RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Beschikking d.d. 03 augustus 2010
Zaaknummer 80987 / FA RK 10-2013
Machtiging tot uithuisplaatsing
van de kinderrechter in bovenvermelde rechtbank, gegeven in de zaak met betrekking tot de minderjarige:
[minderjarige], geboren in de gemeente [plaats] op [geboortedatum],
kind van [vader], wonende te [adres] en [moeder], wonende te [adres].
Blijkens beschikking van de kinderrechter te Assen van 27 januari 2010, staat de minderjarige, voornoemd, onder toezicht van de Stichting Bureau Jeugdzorg Drenthe (hierna te noemen: SBJD).
De SBJD heeft op 15 juli 2010 verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht af te geven, in een voorziening voor pleegzorg, in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid. Daarbij zijn diverse stukken, waaronder een indicatiebesluit overgelegd.
Op 3 augustus 2010 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn: [moeder] (de moeder), bijgestaan door haar raadsvrouwe mr. F. Bevelander, [vader] (de vader), bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. C.M. Buisman-de Jonge, [oma] (oma m.z.), bijgestaan door haar raadsvrouw mr. D. Jakobs en mw. I. van Dorp (namens de SBJD).
Gronden van de beslissing
Ter zitting heeft de SBJD aangegeven dat het goed gaat met de minderjarige. [De minderjarige] woont sinds juni 2009 bij zijn oma (m.z.), waar hij zich goed ontwikkelt. Inmiddels is er een omgangsregeling opgestart tussen de minderjarige en zijn beide ouders.
De moeder heeft ter zitting aangegeven te berusten in het verzoek van de SBJD en het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing, hetgeen neerkomt op de voortzetting van de huidige situatie. Wel vindt zij het belangrijk dat er contact is en blijft tussen haar en de minderjarige en dat deze contactmomenten in de toekomst uitgebreid worden.
De vader heeft aangegeven zelf voor [de minderjarige] te willen zorgen en zegt te beschikken over de nodige opvoedcapaciteiten. Hij heeft het gevoel dat hem geen kans wordt gegeven te laten zien dat hij de opvoeding op zich kan nemen. Vader vindt dat [de minderjarige] moet opgroeien in een jong gezin en niet bij zijn opa en oma.
De kinderrechter overweegt als volgt.
Er bestaat voor de ouders al langere tijd onduidelijkheid over het toekomstperspectief van de minderjarige. Van groot belang is daarom dat de SBJD de mogelijkheden van een eventuele terugplaatsing van de minderjarige bij zijn vader of moeder bestudeert, zodat dit perspectief duidelijk wordt. Een en ander klemt te meer daar de hier in het geding zijnde maatregel van uithuisplaatsing (en overigens ook de maatregel van de ondertoezichtstelling) niet kan worden opgelegd dan na zorgvuldige toetsing aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. Namens de vader heeft de raadsvrouw ter zitting aangegeven dat hij de opvoeding van zijn zoon graag op zich wil nemen en dat uit de stukken niet gebleken is dat de vader niet beschikt over de nodige opvoedkwaliteiten. Op grond van het verhandelde ter zitting is de kinderrechter er niet zonder meer van overtuigd dat het de vader aan opvoedkwaliteiten zou ontbreken. De kinderrechter verzoekt de SBJD hier nader onderzoek naar te doen, teneinde de kinderrechter te rapporteren over andere, minder vergaande, oplossingen dan de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van de minderjarige. Deze rapportage komt dan aan de orde bij de behandeling ter zitting van eventuele verzoeken van de SBJD tot verlenging van de hier bedoelde kinderbeschermingsmaatregelen ten aanzien van de minderjarige.
Vanwege het feit dat de minderjarige al enige tijd bij zijn opa en oma (m.z.) woont is de kinderrechter wel van mening dat dit onderzoek binnen het huidige kader dient te geschieden, zodat de minderjarige in tussenliggende tijd bij zijn opa en oma kan blijven wonen en zijn belangen worden gewaarborgd.
Op grond van de verkregen inlichtingen is de kinderrechter derhalve van oordeel dat de opname van de minderjarige in een voorziening voor pleegzorg, in het belang van de verzorging en de opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid, noodzakelijk is.
verleent, conform en ter effectuering van het indicatiebesluit machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht van de minderjarige, voornoemd, met ingang van heden, tot 27 januari 2011;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.L.J.M.A. Janssens, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 03 augustus 2010, in tegenwoordigheid van D.L. Boer, griffier, en door de rechter en de griffier ondertekend.-
Van deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld binnen drie maanden na de dag van deze uitspraak door indiening van een beroepschrift ter griffie van het Gerechtshof te Leeuwarden. Het hoger beroep moet door tussenkomst van een advocaat worden ingesteld.