De rechtbank legt de navolgende feiten, voor zover bij de beoordeling niet nog feiten worden vastgesteld, ten grondslag aan haar beslissing:
a. Eisers zijn melkveehouders en kunnen kiezen aan wie zij melk leveren en met wie zij voor het overige zaken doen.
Eisers hebben ieder voor zich een verzoek ingediend bij gedaagde, een coöperatieve vereniging, om lid te mogen worden. Op die verzoeken is op verschillende tijdstippen vóór 1 januari 2008 positief beslist met een besluit tot toelating als lid.
b. Toen eisers lid werden golden statuten en daarop gegronde regelingen waaraan zij zich bonden door hun toetreding als lid.
Onderdeel van de statuten was artikel 13, dat -voor zover hier van belang- als volgt luidde:
‘Het gewone lid van wie het lidmaatschap, anders dan door overlijden van het lid-natuurlijke persoon, is geëindigd, is verplicht op eerste schriftelijke aanmaning van de directie een schadevergoedingsbedrag aan de coöperatie te betalen.
De omvang van het te betalen bedrag zal door een door de directie aan te wijzen deskundige worden bepaald op het bedrag van de schade die de coöperatie ten gevolge van het uittreden van dat lid zal lijden, een en ander op basis van grondslagen die met inachtneming van relevante regelgeving casu quo jurisprudentie in het huishoudelijk reglement zullen worden vastgesteld met dien verstande dat de hoogte van dit bedrag maximaal vier procent (4 %) van het melkgeld dat het betreffende lid gemiddeld per jaar in de vijf voorafgaande boekjaren heeft ontvangen kan bedragen en dat indien een lid met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een jaar opzegt, geen schadevergoeding kan worden gevorderd.’
De regeling in het huishoudelijk reglement waarnaar wordt verwezen, bestond niet. Deze is later tot stand gebracht en wel met ingang van 1 januari 2008.
c. Op het moment van toetreden gold ook artikel 10 dat een recht van opzegging aan de leden verleent, als volgt: ‘De opzegging moet voor wat betreft B-leden betreft tenminste zes maanden, en voor de gewone leden ten minste drie maanden voor het einde van het boekjaar plaatsvinden. Het lidmaatschap eindigt dan met het eind van dat boekjaar. Wordt deze termijn niet in acht genomen, dan eindigt het lidmaatschap aan het einde van het boekjaar volgende op dat waarin de opzegging heeft plaatsgehad.’
Dit artikel heeft ongewijzigd gegolden tot het einde van het lidmaatschap van eisers.
d. Verder gold gedurende die tijd artikel 12: ‘Degene wiens lidmaatschap is geëindigd, casu quo diens rechtsopvolgers onder algemene titel, hebben van de coöperatie te vorderen de uitkering van zijn aandeel in de ledenrekening en van al de overige vorderingen die hij op de coöperatie mocht hebben. Deze vorderingen behoeven van de zijde van de coöperatie niet eerder vereffend te worden dan nadat de jaarrekening over het boekjaar waarin of waarmede het lidmaatschap eindigde door de algemene vergadering is vastgesteld. Voor de toepassing van het in dit artikel bepaalde wordt niet als beëindiging van het lidmaatschap beschouwd het beëindigen door een lid van zijn bedrijf gevolgd door voortzetting daarvan met een of meer anderen in een vennootschap of enig ander samenwerkingsverband.
De directie heeft het recht met deze vordering te verrekenen al hetgeen het lid, wiens lidmaatschap eindigde, uit welken hoofde ook aan de coöperatie schuldig is of wordt’.
e. Eisers hebben hun lidmaatschap in 2007 opgezegd met inachtneming van de voorwaarden van artikel 10 van de Statuten. Daardoor eindigde hun lidmaatschap tegen 1 januari 2008. Tot dat moment hebben zij gedaagde melk geleverd, waardoor zij nog recht op betalingen hadden. Gedaagde, vertegenwoordigd door de directie, heeft die betalingen echter niet -onverkort- gedaan.
Dit is bij brief van 3 oktober 2007 als volgt toegelicht: ‘De statuten van de coöperatie geven aan dat wanneer de opzegging binnen een termijn van 1 jaar voor het einde van het boekjaar wordt gedaan, er een vergoeding aan de coöperatie dient te worden betaald voor de schade die de coöperatie ten gevolge van het uittreden van het betreffende lid zal lijden. Zie hiervoor artikel 13 van de statuten. De maximale hoogte van deze vergoeding is hierin eveneens omschreven. We zullen voor 1 december a.s. de hoogte van dit bedrag vaststellen.
Indien met inachtneming van een opzegtermijn van tenminste een jaar voor het einde van het boekjaar wordt opgezegd, kan geen schadevergoeding worden gevorderd.
Wij betreuren doch respecteren uw besluit tot opzegging van het lidmaatschap van DOC Kaas en zullen de komende maanden een en ander conform de statuten afwerken.’
f. Vervolgens heeft Ernst & Young Accountants op verzoek van de directie berekeningen gemaakt. Daarna heeft ieder van eisers een brief gekregen, waarmee hij op de hoogte is gebracht van de ten aanzien van hem berekende schadevergoeding, met daarbij een factuur, gedateerd op 30 november 2007, voor het bedrag van die schadevergoeding, met onder meer de volgende standaard-alinea: ‘Zoals reeds aangekondigd in de brief waarin wij uw opzegging van het lidmaatschap van DOC kaas hebben bevestigd, brengen wij u hierbij op de hoogte van de berekende schadevergoeding die u aan DOC kaas dient te betalen a.g.v. uw opzegging. Deze berekende schadevergoeding is gebaseerd op 4 % van het gemiddelde melkgeld over de afgelopen 5 jaar of indien van toepassing een kortere periode. De maanden november en december 2007 en de nabetaling over 2007 zijn ingeschat. ... Nadat de jaarcijfers van DOC kaas over 2007 zijn vastgesteld door de ledenraad zal de definitieve schadevergoeding worden bepaald. Het eventuele verschil tussen het bovengenoemde bedrag en de definitieve vaststelling van de schadevergoeding zal worden verrekend met de nabetaling van het melkgeld over 2007.’
g. Eisers hebben bij brief van 19 december 2007 van mr. G.D. te Biesebeek bezwaar gemaakt tegen de door DOC aangekondigde verrekening.
h. Eind 2007 heeft gedaagde nieuwe veehoudersmelk aangetrokken voor een verwacht totaal van 35 miljoen kg melk (17 miljoen ledenmelk en 18 miljoen leveranciersmelk). Daarnaast zijn contracten afgesloten met derden voor de levering van 17,5 miljoen kg melk.
Doordat in 2008 ondanks deze maatregelen minder melk is aangevoerd dan wanneer eisers lid waren gebleven, moesten de vaste kosten door minder kilogrammen worden gedragen. Bovendien werd er toen wellicht schade geleden door een verminderde toevoeging aan de algemene reserve (winstderving), extra kosten voor de bijkoop van kaas c.q. melk, en schade van de marktpositie.
i. Tussen partijen is op 13 februari 2008 vonnis gewezen in kort geding na dagvaarding bij exploot van 22 januari 2008. Eisers hebben gevorderd gedaagde te veroordelen tot betaling van het melkgeld dat zij naar hun mening nog tegoed hadden bij hun uittreding. Gedaagde heeft zich verweerd met een beroep op verrekening van die tegoeden met schade die eisers volgens gedaagde nog moesten voldoen. Eisers zijn in het ongelijk gesteld. Daarop hebben zij besloten de onderhavige bodemprocedure te starten.