ECLI:NL:RBASS:2010:BP3553

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
27 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
81990
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging tot voortgezet verblijf in psychiatrisch ziekenhuis

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 27 september 2010 een beschikking gegeven met betrekking tot een verzoek van de officier van justitie om een machtiging tot voortgezet verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis. Betrokkene, die gedwongen verblijft in GGZ Drenthe te Veenhuizen, weigerde de zitting bij te wonen en stelde dat de rechter in zijn kamer moest komen. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat betrokkene niet bereid was om vrijwillig in de psychiatrische inrichting te blijven, ondanks zijn geestelijke en lichamelijke problemen. De rechtbank heeft de raadsvrouwe van betrokkene gehoord, die bevestigde dat betrokkene niet door haar wenste te worden bijgestaan en dat hij zelf het woord wilde voeren. De rechtbank heeft geen reden gezien om de inhoud van de geneeskundige verklaring te betwijfelen en concludeerde dat er geen wezenlijke wijziging was in de gezondheidstoestand van betrokkene. De rechtbank heeft de machtiging tot voortgezet verblijf verleend voor de duur van een jaar, met de mogelijkheid tot verlenging indien de officier van justitie voor het verstrijken van deze termijn een nieuw verzoek indient. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 15, 16 en 17 van de Wet Bopz, waarbij werd vastgesteld dat betrokkene gevaar voor zichzelf en anderen vormt. De rechtbank heeft de zaak behandeld buiten aanwezigheid van betrokkene, omdat hij weigerde te verschijnen, en heeft de nodige stappen ondernomen om zijn rechten te waarborgen. De beschikking is gegeven door de tweede enkelvoudige kamer van de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Zaaknummer 81990
Beschikking d.d. 27 september 2010
Machtiging voortgezet verblijf
Beschikking van de tweede enkelvoudige kamer
Ontstaan en loop van het geding
Op 14 september 2010 is ter griffie van de rechtbank ingekomen een verzoekschrift van de officier van justitie te Assen, dat betrekking heeft op:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] (betrokkene).
Betrokkene verblijft gedwongen in het psychiatrisch ziekenhuis GGZ Drenthe te Veenhuizen, op grondslag van de door de rechtbank Breda op 15 september 2009 afgegeven machtiging voortgezet verblijf ingevolge de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz).
De officier van justitie verzoekt de rechtbank te beslissen dat een machtiging tot voortzetting van het verblijf van betrokkene in een psychiatrisch ziekenhuis wordt verleend voor de duur van een jaar.
Bij het verzoek is gevoegd:
- een geneeskundige verklaring die is opgemaakt door de geneesheer-directeur W. van der Plas op 13 september 2010;
- een afschrift van de aantekeningen als bedoeld in artikel 37a Wet Bopz;
- een afschrift van het behandelplan als bedoeld in artikel 38 van de Wet Bopz.
De rechtbank heeft last gegeven tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene. Het verzoekschrift en de bijlagen zijn in afschrift aan die persoon gezonden.
De rechtbank heeft de raadsvrouwe van betrokkene mr. H. Meijerink ter terechtzitting van
27 september 2010, gehouden in het psychiatrisch ziekenhuis, gehoord.
De raadsvrouwe van betrokkene verklaarde ter zitting dat betrokkene voor de zitting aan haar had aangegeven dat hij niet door haar wenste te worden bijgestaan. Hij had haar laten weten dat ook haar enkele aanwezigheid niet op prijs werd gesteld. Betrokkene had de wens zelf het woord te voeren. Toen betrokkene vervolgens weigerde ter zitting te verschijnen en derhalve ook het voorgaande niet heeft bevestigd en evenmin zelf zijn standpunt naar heeft gebracht is de raadsvrouwe uit zorgvuldigheidsoverwegingen bij de zitting aanwezig gebleven. Zij heeft namens betrokkene niet het woord gevoerd.
Om hem moverende redenen heeft betrokkene geweigerd de behandeling van zijn zaak bij te wonen. Door de instelling was een ruimte voor de zitting in gereedheid gebracht. Die bevindt zich in een ander gebouw dan de ruimte waarin betrokkene verblijft. Toen betrokkene daar niet verscheen is telefonisch geïnformeerd. Daarop verscheen een medewerker, direct betrokken bij de begeleiding van betrokkene, die namens betrokkene liet weten dat hij weigerde te komen. Hij stond erop dat de rechter zich in betrokkenes time-out ruimte zou melden opdat betrokkene kon tonen wat hem werd aangedaan. De rechtbank heeft de betreffende medewerker verzocht om betrokkene door te geven dat hij de vrije keuze had. Hij kon verschijnen en de zitting bijwonen, of hij kon niet verschijnen, waarna de zitting buiten zijn aanwezigheid doorgang zou vinden. De medewerker is vertrokken om geruime tijd later terug te komen met de boodschap van betrokkene dat hij niet wilde komen en dat hij van mening was dat hij nu alles zou mogen doen waar hij zin in had. Op de vraag of de medewerker de zitting bij wilde wonen gaf hij aan dat hij beter terug kon gaan gezien de uitspraken van betrokkene. De spanning liep naar zijn inschatting al aardig op. Terwijl de medewerker weer vertrok werd de ter zitting aanwezige psycholoog mevr. J. Looijenga al gebeld vanaf de afdeling. Haar werd nogmaals medegedeeld dat betrokkene van mening was dat hij nu kon doen wat hij wilde en dat hij daar inmiddels ook aanstalten toe maakte.
De rechtbank heeft vervolgens nog bij mevr. Looijenga geïnformeerd of er enige reden – anders dan de wil van betrokkene – was om de zitting in de time-out te laten plaatsvinden. Die reden was er niet. Betrokkene is ondanks zijn handicap zeer wel in staat om zich te verplaatsen en ook verder waren geen medische, organisatorische of veiligheidsredenen aanwezig om de zitting niet te laten plaatsvinden daar waar die was gepland en voorbereid.
Als betrokkene kans zou zien om zijn wil alsnog af te dwingen zou het hem eerder op een onjuiste wijze bevestigen in zijn gedrag.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak voortgezet buiten aanwezigheid van betrokkene.
De rechtbank heeft zich, alvorens te beslissen op het verzoek, nog doen voorlichten door mevr. J. Looijenga, psychiater. Van het horen door en de voorlichting aan de rechtbank is proces-verbaal opgemaakt door de griffier.
Overwegingen
Het gedwongen verblijf van betrokkene in het psychiatrisch ziekenhuis berust op toepassing van de artikelen 15, 16 en 17 van de Wet Bopz.
Artikel 18 van de Wet Bopz bepaalt dat de rechtbank op verzoek van de officier van justitie telkens een nieuwe machtiging tot voortzetting van het gedwongen verblijf kan verlenen. In dat hier aan de orde zijnde geval moet de rechtbank op het verzoek de bepalingen van de artikelen 15, 16 en 17 van de Wet Bopz toepassen.
Artikel 15, eerste lid, van de Wet Bopz bepaalt -voor zover hier van belang en toegepast op de onderhavige rechtsfiguur- dat de rechter op verzoek van de officier van justitie met betrekking tot een persoon, die ingevolge een machtiging tot voortgezet verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, aansluitend een nieuwe machtiging tot voortgezet verblijf kan verlenen als er naar het oordeel van de rechter sprake van is dat:
a. de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens die betrokkene gevaar doet veroorzaken ook na verloop van de geldigheidsduur van de vigerende machtiging aanwezig zal zijn, en
b. het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend, en
c. de betrokkene geen blijk geeft van de nodige bereidheid tot voortzetting van het verblijf in een psychiatrisch ziekenhuis op vrijwillige basis.
Hierbij wordt onder gevaar verstaan:
1°. gevaar voor betrokkene zelf, onder meer:
a. dat betrokkene maatschappelijk te gronde gaat;
b. dat betrokkene zichzelf in ernstige mate zal verwaarlozen.
2°. gevaar dat betrokkene een ander van het leven zal beroven of hem ernstig letsel zal toebrengen.
3°. gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen.
De rechtbank heeft op grond van de overgelegde stukken en gehoord de standpunten en mededelingen ter zitting geen reden om de inhoud van de geneeskundige verklaring onjuist te achten of daaraan te twijfelen.
Uit die inhoud leidt de rechtbank af dat er sedert de verstrekking van de vigerende machtiging voortgezet verblijf geen sprake is van een wezenlijke wijziging in de gezondheidstoestand en situatie van betrokkene. Bij het einde van de geldigheidsduur van die machtiging, is er nog steeds sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens van betrokkene die betrokkene gevaar doet veroorzaken voor betrokkene zelf, voor een of meer anderen en voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Bij betrokkene is sprake van een aanpassingsstoornis cq. persoonlijkheidsproblematiek, een psychotische stoornis en een verstandelijke beperking. Voorts is sprake van ernstig middelen misbruik. Betrokkene is vanaf zijn geboorte al lichamelijk gehandicapt, doordat zijn onderbenen zijn geamputeerd. Betrokkene vernielt alles wat hij in de vingers krijgt, waarbij het weinig uitmaakt of het zijn eigen spullen (inclusief rolstoel en protheses) betreft of eigendommen van anderen. Hij gaat voornamelijk gekleed in een door de instelling verstrekt scheurhemd omdat hij zijn kleding verscheurd. Ook dergelijke scheurhemden, gemaakt van een materiaal dat geacht wordt niet te kunnen scheuren, scheurt betrokkene in reepjes. Daar heeft hij voldoende kracht voor in handen en armen. De restanten heeft hij al meer dan eens gebruikt om ernstige verstoppingen te veroorzaken. In de instelling waar hij nu verblijft heeft hij ook al een kachel van de muur getrokken. Omdat betrokkene alles vernielt is de ruimte waarin hij verblijft noodgedwongen kaal. Recent heeft men getracht betrokkene een fysiotherapeut te laten bezoeken, maar verdachte werd gewelddadig. Ook bij andere gelegenheden was betrokkene agressief en dreigend tegen begeleiders. Voor de opname was er sprake van ernstige verslaving, risicovolgedrag, en overlast. Volgens de psychiater gebruikt betrokkene binnen de instelling thans geen middelen, maar zal hij dit weer gaan doen zodra betrokkene de gelegenheid ziet.
Dit gevaar kan op dit moment niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis worden afgewend.
Uit het verhandelde ter terechtzitting trekt de rechtbank de conclusie dat bij betrokkene onvoldoende sprake is van bereidheid tot verblijf in een psychiatrische inrichting.
Tezamen leidt het voorgaande er toe dat het verzoek wordt toegewezen en dat een machtiging wordt verstrekt voor de duur van een jaar.
Daarbij geldt dat die geldigheidsduur wordt verlengd ingevolge en naar de duur die artikel 48 Wet Bopz toestaat, indien de officier van justitie voor de afloop van voornoemd jaar bij de rechtbank een verzoek indient tot het verlenen van een aansluitende rechterlijke machtiging.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek toe, met dien verstande dat de machtiging tot voortzetting van het gedwongen verblijf van betrokkene heden ingaat en voortduurt tot en met 26 september 2011.
Gegeven op 27 september 2010
de griffier, de rechter,
D.A. Slender mr. T.M.L. Veen
Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open met inachtneming en volgens de regels van de artikelen 426, 426a en 426b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Verzonden op:
Afschrift aan:
(x) betrokkene
(x) advocaat
(x) inspectie
(x) officier van justitie