ECLI:NL:RBASS:2011:BP3559

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
10 januari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
84027
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging tot voortgezet verblijf op grond van de Wet Bopz

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 10 januari 2011 een verzoek behandeld van de officier van justitie tot het verlenen van een machtiging voor voortgezet verblijf van betrokkene, die verblijft in de Kliniek Beter Leven te Veenhuizen. Betrokkene, afkomstig uit Rotterdam, weigerde zich te laten bijstaan door de aan hem toegewezen advocaat, mr. W.J.P. Suringar, en gaf de voorkeur aan zijn eigen advocaat, mr. J.J. van Santbrink. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om mr. Van Santbrink in de gelegenheid te stellen betrokkene bij te staan. De rechtbank merkte op dat betrokkene veelvuldig contact had met zijn advocaat, maar dat hij zijn advocaat niet op de hoogte had gesteld van de geplande zitting. De rechtbank heeft benadrukt dat de voortzetting van de behandeling om organisatorische redenen op de werkdag voor de zitting wordt gepland en dat betrokkenen zich hiervan bewust moeten zijn. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de beslissing op het verzoek aan te houden tot een nader te bepalen datum, waarbij de geldigheidsduur van de voorlopige machtiging wordt verlengd zoals toegestaan door de Wet Bopz.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector Civiel
Zaaknummer 84027
Beschikking d.d. 10 januari 2011
Machtiging voortgezet verblijf
Tussenbeschikking van de tweede enkelvoudige kamer
Ontstaan en loop van het geding
Op 27 december 2010 is ter griffie van de rechtbank ingekomen een verzoekschrift van de officier van justitie te Assen dat betrekking heeft op:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum],
thans verblijvende in GGZ Drenthe te Veenhuizen (betrokkene).
De officier van justitie verzoekt de rechtbank te beslissen dat ten aanzien van betrokkene een machtiging voortgezet verblijf wordt verleend.
Bij het verzoek is gevoegd een geneeskundige verklaring die is opgemaakt door de geneeskundig directeur, W. van der Plas, op 21 december 2010.
De rechtbank heeft last gegeven tot toevoeging van een advocaat aan betrokkene.
Het verzoekschrift en de bijlagen zijn in afschrift gezonden aan de advocaat van betrokkene.
Betrokkene heeft voor aanvang van de terechtzitting op 10 januari 2011 aan de aan hem toegevoegde advocaat mr. W.J.P. Suringar laten weten niet bij het verhoor aanwezig te willen zijn, om reden dat hij wil worden bijgestaan door zijn “eigen” advocaat.
Mr. Suringar verzoekt namens betrokkene om aanhouding van de behandeling omdat betrokkene wil worden bijgestaan door zijn eigen advocaat mr. J.J. van Santbrink uit Rotterdam.
Overwegingen
Betrokkene heeft geweigerd de aan hem toegevoegde advocaat te woord te staan, anders dan door hem mede te delen dat hij door zijn eigen advocaat bijgestaan wil worden. Volgens betrokkene wist hij niets van de geplande zitting en had hij daarom zijn advocaat niet ingelicht. Daarop nam betrokkene telefonisch contact op met zijn advocaat in Rotterdam. Mr. Van Santbrink heeft toen laten weten – aldus mr. Suringar – dat hij bereid en voornemens is om bij een voortzetting van de behandeling daadwerkelijk naar Veenhuizen af te reizen om cliënt bij te staan. Mr. Suringar heeft namens betrokkene gevraagd de behandeling aan te houden om mr. Santbrink in de gelegenheid te stellen betrokkene bij te staan.
De rechtbank merkt op dat betrokkene, gezien de stukken, veelvuldig contact heeft met zijn advocaat. Het is opmerkelijk dat betrokkene zijn advocaat kennelijk niet heeft geïnformeerd dat er een verzoek tot verlenging van de lopende machtiging aan zat te komen. Ook als betrokkene de datum van de behandeling niet zou kennen, wist hij in ieder geval dat hij was bezocht door een psychiater die een geneeskundige verklaring zou opstellen in het kader van dat verzoek. Dat de voorlopige machtiging als einddatum 29 december 2010 noemt zal betrokkene waarschijnlijk ook niet zijn ontgaan.
Om welke reden dan ook heeft Mr. Van Santbrink zich niet bij de rechtbank gesteld.
Als hij dat had gedaan, dan zou hij als advocaat van betrokkene bekend zijn geweest en zou hij als zodanig omtrent de zitting zijn geïnformeerd.
De rechtbank ziet aanleiding om de aangevangen behandeling ter zitting op uitdrukkelijk verzoek van betrokkene voor het overige aan te houden en zal betrokkene de gelegenheid bieden om zich door Mr. Van Santbrink te laten bijstaan.
Daarbij merkt de rechtbank om misverstanden te voorkomen op dat alle betrokkenen zich moeten realiseren dat het plannen van de voortzetting van de behandeling ter zitting om organisatorische redenen plaats vindt op de werkdag voor de zitting. Als die zitting op maandag plaats vindt, wordt gepland op de vrijdag daarvoor. Als de zitting op donderdag plaats vindt, wordt gepland op de woensdag daarvoor. Voor zover mogelijk houdt de rechtbank rekening met verhinderdata, maar die mogelijkheid is maar zeer beperkt. Mocht sprake zijn van verhindering van de advocaat, dient betrokkene of diens advocaat zelf vervanging te regelen.
De rechtbank merkt tot slot op dat hoewel de beschikking van de rechtbank Dordrecht van 21 juni 2010 afsluit met “voor de duur van zes maanden […] derhalve tot 29 december 2010”, dit niet betekent dat betrokkene nu zonder titel in de instelling verblijft. De officier van justitie verzocht vòòr de afloop van de voorlopige machtiging en derhalve tijdig tot het verlenen van een aansluitende rechterlijke machtiging. Artikel 48 Wet Bopz bepaalt dat de geldigheidsduur van de voorlopige machtiging zoals verleend bij beschikking van 21 juni 2010 onder die omstandigheden wordt verlengd ingevolge en naar de duur die dat artikel toestaat.
Beslissing
De rechtbank:
houdt de beslissing op het verzoek aan tot een nader te bepalen datum.
Gegeven op 10 januari 2011.
de griffier, de rechter,
I.J. Kemkers mr. T.M.L. Veen
Verzonden op:
Afschrift aan:
(X) betrokkene
(X) advocaat
(X) officier van justitie