RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830080-10
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 10 augustus 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967,
wonende te [woonadres],
thans gedetineerd in [detentieadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 27 juli 2010.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R. Bosma, advocaat te Assen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 december 2009 tot 31 december 2009 te
[plaats delict] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van het opslagterrein
van [slachtoffer 1] heeft weggenomen zeventien,
althans meerdere, gasflessen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming door een gat te
knippen in de omheining;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 20 maart 2010 tot en met 21 maart 2010 te
en in de gemeente [plaats delict] tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit [naam en adres slachtoffer 2] heeft weggenomen een hoeveelheid
eet- en/of drinkwaren, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s)
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 26 maart 2010 te [plaats delict] met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit [naam en adres slachtoffer 3], heeft weggenomen tweehonderd, althans meerdere, pakjes sigaretten en/of
shag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak en/of inklimming door (met een hamer) een ruit te vernielen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 3 april 2010 te [plaats delict] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit het pand van [slachtoffer 4], heeft weggenomen meerdere, althans één, bodywarmer(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
5.
hij in of omstreeks de periode van 9 april 2010 tot en met 10 april 2010 te en
in de gemeente [plaats delict] tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit [naam en adres slachtoffer 5] heeft weggenomen een geldbedrag, een
hoeveelheid eet- en/of drinkwaren, een hoeveelheid rookwaren, een radio,
postzegels, douchemunten, een of meer tas(sen), papieren, een jas, een
videorecorder en/of een prullenbak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
MEDEDELING AD INFORMANDUM GEVOEGDE STRAFBARE FEITEN:
1. 830080-10; 25 januari 2010, [naam en adres ad info 1], p. 560, weggenomen goederen: meerdere, althans één, gasfles(sen)
2. 830080-10; 11 maart 2010, [naam en adres ad info 2], p. 570, weggenomen goederen: snoeischaren, zagen en/of oranje jassen.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Dijkstra acht hetgeen onder 1, 2, 3, 4 en 5 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht. Voorts vraagt zij de in beslag genomen klauwhamer verbeurd te verklaren, de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijk te verklaren en de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot een bedrag van 400 euro.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
Feit 1:
- de aangifte van [aangever 1], namens [slachtoffer 1], pag. 553 van het proces-verbaal van de politie Drenthe, district Zuidoost, basiseenheid Klazienaveen/Emmen Zuid, zaaksdossier nummer 2010028190;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie (pag. 558 van voornoemd proces-verbaal) en ter terechtzitting van 27 juli 2010, onder meer inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zijn bekennende verklaring zoals afgelegd bij de politie klopt, dat hij van de winter in een caravan woonde en dat hij de gasflessen heeft weggenomen omdat hij het koud had. Het waren volgens hem 10 gasflessen, niet meer;
Feit 2:
- de aangifte van [aangever 2], namens [slachtoffer 2], pag. 438 van voornoemd proces-verbaal;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie (pag. 454 e.v. van voornoemd proces-verbaal) en ter terechtzitting van 27 juli 2010 onder meer inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zijn bekennende verklaring zoals afgelegd bij de politie klopt en dat hij het samen met [naam medeverdachte] heeft gedaan;
Feit 3:
- de aangifte van [aangever 3], namens [slachtoffer 3], pag. 522 van voornoemd proces-verbaal;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie (pag. 531 e.v. van voornoemd proces-verbaal) en ter terechtzitting van 27 juli 2010 onder meer inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zijn bekennende verklaring zoals afgelegd bij de politie klopt, dat hij sigaretten nodig had om zelf te roken en dat hij er ook wel wat te koop heeft aangeboden. Hij weet niet meer om hoeveel sigaretten en shag het ging maar het waren niet 200 pakjes zoals tenlastegelegd;
Feit 4:
- de aangifte van [aangever 4], namens [slachtoffer 4], pag. 536 van voornoemd proces-verbaal;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie (pag. 544 e.v. van voornoemd proces-verbaal) en ter terechtzitting van 27 juli 2010 onder meer inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zijn bekennende verklaring zoals afgelegd bij de politie klopt;
Feit 5:
- de aangifte van [aangever 5], namens [slachtoffer 5], pag. 493 van voornoemd proces-verbaal;
- de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie (pag. 500 e.v. van voornoemd proces-verbaal) en ter terechtzitting van 27 juli 2010 onder meer inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zijn bekennende verklaring zoals afgelegd bij de politie klopt en dat hij het samen met [medeverdachte] heeft gedaan. Hij heeft niet alle op de dagvaarding onder 5 genoemde goederen meegenomen. Hij weet niet wat [medeverdachte] heeft meegenomen.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 24 december 2009 tot 31 december 2009 te [plaats delict] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van het opslagterrein van [slachtoffer 1] heeft weggenomen meerdere gasflessen, toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking door een gat te
knippen in de omheining;
2.
hij in de periode van 20 maart 2010 tot en met 21 maart 2010 te en in de gemeente [plaats delict] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kantine/(club)gebouw [van slachtoffer 2] heeft weggenomen een hoeveelheid
eet- en drinkwaren, toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak;
3.
hij op 26 maart 2010 te [plaats delict] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit [naam en adres slachtoffer 3], heeft weggenomen meerdere pakjes sigaretten en shag toebehorende aan [slachtoffer 3], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak door (met een hamer) een ruit te vernielen;
4.
hij op 3 april 2010 te [plaats delict] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit het pand van [slachtoffer 4] heeft weggenomen meerdere bodywarmers, toebehorende aan [slachtoffer 4], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
5.
hij in de periode van 9 april 2010 tot en met 10 april 2010 te en in de gemeente [plaats delict] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een kantine/gebouw [van slachtoffer 5] heeft weggenomen een geldbedrag, een
hoeveelheid eet- en drinkwaren, een hoeveelheid rookwaren, een radio,
postzegels, douchemunten, tassen, papieren, een jas, een videorecorder en een prullenbak toebehorende aan [slachtoffer 5], waarbij verdachte en zijn medeverdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 5: diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft of het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak,
strafbaar gesteld bij artikel 310 juncto artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht;
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsman van de verdachte; de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 9 juli 2010, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, alsmede het op 22 juli 2010 door [naam reclasseringsmedewerker] uitgebrachte reclasseringsadvies de verdachte betreffende.
Voorts weegt de rechtbank mee de ter zitting gedane erkenning door de verdachte dat hij zich aan de op de dagvaarding ad-informandum gevoegde feiten heeft schuldig gemaakt, welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf, waarvan het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht een passende straf is. De rechtbank overweegt daarbij nadrukkelijk de omstandigheid dat verdachte zonder voorbehoud aan het politieonderzoek heeft meegewerkt, dat hij weliswaar een strafblad heeft maar dat zijn eerdere veroordelingen een ander soort feiten betreft en dat uit het reclasseringsadvies blijkt dat verdachte zijn verslavingsproblemen onderkent en dat hij gemotiveerd is om aan die problematiek te werken. Verdachte heeft zich bereid verklaard om zich in dat kader te laten plaatsen in [naam locatie] en aldaar een behandeling te ondergaan en toezicht van de reclassering te accepteren. De rechtbank zal gelet hierop als bijzondere voorwaarde bij het voorwaardelijk deel van de straf reclasseringstoezicht opleggen.
Motivering van de verbeurdverklaring
De rechtbank acht het hierna te vermelden in beslag genomen voorwerp -een klauwhamer- vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien deze aan verdachte toebehoort en het een voorwerp is met behulp waarvan een van de hiervoor bewezenverklaarde feiten (feit 3) is begaan.
Benadeelde partij [slachtoffer 5]
Namens [slachtoffer 5] is een vordering tot schadevergoeding ingediend ten bedrage van 2000 euro.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag onvoldoende onderbouwd. De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
Namens [slachtoffer 1] is een vordering tot schadevergoeding ingediend ten bedrage van 1081,19 euro, bestaande uit schade aan het hekwerk (400 euro) en 17 propaanflessen (681,19 euro).
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De rechtbank gaat daarbij uit van de verklaring van de verdachte dat hij de omheining heeft losgeknipt en dat hij 10 gasflessen heeft gestolen. De rechtbank zal het deel van de vordering dat ziet op de schade aan het hekwerk, 400 euro, toewijzen en het deel van de vordering dat ziet op de gasflessen beperken tot 10/17de deel van de vordering te weten 400,70 euro. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en niet onredelijk. De civiele vordering is dan ook gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 208 dagen waarvan een gedeelte groot 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland, met opdracht aan die instelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 10 augustus 2010.
De rechtbank verklaart verbeurd het navolgende in beslag genomen voorwerp:
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van de som van € 800,70 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. de Wit, voorzitter en mrs. C.P. van Gastel en B.I. Klaassens, rechters in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 10 augustus 2010, zijnde mr. De Wit buiten staat dit vonnis binnen de daarvoor gestelde termijn mede te ondertekenen.