RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.605461-10
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 13 mei 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [adres en woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 april 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. C.C.N. Brens-Cats.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 29 mei 2009 te Oosterhesselen, gemeente Coevorden, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (op of aan) de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
2. hij op of omstreeks 10 september 2009 te Sleen, gemeente Coevorden, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten (op of aan) de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
3. hij op of omstreeks 27 november 2009 te Benneveld, gemeente Coevorden, zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten op of aan de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4. hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 11 november 2008 te Aalden, gemeente Coevorden, zich (telkens) opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres] en/of de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
5. hij op of omstreeks 14 november 2009 in de gemeente Emmen zich opzettelijk oneerbaar op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. G. Wilbrink acht hetgeen onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie vordert:
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, bij niet naar behoren verrichten van deze werkstraf te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis;
- een gevangenisstraf van één maand, geheel voorwaardelijk,
met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden dat verdachte zich zal doen behandelen bij het AFPN.
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsvrouw vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
Ten aanzien van feit 1, 2, 3, 4 en 5
1. De bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 april 2011;
2. het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, District Zuidoost, Unit Recherche Zuidoost, registratienummer: 2010005090-8, met bijlagen, d.d. 25 januari 2010,1 onder meer inhoudende:
- het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: 2009015256-1, d.d. 19 mei 2009, houdende de aangifte van [slachtoffer 1] (pagina's 14 tot en met 21);
- het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: 2009039423-1, d.d. 10 september 2009, houdende de aangifte van [slachtoffer 2] (pagina's 26 tot en met 29);
- het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: 2009057555-2, d.d. 27 november 2009, houdende de aangifte van [slachtoffer 3] (pagina's 35 tot en met 38);
- het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: PL032T/08-191073, d.d. 12 november 2008, houdende de aangifte van [slachtoffer 4] (pagina's 59 tot en met 61);
- het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: 2009059234-1, d.d. 14 december 2009, houdende de aangifte van [slachtoffer 5] (pagina's 44 tot en met 47).
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat de onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 29 mei 2009 te Oosterhesselen, gemeente Coevorden, zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
2. hij op 10 september 2009 te Sleen, gemeente Coevorden, zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
3. hij op 27 november 2009 te Benneveld, gemeente Coevorden, zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
4. hij op 11 november 2008 te Aalden, gemeente Coevorden, zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres] en/of de [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
5. hij op 14 november 2009 in de gemeente Emmen zich opzettelijk oneerbaar op een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, te weten [adres], met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het onder 1 tot en met 5 bewezenverklaarde levert op:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 239 aanhef sub 1 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 23 februari 2011, opgemaakt door E. de Vrij, als GZ-psycholoog verbonden aan NIFP Noord en tevens gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Het geheel overziend komt de verdachte naar voren als een op zichzelf gerichte man met een gereserveerde interactiestijl, een oppervlakkig en weinig gedifferentieerd gevoelsleven en een matig empathisch vermogen. De interpersoonlijke seksualiteitbeleving is in dit onderzoek door de geslotenheid van verdachte niet duidelijk uit de verf gekomen.
Het tenlastegelegde is te verklaren vanuit de seksuele controlestoornis, in dit geval de neiging tot exhibitionisme. Verdachte presenteert zijn seksueel grensoverschrijdend gedrag als iets wat 'soms zomaar' en zonder planning in hem 'opkwam'. Feitelijk was het omgekeerde het geval. Uit de voorlopige analyse van het delictgedrag blijkt immers dat verdachte vanaf het moment dat hij bevangen raakte door seksuele onrust/lust en de fantasie/behoefte bekeken te worden (de volgorde kan ook anders zijn, verdachte is hier niet duidelijk in) de omstandigheden tamelijk nauwgezet naar zijn hand zette en doelgericht en volgens een vast patroon toewerkte naar het moment waarop hij zijn blote geslachtsdeel aan een niets vermoedende vrouw kon tonen teneinde zich over te geven aan het seksueel genieten van 'bekeken worden'. De vrouwen, slachtoffers, dien(d)en dus als een gebruiksvoorwerp voor zijn seksuele bevrediging.
Verdachte creëerde een situatie waarbij de drang om toe te geven aan zijn fantasie/denken (bekeken te worden) zodanig werd opgepompt dat er nauwelijks nog een weg terug mogelijk was. Het feit dat verdachte in de ban van zijn seksuele driften een gevarenzone binnentrad, ontslaat hem echter niet van de verantwoordelijkheid voor zijn gedrag ná het passeren van die grens en is hem naar het oordeel van de psycholoog volledig toe te rekenen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies van voornoemde psycholoog en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan;
- hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte;
- de eis van de officier van justitie;
- het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte;
- de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 april 2011;
- de ter zitting/tegenover de verhorende opsporingsambtenaren gedane erkenning door de verdachte dat hij zich aan de op de dagvaarding ad informandum gevoegde feiten:
1. 21 augustus 2009, Oosterhesselen, gemeente Coevorden,
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer
bestemd, namelijk de [adres];
2. 20 december 2007, Sleen, gemeente Coevorden,
schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, namelijk de [adres],
heeft schuldig gemaakt, welke feiten hiermee zijn afgedaan.
De officier van justitie heeft gevorderd:
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, bij niet naar behoren verrichten van deze werkstraf te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis;
- een gevangenisstraf van één maand, geheel voorwaardelijk,
met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden dat verdachte zich zal doen behandelen bij het AFPN.
De raadsvrouw betoogde dat verdachte zelf niet goed weet waarom hij de feiten heeft begaan en dat hij behandeling nodig heeft. Verdachte is bereid een behandeling te ondergaan en is hier inmiddels ook mee begonnen.
Gelet op het voorstaande bepleitte de raadsvrouw een geheel voorwaardelijke taakstraf.
Tevens stelde de raadsvrouw dat verdachte akkoord is met reclasseringscontact en een behandeling bij de AFPN.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank rekening houden met de omstandigheden en achtergronden van verdachte zoals omschreven in het psychologisch rapport van 23 februari 2011 en het voorlichtingsrapport van het Reclassering Nederland te Assen 8 februari 2011.
De rechtbank is op grond van de ernst de onderhavige zaak, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat een passende bestraffing voor deze verdachte is:
een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis, waarvan een gedeelte groot 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren
en met de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht hetgeen mede zal inhouden dat verdachte zich doet behandelen bij de AFPN.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, onder 2, onder 3, onder 4 en onder 5 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een taakstraf bestaande uit 80 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast
en met bevel dat van deze werkstraf een gedeelte groot 40 uren, met bevel voor het geval verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 20 dagen zal worden toegepast, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Assen (dan wel van een van de onderscheidende reclasseringsinstellingen), welke voorschriften en aanwijzingen mede zullen inhouden dat verdachte zich (verder) doet behandelen bij het AFPN,
met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. H.T. van Voorst en
mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van mr. A.M. Ariese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 mei 2011.
Parketnummer: 19.605461-10
Uitspraak d.d.: 13 mei 2011