ECLI:NL:RBASS:2010:BV2528

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
13 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810350-09
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in overvalzaak door gebrek aan bewijs

In de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte, die beschuldigd werd van een poging tot diefstal met geweld, heeft de rechtbank Assen op 8 oktober 2010 uitspraak gedaan. De verdachte werd vrijgesproken van het tenlastegelegde, omdat de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen achtte dat hij de overval had gepleegd. De rechtbank constateerde dat er onvoldoende bewijs was, met name omdat verklaringen van getuigen niet overtuigend genoeg waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de overval aan te tonen. Een getuige, [G1], had verklaard dat hij de verdachte had getipt over een mogelijke overval, maar dit was niet voldoende om de verdachte te verbinden aan de feiten. Een andere getuige, [G2], had twee overvallers gezien, maar kon de verdachte niet identificeren. De rechtbank nam ook in overweging dat de beschrijving van de overvallers door de aangever, [S1], niet specifiek genoeg was om de verdachte te kunnen aanwijzen. De rechtbank oordeelde dat er geen fotoconfrontatie had plaatsgevonden met de aangever, wat de bewijsvoering verder verzwakte. Gezien deze omstandigheden werd de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Daarnaast werd de benadeelde partij, [S1], niet ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen was. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte. De zitting vond plaats op meerdere data, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. S. Urcun. De rechtbank bevestigde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810350-09
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 8 oktober 2010 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonadres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 2 maart 2010, op 28 mei 2010, op 24 augustus 2010 en van 14 tot en met 16 september 2010 en is gesloten op 29 september 2020.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. S. Urcun, advocaat te Rotterdam.
De tenlastelegging
De verdachte is bij -gewijzigde- dagvaarding (en zoals ter terechtzitting d.d. 14 september 2010 nader omschreven ex artikel 314a Wetboek van Strafrecht) tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 26 mei 2009 te [plaats delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen enig goed van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [S1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), de woning waarin die [S1] zich bevond (aan/nabij [adres S1]) zijn/is binnengegaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke poging tot diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [S1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die woning met geweld zijn/is binnengegaan, waarbij zij/hij hun/zijn
gezicht(en) (gedeeltelijk) had(den) bedekt met een muts/capuchon, althans
textiel, en/of waarbij zij/hij (ieder) een pistool, althans een op een
vuurwapen gelijkend voorwerp, in de hand hebben/heeft gehad en/of
- dat pistool/voorwerp op die [S1] hebben/heeft gericht en/of
- die [S1] met dat pistool/voorwerp op/tegen het hoofd hebben/heeft geslagen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ter zake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 26 mei 2009 te [plaats delict] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [S1] te dwingen tot
de afgifte van enig goed van hun/zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan die [S1] of aan een derde,
- de woning waarin die [S1] zich bevond (aan/nabij [adres S1]) met geweld
zijn/is binnengegaan, waarbij zij/hij hun/zijn gezicht(en) (gedeeltelijk)
had(den) bedekt met een muts/capuchon, althans textiel, en/of waarbij
zij/hij (ieder) een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, in de hand hebben/heeft gehad en/of
- dat pistool/voorwerp op die [S1] hebben/heeft gericht en/of
- die [S1] met dat pistool/voorwerp op/tegen het hoofd hebben/heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien ook ter zake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, ter zake dat
hij op of omstreeks 26 mei 2009 te [plaats delict] tesamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend [S1] met een pistool, althans een zwaar en/of hard voorwerp, op/tegen het hoofd hebben/heeft geslagen, waardoor voornoemde [S1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De vordering van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie, bij monde van de officieren van justitie mrs. H. Louwes en C. Westerling, acht hetgeen is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal vrijspreken.
Het openbaar ministerie verzoekt de rechtbank voorts de onder verdachte in beslag genomen goederen aan verdachte terug te geven.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak
De verdachte dient van het tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank constateert dat zich in het dossier een verklaring bevindt van [G1] inhoudende dat hij [verdachte] heeft getipt dat er bij [S1] veel geld te halen viel en dat hij, [G1], voor 90% zeker weet dat [medeverdachte 1] ook bij de overval betrokken was. Voorts bevindt zich in het dossier een verklaring van [G2] die verklaart dat zij twee overvallers heeft gezien en dat zij denkt dat het Antillianen zijn. Nadat haar een foto (nr. 16) van verdachte [medeverdachte 1] wordt getoond zegt zij dat dit één van de overvallers zou kunnen zijn. Verdachte (foto 17) herkent zij niet.
De rechtbank overweegt dat het hiervoor vermelde onvoldoende aanknopingspunten biedt om overtuigend te bewijzen dat verdachten [medeverdachte 1 en verdachte] de overval aan [adres plaats delict] daadwerkelijk hebben gepleegd. De rechtbank neemt in haar overwegingen mee dat aangever [S1] de overvallers slechts heeft beschreven als donkere mannen, vermoedelijk Antillianen. Met aangever [S1] heeft geen fotoconfrontatie plaats gevonden.
Gelet hierop zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Benadeelde partij [S1]
De heer [S1] heeft een vordering tot vergoeding van geleden immateriële schade ingediend ten bedrage van 1000,00 euro.
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij zal derhalve niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van de navolgende in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen:
- een trui;
- een telefoontoestel, kleur zwart, merk Samsung, type sgh-C180;
- een telefoontoestel, goudkleurig, merk Nokia;
- een telefoontoestel, kleur zwart, merk Motorola, type W180;
- een telefoontoestel, kleur zwart, merk Samsung;
- een schrijven van het UMCG met personalia.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [S1] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen in dat geval de eigen kosten.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mrs. B.I. Klaassens en H.R. Bracht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 8 oktober 2010.