ECLI:NL:RBASS:2011:BQ4347

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
12 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19.605615-10
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • H.H.A. Fransen
  • H.T. van Voorst
  • M. van der Veen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van mishandeling en belediging door de rechtbank Assen

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 26 april 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en belediging van zijn levensgezel op 11 september 2010 in Emmen. De tenlastelegging omvatte twee punten: de verdachte zou zijn levensgezel hebben geslagen en beledigd door haar voor hoer uit te schelden en haar te bespugen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren voor de mishandeling, aangezien de verklaring van de aangeefster niet werd ondersteund door ander bewijs. De verdachte ontkende de beschuldigingen en de rechtbank oordeelde dat de aangeefster geen steunbewijs had voor haar claims. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van de mishandeling.

Wat betreft de belediging, heeft de rechtbank wel vastgesteld dat de verdachte de aangeefster in het openbaar had beledigd door haar uit te schelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 30 uren, met de voorwaarde dat bij niet-nakoming vervangende hechtenis van 15 dagen kan worden opgelegd. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de eerdere veroordelingen van de verdachte en het reclasseringsadvies, maar besloot geen bijzondere voorwaarden aan de proeftijd te koppelen, omdat de verdachte al een behandeling bij de AFPN volgde. De rechtbank heeft de verdachte strafbaar verklaard, maar de voorwaardelijk opgelegde straf zal niet tenuitvoergelegd worden, tenzij de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605615-10
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 26 april 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1972,
wonende te [adres].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 12 april 2011.
De verdachte is verschenen.
De tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 11 september 2010 in de gemeente Emmen opzettelijk mishandelend zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [slachtoffer], heeft geslagen en/of heeft geduwd en/of aan die [slachtoffer] heeft getrokken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 11 september 2010 in de gemeente Emmen opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer], in het openbaar heeft beledigd, door haar voor hoer uit te schelden en/of haar te bespugen;
Art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen onder 1 en onder 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte zal veroordelen tot een werkstraf van 60 uren, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, onder de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede in kan houden een ambulante behandeling door de AFPN of soortgelijke instelling en dat verdachte een COVA training volgt.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Bewijsmotivering
Nu verdachte hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij geen vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank volstaan met een opgave van bewijsmiddelen:
- de aangifte en de klacht van [slachtoffer], onder meer inhoudende, kort en zakelijk weergegeven, dat zij naar de woning van verdachte is gegaan, dat verdachte met haar wilde praten maar dat zij meteen weer weg wilde, dat verdachte aan haar heeft staan trekken en duwen in de gang bij de voordeur, dat hij haar de woning uitduwde en dat zij daarbij ten val is gekomen, dat zij toen met haar hoofd tegen het tuinhek is gevallen. Toen aangeefster naar de bushalte liep kwam verdachte achter haar aan en heeft hij haar op straat uitgescholden voor hoer.
Aangeefster heeft verklaard dat zij door dit alles letsel en pijn heeft ondervonden en dat zij zich beledigd voelt;
- de geneeskundige verklaring van de huisarts [naam huisarts];
- de verklaring van de verdachte dat hij ruzie had met [slachtoffer], dat hij haar uit de woning wilde hebben, dat zij aan elkaar hebben staan trekken en duwen, dat hij haar uit de woning heeft geduwd, dat het best zou kunnen dat zij daarbij tegen het tuinhek is gevallen, en dat hij [slachtoffer] bij de bushalte heeft uitgescholden voor hoer.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 september 2010, in de gemeente Emmen, opzettelijk mishandelend een persoon, te weten [slachtoffer], heeft geduwd waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij op 11 september 2010, in de gemeente Emmen, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer] in het openbaar heeft beledigd door haar voor hoer uit te schelden.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 en onder 2 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. De rechtbank acht met name niet bewezen dat verdachte aangeefster heeft geslagen en heeft bespuugd omdat hiervoor, anders dan de verklaring van aangeefster, geen steunbewijs aanwezig is en verdachte ontkent dat hij deze handelingen heeft gepleegd.
Kwalificaties
Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
onder 1: mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 2: belediging,
strafbaar gesteld bij artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie, het pleidooi van de verdachte, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 april 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, alsmede het reclasseringsadvies d.d. 28 februari 2011 opgemaakt door [reclasseringsmedewerker].
De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat in dit geval een voorwaardelijke werkstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Anders dan de officier van justitie eist zal de rechtbank aan de proeftijd geen bijzondere voorwaarde koppelen omdat uit het onderzoek ter terechtzitting en de rapportage van de reclassering is gebleken dat verdachte reeds -in een vrijwillig kader- een behandeling bij de AFPN volgt en hij ook gemotiveerd is die behandeling af te maken.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 266 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 en onder 2 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven zijn vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en onder 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit 30 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 15 dagen zal worden toegepast,
geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde staf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.H.A. Fransen, voorzitter en mrs. H.T. van Voorst en M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.D. Vermeer, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 26 april 2011.