ECLI:NL:RBASS:2011:BQ2962

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
4 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.810293-10
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • P.L.M.J. Rooijakkers
  • H.H.A. Fransen
  • H. de Wit
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Assen op 4 mei 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1983 en thans gedetineerd. De verdachte is beschuldigd van meerdere feiten, waaronder het opzettelijk verkopen, afleveren en aanwezig hebben van heroïne en cocaïne, alsook het witwassen van een geldbedrag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Tijdens de zittingen op 14 december 2010, 8 maart 2011 en 22 april 2011 is de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, Mr. V.P.J. Tuma.

De rechtbank achtte de tenlastelegging wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft in de periode van 1 juni 2010 tot en met 6 september 2010 op verschillende tijdstippen opzettelijk heroïne en cocaïne verkocht en afgeleverd. Op 7 september 2010 heeft hij in een woning in Assen een aanzienlijke hoeveelheid heroïne en cocaïne aanwezig gehad. Tevens heeft hij een geldbedrag van ongeveer 555 euro verworven, wetende dat dit bedrag afkomstig was uit een misdrijf.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is een verbeurdverklaring uitgesproken voor het in beslag genomen geldbedrag en zijn er drugs onttrokken aan het verkeer. De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard, omdat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak hebben behandeld en de beslissing hebben genomen op basis van de feiten en omstandigheden die tijdens het proces naar voren zijn gekomen.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.810293-10
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 mei 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983,
thans gedetineerd in [plaats van detentie].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op de terechtzitting van de politierechter van 12 november 2010 en op de terechtzittingen van de meervoudige kamer van 14 december 2010, 8 maart 2011 en 22 april 2011.
De verdachte is verschenen ter terechtzittingen van 14 december 2010, 8 maart 21011 en 22 april 2011 en werd telkens bijgestaan door Mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.
De officier van justitie, mr. C.C. Westerling-Diderich, acht hetgeen onder 1., 2. en 3. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: twaalf maanden gevangenisstraf onder aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, verbeurd verklaring van het in beslag genomen geldbedrag en onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen drugs.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 juni 2010 tot en met 6 september 2010 te Assen, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en/of cocaïne (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij op of omstreeks 7 september 2010 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad in een woning gelegen aan/nabij de [adres] - ongeveer 25.39 gram in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine - ongeveer 8.63 gram en/of 7.16 gram in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine zijnde heroine en/of cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 7 september 2010, te Assen, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 555.-- euro, althans een groot geldbedrag heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten een geldbedrag, gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. 2. en 3. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 juni 2010 tot en met 6 september 2010 te Assen telkens opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne of een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
2.
hij op 7 september 2010 te Assen tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad in een woning gelegen aan de [adres] 25.39 gram heroïne, en 8.63 gram en 7.16 gram cocaïne zijnde heroïne en cocaïne middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 7 september 2010, te Assen een voorwerp, te weten een geldbedrag van ongeveer 555,-- euro voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerp onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1., 2., 3. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1.:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd;
onder 2.:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod,
strafbaar gesteld bij artikel 10 van de Opiumwet in verbinding met artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 3.:
witwassen,
strafbaar gesteld bij artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straffen in aanmerking de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van de verdachte.
Gelet op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 24 maart 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur aangewezen.
Motivering van de verbeurdverklaring
De rechtbank acht het hierna te vermelden in beslag genomen geldbedrag vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en hij dit geheel of ten dele ten eigen bate kan aanwenden en het geheel of grotendeels door middel van het strafbare feit onder 3. heeft verkregen.
Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien met betrekking tot deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten onder 1. en 2. zijn begaan, en de voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1., 2. en 3. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 7 mei 2011.
De rechtbank verklaart verbeurd een geldbedrag van € 555,--.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer 2,28 gram en 4,88 gram cocaïne.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.L.M.J. Rooijakkers, voorzitter, en mr. H.H.A. Fransen en mr. H. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 4 mei 2011. Mr. De Wit is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.