ECLI:NL:RBASS:2011:BP1637

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
12 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
83944-2010
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing ontslagverzoek in het kader van de Wet Bopz met betrekking tot geestelijke gezondheidszorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 12 januari 2011 uitspraak gedaan in het kader van een ontslagverzoek van betrokkene, die onder een voorwaardelijke machtiging viel op basis van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). De officier van justitie had op verzoek van betrokkene, bijgestaan door haar advocaat mr. M.G. Doornbos, de rechtbank verzocht om te beslissen op het ontslagverzoek. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 januari 2011, waarbij betrokkene en haar raadsman aanwezig waren, evenals de behandelend psychiater mevrouw M. Hof.

De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene lijdt aan een schizo-affectieve stoornis en recidiverende psychosen, en dat zij nog steeds gevaarlijk is voor zichzelf. De rechtbank overwoog dat, ondanks de verbeteringen in de toestand van betrokkene, deze verbeteringen voor een groot deel te danken zijn aan de naleving van de voorwaarden waaronder zij onder behandeling staat, inclusief het gebruik van depotmedicatie. De rechtbank concludeerde dat er geen gronden waren om het ontslag van betrokkene te bevelen, en heeft het verzoek tot ontslag afgewezen.

De beslissing van de rechtbank houdt in dat de vrijheidsbeneming van betrokkene moet voortduren, omdat de omstandigheden en de medische situatie van betrokkene dit vereisen. Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open, conform de regels van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Zaaknummer 83944-2010
Beschikking d.d. 12 januari 2011
Beschikking van de tweede meervoudige kamer in de zaak van:
[betrokkene], geboren op [geboortedatum], wonende te [adres], hierna te noemen betrokkene, bijgestaan door
mr. M.G. Doornbos advocaat te Assen,
en
De geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis GGZ Zuidoost-Drenthe, [adres].
Het ontstaan en de loop van het geding
Bij beschikking van 28 juni 2010 heeft de rechtbank een voorwaardelijke machtiging als bedoeld in artikel 14a van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz) afgegeven voor de duur van een jaar.
Betrokkene heeft de geneesheer-directeur van bij brief van 23 september 2010 verzocht haar ontslag te verlenen. De geneesheer-directeur heeft bij brief van 11 oktober 2010 op het verzoek van betrokkene gereageerd en heeft bij brief van 10 december 2010 het verzoek tot ontslag van betrokkene afgewezen. Hierop heeft mr. M.G. Doornbos, namens betrokkene, de officier van justitie bij brief van 20 december 2010 verzocht het ontslagverzoek voor te leggen aan de rechtbank ter verkrijging van een rechterlijke beslissing.
De officier van justitie heeft bij verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op
22 december 2010, de rechtbank verzocht te beslissen op het ontslagverzoek van betrokkene. Bij het verzoekschrift zijn stukken overgelegd, in het bijzonder een behandelplan en voortgangsaantekeningen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld ter terechtzitting van 10 januari 2011.
Verschenen zijn:
- betrokkene bijgestaan door haar raadsman mr. M.G. Doornbos;
- mevrouw M. Hof, behandelend psychiater, namens de geneesheer-directeur van het psychiatrisch ziekenhuis GGZ Zuidoost-Drenthe.
De gronden van de beslissing
De rechtbank overweegt allereerst dat het in deze procedure gaat om de in volle omvang te onderzoeken vraag of, beoordeeld naar de ten tijde van de beslissing van de rechter geldende omstandigheden, de vrijheidsbeneming die een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis met zich brengt, moet voortduren. Met inachtneming van deze aan te leggen toetsingsmaatstaf overweegt de rechtbank het volgende. Op grond van artikel 48 van de wet Bopz komt een patiënt, ten aanzien van wie een tot gedwongen opname strekkende machtiging is verleend, onder meer voor ontslag in aanmerking indien betrokkene niet of niet langer in zijn geestvermogens gestoord of gevaarlijk is dan wel het gevaar door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend.
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting is de rechtbank van oordeel dat betrokkene nog steeds lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. Mevrouw Hof heeft ter zitting verklaard dat bij betrokkene sprake is van een schizo-affectieve stoornis en recidiverende psychosen met een stemmingscomponent. Hoewel betrokkene betwist dat bij haar sprake is van een stoornis, ziet de rechtbank gelet op de medische verklaringen die zich bij de stukken bevinden en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen geen aanleiding te twijfelen aan de gestelde diagnose ten aanzien van het bestaan van een stoornis in de zin van de wet Bopz.
Met betrekking tot de vraag of deze stoornis nog steeds gevaar levert voor betrokkene, overweegt de rechtbank als volgt. Mevrouw Hof heeft ter zitting verklaard dat zonder een voorwaardelijke machtiging het risico op terugval van betrokkene, gelet op haar voorgeschiedenis, zeer aanmerkelijk is. Betrokkene zal geleidelijk aan stoppen met haar huidige medicatie en dit zal zeer waarschijnlijk binnen een paar maanden leiden tot zelfverwaarlozing en maatschappelijke teloorgang. Voorts heeft mevrouw Hof verklaard dat het op dit moment goed gaat met betrokkene. Het huidige beeld van betrokkene komt volgens mevrouw Hof dankzij de huidige depotmedicatie. Betrokkene heeft ter zitting aangegeven erg veel last te ondervinden van de bijwerkingen van de depotmedicatie. Betrokkene wil daarom stoppen met de depotmedicatie en heeft aangegeven verder te willen met alternatieve medicatie. In dat verband heeft mevrouw Hof ter zitting verklaard dat in het verleden heel veel verschillende soorten medicijnen zijn geprobeerd om de bijwerkingen proberen te verminderen. Medicatie in tabletvorm is volgens mevrouw Hof niet mogelijk, omdat betrokkene onbetrouwbaar is in het innemen van medicatie. Betrokkene heeft nu de laagste dosering wat mogelijk is voor depotmedicatie. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de stoornis van betrokkene nog steeds gevaar oplevert voor betrokkene zelf. Weliswaar gaat het beter met betrokkene, maar naar het oordeel van de rechtbank is dat mede te danken aan naleving van de gestelde voorwaarden, waaronder de depotmedicatie. Voorts is niet aannemelijk gemaakt dat er omstandigheden zijn waaruit kan worden afgeleid dat het gevaar op een andere wijze kan worden afgewend dan door een voorwaardelijke machtiging.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank dan ook van oordeel dat thans geen gronden bestaan om het ontslag van betrokkene te bevelen. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
Beslissing
De rechtbank:
wijst het verzoek tot ontslag af.
Aldus gedaan te Assen op 12 januari 2011 door mr. C.J.R. de Locht, voorzitter, en
mrs. A.H. Hulshof -Eleveld en A.L.J.M.A. Janssens, rechters, in tegenwoordigheid van
D.A. Slender, griffier, en door mr. de Locht en de griffier ondertekend.
de griffier de rechter
D.A. Slender mr. C.J.R. de Locht
Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open met inachtneming en volgens de regels van de artikelen 426, 426a en 426b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.