ECLI:NL:RBASS:2010:BP8526

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
9 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
77365
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontzetting uit het gezag en omgangsregeling na mishandeling van minderjarige

In deze zaak verzoekt de moeder de rechtbank om de vader te ontheffen uit het gezag over hun minderjarige dochter, na eerdere mishandeling door de vader. De vader is veroordeeld voor het bijten van de minderjarige toen zij drie maanden oud was. De moeder voelt zich onveilig en verzet zich tegen omgang tussen de vader en dochter. De rechtbank wijst het verzoek van de moeder om alleen het gezag uit te oefenen toe, en er wordt geen omgangsregeling vastgesteld. De Raad voor de Kinderbescherming wordt ingeschakeld om onderzoek te doen naar het gezag en de mogelijkheden voor contact. De rechtbank benadrukt de ernst van de situatie en de impact op het welzijn van het kind. De vader heeft aangegeven spijt te hebben van zijn daden en verzoekt om proefcontacten, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet in het belang van de minderjarige is. De vrouw heeft ook verzoeken gedaan tot boedelverdeling en alimentatie, maar deze worden afgewezen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan en vraagt de Raad om voor 22 september 2010 te rapporteren.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Beschikking d.d. 9 juni 2010
Zaaknummer 77365 / FA RK 10-23
Beschikking van de tweede enkelvoudige kamer in de zaak van:
[de man],
wonende te [adres],
verzoeker, hierna te noemen de man,
toegevoegd advocaat mr. J.B.F. Soppe,
-- en --
[de vrouw],
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
gerekwestreerde, hierna te noemen de vrouw,
toegevoegd advocaat mr. H.J. van Balen.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft bij beschikking d.d. 31 maart 2010, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en de zaak ten aanzien van een voorziening in het gezag (waaronder de bijschrijving van de minderjarige in het paspoort van de ouders), de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de man en ter verdeling van de huwelijksgemeenschap.
Er zijn stukken overgelegd.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter zitting van 17 mei 2010, alwaar partijen, bijgestaan door hun advocaten, en mevrouw A.M. Timmermans, namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna de Raad), zijn verschenen.
Gronden van de beslissing
Vaststaande feiten
- partijen zijn gehuwd op[datum] in de gemeente [plaats] in algehele gemeenschap van goederen;
- zij hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over het minderjarige kind:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] in de gemeente [geboorteplaats], hierna te noemen de minderjarige;
- bij beschikking d.d. 31 maart 2010 van de rechtbank Assen is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken;
- op [datum] is het huwelijk van partijen ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
- partijen hebben gezamenlijk het ouderlijk gezag over de minderjarige;
- de minderjarige heeft haar hoofdverblijf bij de vrouw.
Verzoek van de man
De man heeft, naast de echtscheiding en de vaststelling van het hoofdverblijf van de minderjarige waarover de rechtbank Assen bij beschikking d.d. 13 maart 2009 reeds heeft beslist, verzocht voor zover de wet zulks toelaat uitvoerbaar bij voorraad een omgangsregeling vast te stellen in die zin, dat de minderjarige één weekend per veertien dagen van vrijdag 17.00 uur tot zondag 17.00 uur bij de man verblijft, alsmede gedurende de helft van de vakantie- en feestdagen, en de bijdrage van de vrouw in de kosten van levensonderhoud van de man op een bedrag te bepalen dat de rechtbank in goede justitie vermeent te behoren.
Verzoek van de vrouw
De vrouw heeft bij verweerschrift nog verzocht:
- veroordeling van de man tot machtiging dat de minderjarige wordt bijgeschreven in het paspoort van de vrouw, subsidiair vervangende machtiging dat de minderjarige wordt bijgeschreven in het paspoort van de vrouw;
- tot ontzetting, subsidiair ontheffing, van de man uit de ouderlijke macht en gezag;
- tot boedelverdeling: veroordeling van de man tot betaling aan de vrouw van de helft van € 6.195,- tegen toedeling van de in het bezit van de man zijnde boedel aan hem, met bepaling dat ieder zijn/haar eigen studieschuld draagt en houdt wat hij/zij thans heeft;
- veroordeling van de man tot regelmatige schriftelijke specificatie binnen twee weken na wijziging van na te noemen factoren via het adres van de ouders van de vrouw, van zijn toekomstig inkomen en draagkrachtfactoren zoals woon- en ziektekosten verzekeringslasten, ter bepaling van een ouderbijdrage en eventueel alimentatie.
Bij verweerschrift op het zelfstandig verzoek van de vrouw heeft de man verzocht om bij beschikking, voor zover uitvoerbaar bij voorraad:
- het verzoek van de vrouw tot ontzetting cq ontheffing uit het ouderlijk gezag niet ontvankelijk te verklaren dan wel af te wijzen;
- het verzoek van de vrouw tot toedeling van de inboedel aan de man tegen een vergoeding van € 3.097,50 aan de vrouw, af te wijzen;
- het verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man tot het verlenen van zijn medewerking aan het bijschrijven van de minderjarige in het paspoort van de vrouw toe te wijzen onder gelijktijdige veroordeling van de vrouw tot het verlenen van haar medewerking aan het bijschrijven van de minderjarige in het paspoort van de man;
- het verzoek van de vrouw tot veroordeling van de man tot schriftelijke verstrekking van informatie aan het adres van de ouders van de vrouw over toekomstige wijzigingen van zijn draagkracht en de daarbij behorende bewijsstukken, niet ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen.
Beoordeling
De rechtbank overweegt ten aanzien van het door partijen verzochte het volgende:
Paspoort
Ter zitting van 17 mei 2010 hebben partijen meegedeeld dat de man zijn medewerking heeft verleend aan bijschrijving van de minderjarige in het paspoort van de vrouw. De vrouw heeft haar betreffende verzoek ter zitting ingetrokken. Ook de man heeft zijn verzoek om de minderjarige in zijn paspoort te laten bijschrijven ter zitting ingetrokken, zodat de rechtbank daarover niet hoeft te beslissen.
Bijdrage in het levensonderhoud van het kind / de partner:
Ter zitting van 17 mei 2010 is vast komen te staan dat beide partijen een WWB-uitkering hebben. Zij erkennen dat er op dit moment bij de ander geen draagkracht is voor het betalen van een bijdrage in het levensonderhoud van de partner, respectievelijk van het kind van partijen. De rechtbank zal het verzoek van de man tot vaststellen van een bijdrage in zijn levensonderhoud afwijzen. De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om de man te verplichten haar schriftelijk op de hoogte te houden van veranderingen in zijn inkomsten / kosten eveneens afwijzen. De rechtbank ziet voor toewijzing van hetgeen is verzocht geen rechtsgrond.
Gezag en omgang
De vrouw heeft ter zitting van 17 mei 2010 meegedeeld dat zij verzoekt de man uit het ouderlijk gezag te ontzetten op grond van het feit dat de man de minderjarig, toen zij drie maanden oud was, enkele malen in haar gezicht en op haar hoofd heeft gebeten. De man is daarvoor veroordeeld en heeft in detentie gezeten. Volgens de vrouw heeft de man haar, nadat hij uit detentie is vrijgelaten, bedreigd en hebben Jeugdzorg en het maatschappelijk werk haar en het kind naar een Blijf van mijn Lijfhuis gebracht. Ook heeft de man volgens de vrouw er mee gedreigd dat hun kind beter af zal zijn bij zijn familie in Marokko. Volgens de vrouw heeft de man vele maanden niet naar het welzijn van zijn kind gevraagd. De vrouw gaat akkoord met een onderzoek van de Raad ten aanzien van het gezag.
De man heeft verzocht een omgangsregeling vast te stellen tussen hem en de minderjarige en het verzoek van de vrouw om hem op welke manier dan ook het gezag over zijn dochter te ontnemen af te wijzen. Ter zitting van 17 mei 2010 heeft de man bevestigd dat hij op 5 oktober 2009 is veroordeeld en dat het door de vrouw overgelegde vonnis op hem betrekking heeft.
Uit het door de vrouw overgelegde vonnis blijkt dat de man is veroordeeld omdat hij op 24 april 2009 vier keer in het gezicht van zijn dochter heeft gebeten. Dit is gekwalificeerd als een poging tot zware mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind. Hij is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Naast de algemene voorwaarde (zich gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland) is daaraan de bijzondere voorwaarde verbonden dat de aanwijzingen kunnen inhouden dat hij een behandeling bij de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord-Nederland volgt en dat hij zich houdt aan de afspraken en voorwaarden zoals verwoord in het reclasseringsrapport van 25 augustus 2009 en het veiligheidsplan van het AMK.
De man stelt dat hij bij een psycholoog in behandeling is geweest voor zijn agressieve gedrag en dat hij een agressieregulatietherapie heeft ondergaan. De man zegt spijt te hebben van zijn gedrag. De vrouw is volgens de man tijdens zijn detentie in september 2009 nog met de minderjarige bij hem op bezoek geweest. Het gebeurde is volgens de man onvoldoende reden om de minderjarige zonder vader op te laten groeien. De man gaat akkoord met een onderzoek van de Raad en verzoekt daarbij, ingeval de Raad daar achterstaat, om gedurende het onderzoek van de Raad proefcontacten in een omgangshuis op te starten.
De Raad heeft ter zitting van 17 mei 2010 meegedeeld dat het delict wat de man heeft gepleegd zeer ernstig is. De Raad heeft meegedeeld zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank en heeft aangeboden, ingeval de rechtbank dat wenst, een onderzoek te doen naar ontzetting van de man uit het ouderlijk gezag en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De Raad acht het in het belang van de minderjarige dat onderzocht wordt of de band tussen vader en dochter verbroken moet worden.
De rechtbank is zich terdege bewust van de gevolgen voor het dochtertje van partijen, als wordt besloten – in welke vorm dan ook – dat moeder in de toekomst alleen het gezag over haar zal uitoefenen, terwijl vader geen contact met haar zal hebben. De kans is groot dat zij dan zal opgroeien zonder haar vader te leren kennen, doordat haar vader op geen enkele manier meer deel zal uitmaken van haar leven.
De rechtbank realiseert zich ook dat moeder op zich goede gronden heeft voor de door haar gekozen weg. Dat een vader een baby van een paar maanden in het gezicht bijt is niet alleen zeer ernstig, maar ook tamelijk bizar. Dat roept terecht vragen op omtrent de veiligheid van het kind. Daar komt bij dat vader ter zitting wel uitspreekt dat hij spijt heeft van zijn daden, maar dat de tekst die hij uitspreekt – het spijt me – niet erg in overeenstemming lijkt te zijn met zijn non-verbale uitstraling. Vader maakt ter zitting voornamelijk een ongeduldige indruk. Hij lijkt boos op moeder, boos op de rechtbank en mogelijk boos op de wereld. Of dit het gevolg is van gekwetste trots, of dat dit een andere oorzaak heeft kan de rechtbank niet beoordelen. Dat deze uitstraling van vader maakt dat moeder niet gerust is op de veiligheid van haar dochter, maar ook niet gerust is op haar eigen veiligheid is gezien er is voorgevallen alleszins begrijpelijk. Gezien het voorgaande is er geen basis om op dit moment een omgangsregeling tussen vader en dochter vast te stellen.
De rechtbank is van oordeel dat het in het belang van de minderjarige is dat de Raad een onderzoek instelt naar de vraag in hoeverre de ouders nog samen het gezag kunnen uitoefenen, zonder dat hun dochter klem en verloren raakt. Tevens acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat wordt onderzocht in hoeverre een eventuele verdeling van de zorg- en opvoedingstaken mogelijk is en in het belang van het kind kan zijn. De rechtbank zal de stukken aan de Raad zenden met het verzoek een onderzoek in te stellen en de rechtbank te rapporteren en te adviseren.
Ten aanzien van het verzoek van de man om gedurende het onderzoek van de Raad, in het kader van omgang tussen de man en de minderjarige, proefcontacten op gang te brengen in een omgangshuis overweegt de rechtbank als volgt. De omstandigheden zijn in dit geval dusdanig dat het voor de rechtbank niet vaststaat dat proefcontacten mogelijk en wenselijk zijn. De rechtbank is van oordeel dat de Raad eerst in alle rust de gelegenheid moet hebben om te onderzoeken in hoeverre proefcontacten in het belang van de minderjarige zijn, alvorens daartoe wordt overgegaan.
Boedelverdeling
De vrouw heeft ter zitting van 17 mei 2010 bevestigd dat zij een deel van de gemeenschappelijke boedel heeft meegenomen. Tevens heeft de vrouw bevestigd dat voor deze goederen geen verrekening heeft plaatsgevonden. Thans verzoekt de vrouw een verdeling van het restant van de bij de man aanwezige gemeenschappelijke boedel. De vrouw heeft een lijst van de volgens haar bij de man aanwezige goederen, en de geschatte waarde daarvan, overgelegd. De vrouw taxeert die boedel op € 6.195,- en stelt dat haar ter compensatie daarvan € 3.097,50 toekomt. De vrouw heeft van de reeds door haar meegenomen goederen, en de waarde daarvan, geen specificatie overgelegd.
De man voert aan dat de vrouw al veel van de gemeenschappelijke boedel heeft meegenomen. Volgens de man kan de vrouw, als zij bepaalde goederen wil hebben daar om verzoeken. De man ontkent dat het restant van de gemeenschappelijke boedel € 6.195,- waard is. De man stelt dat hij geen geld heeft om aan het verzoek van de vrouw te kunnen voldoen. Hij is bereid om de spullen te verdelen, maar de vrouw lijkt geen prijs te stellen op afgifte van goederen. Zij wil geld zien, maar dat – zoals de vrouw weet – heeft hij niet.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de door partijen verstekte informatie niet de omvang, dan wel waarde, van de gemeenschappelijke boedel gebleken. De vrouw heeft weliswaar een lijst overgelegd, maar hoe zij de waarde van de vermelde goederen heeft bepaald blijft onvermeld. Die lijst wekt ook de indruk een opsomming te zijn van de kostenposten die zijn gemaakt bij het inrichten van het huis. Dat is wat anders dan een opsomming van de reële waarde van een te verdelen boedel. Zo bevat de lijst naast vloerbedekking en laminaat ook de vermelding verf 100, behang 100, keukenmontage 250.
De vrouw stelt geen prijs op afgifte van een deel van de goederen. zij wenst een vergoeding in geld. Ter zitting heeft zij nog een ander voorstel gedaan, maar haar verzoek heeft zij niet aangepast.
De vrouw ziet ook geen aanleiding om de spullen die zij zelf heeft meegenomen op welke manier dan ook te betrekken in de verdeling en het blijft ook onduidelijk wat zij inmiddels onder zich heeft en wat daarvan de waarde is.
Voor toewijzing van het verzoek van de vrouw is geen aanleiding. Dit verzoek zal worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
stelt de stukken in handen van de Raad voor de Kinderbescherming met het verzoek een onderzoek in te stellen als hiervoor omschreven en verzoekt de Raad de rechtbank daaromtrent vóór 22 september 2010 te rapporteren en te adviseren;
houdt iedere verdere beslissing ten aanzien van het ouderlijk gezag en de verdeling van de zorg en opvoedingstaken aan;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. T.M.L. Veen, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 juni 2010 in tegenwoordigheid van M.J. Botter, griffier.