ECLI:NL:RBASS:2010:BV1591

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 augustus 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.830069-10 en 19.830227-08 (tul)
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal en opzetheling met valse sleutel en braak

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 10 augustus 2010 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en opzetheling. De verdachte, geboren in 1977 en gedetineerd, werd beschuldigd van het stelen van een Volkswagen Transporter uit een loods, het verwerven van motorhelmen en -kleding die door misdrijf verkregen waren, en het stelen van goederen uit een clubgebouw van een voetbalvereniging. De officier van justitie, mr. S. Dijkstra, eiste een gevangenisstraf van 17 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en klinische behandeling. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan de tenlastegelegde feiten, waaronder diefstal met valse sleutel en opzetheling, en legde een gevangenisstraf op van 17 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de benadeelde partij niet ontvankelijk was in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het causaal verband tussen de schade en de bewezen feiten niet was aangetoond. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan strafbare feiten had schuldig gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte in overweging heeft genomen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830069-10 en 19.830227-08 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 10 augustus 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
gedetineerd in [detentieadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 27 juli 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. H.W. Knottenbelt, advocaat te Assen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 21 maart 2010 te [plaats delict], met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een loods gelegen aan
[adres] heeft weggenomen een bestelauto (Volkswagen Transporter),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse
sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2010 tot en met 23 maart 2010 te
[plaats delict], in elk geval in Nederland, één, althans meerdere
motorhelm(en) en/of één, althans meerdere motorjack(s) en/of één, althans
meerdere motor(broeken) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren)
betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,
terzake dat
hij in of omstreeks 21 maart 2010 tot en met 23 maart 2010 te [plaats delict], in elk geval in Nederland, één, althans meerdere motorhelm(en)
en/of één, althans meerdere motorjack(s) en/of één, althans meerdere
motor(broeken) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een)
door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 02 april 2010 te [plaats delict] met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit het clubgebouw van voetbal vereniging
[slachtoffer 3] een sleutel (met label 'kaartverkoop') en/of een hoeveelheid bier, in elk geval één of meer goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte heeft weggenomen en zich daarbij de toegang tot het clubgebouw heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld, althans datgene wat van zijn gading zou blijken, onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 11 april 2010 te [plaats delict], in elk geval in Nederland,
meerdere, althans één bankpas(sen) en/of een (vouw)portemonnee (met het
opschrift ['naam']) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van dat geld en/of die goederen wist dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
hij op of omstreeks 24 maart 2010 te [plaats delict], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
Art 310 Wetboek van Strafrecht
MEDEDELING AD INFORMANDUM GEVOEGDE STRAFBARE FEITEN:
1. 830069-10, 25 januari 2010, [plaats delict], vernieling van een dier, p. 426;
2. 830069-10, 25 maart 2010, [plaats delict], opzetheling, p. 474, goederen: sleutels en/of kruiwagen.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Dijkstra acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt dat verdachte klinisch moet worden behandeld en ook als die klinische behandeling elders moet plaatsvinden dan bij Arta verslavingszorg. Voorts verzoekt de officier van justitie de vordering van [de benadeelde partij] niet ontvankelijk te verklaren en met betrekking tot het beslag te bepalen dat dit zal worden bewaard voor de rechthebbende.
Met betrekking tot de vordering tenuitvoerlegging van de zaak met parketnummer 19.830227-08 persisteert de officier van justitie.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
Op grond van het proces-verbaal van de politie Drenthe, district Zuidoost, basiseenheid Klazienaveen/Emmen Zuid, met dossiernummer 2010028190 en het verhandelde ter terechtzitting acht de rechtbank wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan. De rechtbank basseert zich daarbij op het volgende:
Feit 1:
Betreft de aangifte van [aangever 1] terzake van diefstal van de Volkswagen Transporter met [kenteken] tussen 21 maart en 22 maart 2010. Deze aangifte wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten, inzake het aantreffen van de gestolen VW Transporter en de aanhouding van verdachte. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd onder meer inhoudende dat hij de VW Transporter gestolen heeft en dat hij er een paar dagen mee heeft rond gereden.
Feit 2:
Betreft de aangifte van [aangever 2] terzake van de diefstal uit het clubgebouw van [slachtoffer 2] van bier, snoepgoed, alsmede trialkleding en helmen. De verdachte heeft met betrekking tot het aantreffen van deze goederen in de VW Transporter toen hij werd aangehouden, verklaard dat de aangetroffen spullen, waaronder trialkleding en helmen, in het [naam-]bos door [een hem bekende persoon] en een hem onbekende persoon één of twee dagen daarvoor in de auto zijn gelegd en dat hij deze spullen bij zich heeft gehouden tot het moment van aanhouding. Verdachte heeft tevens verklaard dat hij de goederen bekeken heeft en heeft gezien dat de naam van de trial club er op stond. Hij heeft verklaard dat hij wist dat de goederen gestolen waren.
Feit 3:
Betreft de aangifte van [aangever 3] inzake de diefstal uit het sportcomplex van [slachtoffer 3] van flesjes bier op vrijdag 2 april 2010. Deze aangifte wordt ondersteund door het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] inzake het aantreffen aan de achterzijde van [het sportcomplex] door de diensthond [naam diensthond] van een grijze tas met daarin onder meer een bankpas en een legitimatiebewijs ten name van verdachte, alsmede het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten inzake de aanhouding van verdachte en het aantreffen in zijn fouillering van onder meer een sleutel afkomstig van [slachtoffer 3]. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd onder meer inhoudende dat hij heeft ingebroken bij [slachtoffer 3]; dat hij is binnengekomen door het keukendoorgeefluik; dat hij honger had en heeft gegeten en gedronken; en dat hij ook de sleutel van de kaartverkoop heeft meegenomen en een paar maskers.
Feit 4:
Betreft de aangifte van [aangever 4] inzake de inbraak in de boerderij en de auto van aangever, gepleegd op 11/12 april 2010 te [adres aangever]. Aangever doet aangifte van diefstal van onder meer een portemonnee met opschrift [naam] en bankpasjes. Aangever herkent de door verbalisanten onder verdachte in beslag genomen en aan hem getoonde portemonnee en bankpas als de zijne. Verdachte heeft verklaard dat hij de bij hem aangetroffen portemonnee heeft gekregen van een kennis en dat hij de pasjes heeft gevonden in de bosjes en heeft gebruikt om lijntjes mee te maken. Hij heeft de portemonnee gekregen van een vage kennis wiens naam hij niet wil noemen en hij heeft de pasjes gevonden op een plek (te weten in de bosjes bij het station onder het viaduct) die bekend staat als verzamelplek/hangplek van junks. De rechtbank acht op grond van voornoemde omstandigheden voldoende aannemelijk dat verdachte wist dat dit gestolen goederen betrof.
Feit 5:
Betreft de aangifte van [aangever 5] terzake van diefstal van diesel voor een bedrag van 82 euro bij een tankstation te [plaats delict] door de bestuurder van een VW Transporter met [kenteken] op 24 maart 2010. Verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd dat hij diesel heeft getankt in [plaats delict] op 24 maart 2010 en dat hij zonder te betalen is doorgereden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 21 maart 2010 te [plaats delict], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een loods gelegen aan [adres] heeft weggenomen een bestelauto (Volkswagen Transporter), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
2.
hij omstreeks de periode van 21 maart 2010 tot en met 23 maart 2010 in Nederland, motorhelmen en motorjacks en motorbroeken voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen
betrof;
3.
hij op 02 april 2010 te [plaats delict] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het clubgebouw van voetbal vereniging [slachtoffer 3] een sleutel (met label 'kaartverkoop') en een hoeveelheid bier, toebehorende aan [slachtoffer 3], heeft weggenomen en zich
daarbij de toegang tot het clubgebouw heeft verschaft door middel van braak;
4.
hij omstreeks 11 april 2010 te [plaats delict], meerdere, bankpassen en een (vouw)portemonnee (met het opschrift ['naam']) heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van die goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
5.
hij op 24 maart 2010 te [plaats delict], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid brandstof, toebehorende aan benzine station [slachtoffer 5].
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: opzetheling, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: opzetheling, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 5: diefstal,
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsman van de verdachte; de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 9 juli 2010, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld en door het openbaar ministerie wordt aangemerkt als veelpleger; alsmede het adviesrapport van Verslavingszorg Noord Nederland opgemaakt door [naam reclasseringswerker] op 19 juli 2010.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is.
De benadeelde partij
Door de benadeelde partij is een vordering tot schadevergoeding ingediend ten bedrage van 2043 euro.
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade niet bewezen De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.830227-08
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de verdachte, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij vonnis van de rechtbank Assen d.d. 12 december 2008, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten alsmede dat verdachte de bij dat vonnis opgelegde bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden waarvan een gedeelte groot 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, hetgeen mede in kan houden dat de verdachte zich klinisch zal laten behandelen bij Arta Verslavingszorg te Bilthoven dan wel bij een andere door de reclassering aan te wijzen instelling, echter maximaal voor de tijd van 1 jaar, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19.830227-08
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 12 december 2008 door de meervoudige strafkamer van de rechtbank te Assen gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter en mrs. C.P. van Gastel en H. de Wit, rechters in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 augustus 2010, zijnde mr. De Wit buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.