ECLI:NL:RBASS:2010:BV1572

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
13 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.605938-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met minderjarige en vertoning van schadelijke afbeeldingen via webcam

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 13 april 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en het vertonen van schadelijke afbeeldingen aan minderjarigen. De verdachte heeft in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2008 ontuchtige handelingen gepleegd met een meisje van 12 jaar, wat resulteerde in ernstige inbreuk op haar lichamelijke integriteit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen van het slachtoffer en zijn positie als volwassene. Daarnaast heeft de verdachte via een webcam beelden vertoond aan jonge meisjes, wat schadelijk kan zijn voor hun ontwikkeling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, die zijn gekwalificeerd als strafbaar op basis van artikel 247 en artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht.

De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 6 maanden geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is er een taakstraf van 120 uren opgelegd, met vervangende hechtenis van 60 dagen bij niet-naleving. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 691,36 aan de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte verplicht om zich te laten behandelen bij de AFPN en heeft de vordering van de benadeelde partij gegrond verklaard, waarbij het causaal verband tussen de feiten en de schade is erkend. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de noodzaak van bescherming van minderjarigen tegen dergelijke gedragingen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605938-09
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 13 april 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
wonende te [woonadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 30 maart 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. I.M. Weijers, advocaat te Emmen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december
2008, te [plaats delict], met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1996, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- betasten/aanraken van de borst(en) van die [slachtoffer 1] en/of
- het leggen van de/een hand van die [slachtoffer 1] op zijn, verdachte's, penis;
art 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december
2008, te [plaats delict] een (of
meer) afbeelding(en), te weten (een) foto's en/of filmbeelden van zijn,
verdachte's ontblote penis en/of van het masturberen door verdachte,
zijnde de vertoning van genoemde beelden (telkens) schadelijk te achten voor
personen beneden de leeftijd van zestien jaar, aan [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1996 en/of aan [slachtoffer 2], van wie
verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer 1]
en/of die [slachtoffer 2] jonger waren dan zestien jaar, (middels de computer en/of
het netwerk) aan die [slachtoffer 1] heeft verstrekt en/of aangeboden en/of
vertoond.
art 240a Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen onder 1 en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht en behandeling bij de AFPN; en
- tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouwe vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 20 februari 2009 (pag. 20 e.v. van het procesverbaal met dossiernummer PL033E/09-501671 van de politie Drenthe, district Zuidwest, recherche Zuidwest) inhoudende, zakelijk weergegeven, dat verdachte tegen haar zin haar borsten heeft betast en haar via de webcam opnames heeft gestuurd van zijn penis en van masturbatiehandelingen;
- de aanvullende verklaring van [slachtoffer 1] d.d. 6 maart 2009 (pag. 27 e.v. van voornoemd procesverbaal) inhoudende dat zij bij verdachte thuis op de bank zat en dat verdachte toen achter haar ging zitten en haar hand pakte en deze op zijn blote piemel legde. Aangeefster legt tijdens dit verhoor afschriften van een mailbericht en msn gesprekken over aan de politie waaruit blijkt dat de gesprekken tussen aangeefster en verdachte seksueel getint waren;
- de bekennende verklaring van de verdachte (pag. 65 e.v. van voornoemd procesverbaal) inhoudende dat hij zijn geslachtsdeel heeft laten zien aan [slachtoffer 1] en aan [slachtoffer 2] via de webcam en dat hij daarbij heeft gemasturbeerd (pag 72); dat hij foto’s van zijn stijve penis heeft gemaakt en deze aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gestuurd (pag. 79); dat hij met zijn handen onder de kleren van [slachtoffer 1] aan haar blote borsten heeft gevoeld (pag. 74) en dat hij de hand van [slachtoffer 1] naar zijn blote en stijve geslachtsdeel heeft gebracht (pag. 75). Verdachte verklaart dat hij wist dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] destijds ongeveer 13 jaar oud waren;
- de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 30 maart 2010.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2008, te [plaats delict], met [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1996, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het ontuchtig
- betasten/aanraken van de borsten van die [slachtoffer 1] en
- het leggen van een hand van die [slachtoffer 1] op zijn, verdachte's, penis;
2.
hij in de periode van 1 september 2008 tot en met 31 december 2008, te [plaats delict] afbeeldingen, te weten foto's en filmbeelden van zijn, verdachte's ontblote penis en van het masturberen door verdachte, zijnde de vertoning van genoemde beelden (telkens) schadelijk te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, aan [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum] 1996 en aan [slachtoffer 2], van wie
verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [slachtoffer 1]
en die [slachtoffer 2] jonger waren dan zestien jaar, (middels de computer en/of
het netwerk) aan die [slachtoffer 1] heeft vertoond.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaar buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: afbeeldingen, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie de dader redelijkerwijs moet vermoeden, dat deze jonger is dan zestien jaar,
strafbaar gesteld bij artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouwe van de verdachte; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 16 maart 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld, alsmede het over verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies opgemaakt op 18 maart 2010 door [reclasseringswerker].
De rechtbank heeft voorts in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft in zijn woning ontuchtige handelingen gepleegd met een jong meisje van destijds 12 jaar. Door zijn handelen heeft hij niet alleen misbruik gemaakt van het door het slachtoffer in hem gestelde vertrouwen en van het overwicht dat hij als volwassene op het slachtoffer had, maar heeft hij tevens ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ter terechtzitting is uit de schriftelijke verklaring van het slachtoffer gebleken dat verdachtes handelen nare gevolgen voor haar met zich mee heeft gebracht.
Voorts heeft verdachte via een webcamverbinding aan jonge meisjes (beneden de 16 jaar) getoond dat hij zich aan het aftrekken was. Confrontatie met dergelijke beelden kan een ongewenste beïnvloeding van jeugdige personen tot gevolg hebben. Dit kan schadelijk zijn voor hun ontwikkeling en zij dienen dan ook hiertegen beschermd te worden.
Het behoeft geen nader betoog dat voornoemde gedragingen uiterst verwerpelijk zijn. Verdachte heeft aangegeven dat hij het zelf ook verschrikkelijk vindt wat er is gebeurd en dat hij beseft dat hij te ver is gegaan. Verdachte heeft ook aangegeven dat hij zich realiseert dat hij zich voor deze gedragingen onder behandeling moet laten stellen en dat hij daartoe al een tweetal intake gesprekken heeft gehad bij de AFPN.
De rechtbank komt, al het bovenstaande in ogenschouw nemend, tot een lagere strafoplegging dan door de officier van justitie gevorderd. De rechtbank acht wel een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden op zijn plaats om te benadrukken dat het om ernstige feiten gaat en verdachte er van te doordringen dat hij moet werken aan de bij hem aanwezige problematiek. Zij zal daarom het advies van de reclassering volgen om in het kader van een bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact op te leggen alsmede een verplichte (ambulante) behandeling bij de AFPN of vergelijkbare instelling. Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen vervangende hechtenis, passend en geboden.
De vordering van de benadeelde partij
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij, voornoemd, heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend ten bedrage van € 691,36. De vordering bestaat uit een deel materiële schade (reiskosten) van € 291,36 en een deel immateriële schade (smartegeld) van € 400,00.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feiten en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten acht de rechtbank de verdachte jegens [het slachtoffer] naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 240a en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf bestaande uit 120 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 60 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich zal laten behandelen bij de AFPN, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van de som van € 691,36 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van [het slachtoffer], een bedrag van € 691,36 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 13 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en
verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter en mrs. B.I. Klaassens en H.T. van Voorst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 april 2010.