.
3.2 Gedaagden betwisten de vordering, zakelijk samengevat stellende dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 juni 2009 met wederzijds goedvinden is beëindigd, dat er na die datum ook niet meer is gewerkt door eiseres en dat eiseres, behoudens een zeer summiere mededeling op 4 augustus 2009, nooit heeft aangegeven zich nog in dienst te achten van gedaagden.