RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605965-08
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 13 april 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986,
wonende te [woonadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 30 maart 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. N.B. Swart, advocaat te Groningen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 14 juni 2008 te [plaats delict], opzettelijk
mishandelend [slachtoffer] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft
gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank de verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank baseert haar beslissing dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die hierna in samenvattende vorm worden weergegeven en die voorkomen in de in de voetnoten weergegeven gebezigde bewijsmiddelen.
Op 24 juni 2008 werd door [slachtoffer] aangifte gedaan. Zij verklaarde, kort en zakelijk weergegeven, dat zij op 14 juni 2008 omstreeks 04.00 uur een vuistslag in haar gezicht heeft gekregen van een jongen genaamd [voornaam verdachte]. Deze vuistslag deed haar veel pijn. Ten gevolge van die klap is zij op 19 juni 2008 naar haar huisarts gegaan vanwege pijnklachten in haar gezicht.
Deze aangifte wordt ondersteund door de verklaring d.d. 4 juli 2008 van de huisarts [naam huisarts] die bij onderzoek heeft geconstateerd dat aangeefster een bloeduitstorting op haar rechterbovenkaak had en dat het kaakgewricht drukpijnlijk was.
De aangifte wordt voorts ondersteund door de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] die gezien hebben dat [slachtoffer] tussen verdachte en [getuige 2] in ging staan en verdachte wegduwde en dat zij vervolgens van verdachte een vuistslag tegen haar rechterwang kreeg.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer], in samenhang met de voornoemde getuigenverklaringen en de medische verklaring, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer]. Verdachtes verklaring dat het hem sterk lijkt dat hij dit feit gepleegd zou hebben omdat hij geen meisjes slaat en dat hij zich overigens niets van het incident kan herinneren vanwege de door hemzelf opgelopen verwondingen passeert de rechtbank.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 juni 2008 te [plaats delict], opzettelijk mishandelend [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft
ondervonden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van het gepleegde feit; de omstandigheden waaronder dit feit is begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouwe van de verdachte; de oriëntatiepunten voor de straftoemeting, alsmede de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 16 maart 2010, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder ter zake van een misdrijf is veroordeeld.
De rechtbank heeft bewezen verklaard dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan mishandeling. Gelet op de omstandigheden waaronder deze mishandeling is gepleegd kan gesproken worden van uitgaansgeweld. Openlijk, zinloos geweld draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Verdachte had zich hiervan dienen te onthouden.
De rechtbank constateert voorts dat verdachte zelf de meest ernstige gevolgen van het incident heeft ondervonden. Verdachte, die overigens een stabiel leven leidt en studeert, heeft aangegeven dat hij erg geschrokken is van het gebeurde en dat hij iets dergelijks niet nog eens wil meemaken.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit 20 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 10 dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter en mrs. B.I. Klaassens en H.T. van Voorst, rechters in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 april 2010, zijnde mr. Van Voorst buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.