RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830001-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 13 mei 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
wonende te [woonplaats].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 april 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J. de Boer.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1. hij op of omstreeks 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet met een auto (met gedoofde lichten) op die [slachtoffer 1] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen,terzake dat
hij op of omstreeks 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een auto (met gedoofde lichten) op die [slachtoffer 1] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers is verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde auto (met gedoofde lichten) ingereden op [slachtoffer 1];
2. hij op of omstreeks 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 1]), heeft geslagen en/of bij de keel heeft vastgepakt , waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3. hij op of omstreeks 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer 2] bij haar haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) met haar hoofd tegen een muur heeft geslagen en/of in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 2]), bij haar haren heeft vastgepakt en/of (vervolgens) haar hoofd tegen een muur geslagen in het gezicht, althans tegen het hoofd heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4. hij op of omstreeks 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, staande aan/nabij de [adres], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of
beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
5. hij op of omstreeks 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, [slachtoffer 1] en/of andere personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] enb/of andere personen dreigend de woorden
toegevoegd :"Ik vermoord je" en/of "Jij lelijke Pool, ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen de verdachte onder 3 zowel primair als subsidiair en onder 5 is tenlastegelegd niet wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank verdachte van deze feiten zal vrijspreken.
Zij acht hetgeen onder 1 primair, onder 2 en onder 4 aan de verdachte is tenlastegelegd wel wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert voor deze feiten een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan een gedeelte groot 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden dat verdachte een leefstijltraining zal volgen en zich zal doen behandelen door de AFPN.
De verdachte dient van het onder 1 primair, onder 2, onder 3 en onder 5 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.1
Bewijsoverwegingen
Op de avond van 30 december 2010 zijn verdachte, [naam], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij elkaar in de woning van [naam] aan [adres] te Nieuw Buinen. Op deze avond wordt door alle aanwezigen een aanzienlijke hoeveelheid alcohol gebruikt. De avond begint gezellig maar op enig moment ontstaat een woordenwisseling tussen verdachte en [slachtoffer 1]. Even later ontstaat in de tuin een worsteling tussen verdachte en [slachtoffer 1].2
Kort na middernacht onttrekken [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich aan het gebeuren binnenshuis en gaan naar buiten. Zij bevinden zich in de auto van [slachtoffer 1], als verdachte naar buiten komt en een fiets tegen de auto gooit. Verdachte rijdt daarna weg in een auto en door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt de politie gebeld.3 Op het moment dat de politie aanwezig is, rijdt verdachte met een auto rakelings langs [slachtoffer 1]. Verdachte komt even later met de auto tegen een boom tot stilstand en wordt aangehouden.4
Standpunt van de officier van justitie:
De officier van justitie acht poging tot doodslag wettig en overtuigend te bewijzen. Zij voert hiervoor aan dat de verdachte door met een snelheid van 30 tot 40 kilometer per uur op iemand in te rijden, de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat iemand kwam te overlijden. In de context van het roepen van de tekst "ik maak je af, lelijke Pool" lijkt het een doelbewuste actie te zijn geweest. Het is aan de sprong van [slachtoffer 1] te wijten dat het niet erger is afgelopen.
Standpunt van de verdediging:
Er was sprake van fors alcoholgebruik. Niet alleen door de verdachte, maar ook door de andere aanwezigen. De verdachte kan zich van de betreffende avond en nacht bijna niets herinneren. De aangevers c.q. getuigen waren volgens het proces-verbaal van bevindingen niet in staat om een verklaring dan wel een aangifte af te leggen omdat zij in kennelijke staat verkeerden. Anders gezegd, ze waren dronken.
De verdachte weet niet eens dat hij in de auto heeft gezeten. Hij weet ook niet waarom hij in de auto is gestapt. Ook de anderen die in dit dossier zijn gehoord kunnen dit niet verklaren. Het is maar de vraag met welke bedoelingen de verdachte in de auto is gestapt. Het is de vraag of bij de verdachte opzet aanwezig was om [slachtoffer 1] iets aan te doen. Daarom dient de verdachte van het onder 1 primair, subsidiar en meer subsidiair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Verdachte heeft op de avond van 30 op 31 december fors alcohol gedronken samen met een aantal andere mensen waaronder aangever [slachtoffer 1]. Dit leidde tot een handgemeen tussen verdachte en anderen waarna de politie werd gebeld. Toen de politie arriveerde was verdachte in zijn auto vertrokken, korte tijd daarna reed hij weer de straat in, de politie was op dat moment aanwezig. De rechtbank gaat voor de vraag wat er toen gebeurde uit van hetgeen blijkens het proces-verbaal van bevindingen door de verbalisanten is waargenomen. Vermeld wordt dat er een man naast een auto op de weg stond bij een geparkeerde auto en dat een auto in de richting van deze man reed en rakelings langs deze man reed. De manspersoon moest zich dicht tegen de geparkeerde auto aan drukken, anders was hij door deze auto aangereden.5
De vraag die dient te worden beantwoord is of verdachte het - al dan niet voorwaardelijk - opzet heeft gehad om aangever [slachtoffer 1] te doden of (zwaar) lichamelijk letsel toe te brengen.
De rechtbank vindt in de in dronkenschap en boosheid gedane uitroep van verdachte "ik maak je dood lelijke Pool" onvoldoende aanleiding om onvoorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] aan te nemen. Ook overigens is niet gebleken dat verdachte onvoorwaardelijk opzet op de dood had. Vervolgens rijst de vraag of verdachtes rijgedrag voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] meebracht.
Voorwaardelijk opzet op de dood is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zou intreden en dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat, hoewel verdachtes rijgedrag gevaarzettend was, daaruit onvoldoende blijkt van een aanmerkelijke kans op de dood van [slachtoffer 1]. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verdachte niet recht op [slachtoffer 1] inreed maar rakelings langs hem reed en dat [slachtoffer 1] zich in veiligheid kon brengen enkel door zich tegen de geparkeerd staande auto te drukken.
De rechtbank overweegt, dat het geenszins denkbeeldig is, dat de man naast de auto geraakt zou kunnen worden door de auto, die bestuurd werd door de dronken en boze verdachte. Als die situatie zich zou hebben voorgedaan, zou de rechtopstaande [slachtoffer 1] zijdelings door de bumper of zijkant van verdachtes auto tegen zijn benen zijn geraakt en dus niet tegen zijn lichaam. De kans dat door een dergelijke aanrijding vitale delen van [slachtoffer 1] geraakt zouden worden acht de rechtbank onvoldoende groot om te kunnen spreken van een aanmerkelijke kans daarop, zodat voorwaardelijk opzet op de dood om die reden evenmin bewezen geacht wordt.
De rechtbank is wel van oordeel dat verdachtes rijgedrag een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel meebracht en dat verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard. Door de wijze waarop verdachte rakelings langs [slachtoffer 1] reed was het risico dat hij met de auto [slachtoffer 1]'s lichaam zou schampen, waardoor zwaar lichamelijk letsel bij deze kon ontstaan, bijvoorbeeld ernstige beenbreuken, aanmerkelijk. Gelet op de gemoedstoestand van verdachte, (hij was boos op [slachtoffer 1] en had kort tevoren nog met hem gevochten en een fiets tegen zijn auto gegooid en hij was blijkens zijn uitroep nog steeds boos) en de wijze waarop hij rakelings met de auto langs [slachtoffer 1] reed, is de rechtbank van oordeel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen het onder 2 tenlastegelegde. Uit de aangifte van [slachtoffer 1]6 en de verklaringen van [slachtoffer 2]7 en [naam]8 blijkt dat er een handgemeen heeft plaats gevonden en dat verdachte [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt. Niet blijkt uit deze verklaringen echter dat [slachtoffer 1] hierdoor letsel heeft bekomen of pijn heeft ondervonden. De rechtbank wijst hierbij in het bijzonder op de verklaring van aangever [slachtoffer 1], deze verklaart hier niet over.9 De rechtbank volgt de stelling van de officier van justitie dat als ervaringsfeit kan worden aangenomen dat er altijd letsel of pijn ontstaat indien iemand bij de keel wordt gegrepen niet. Het zal van de omstandigheden van het geval, werd er geknepen en zo ja, hoe hard?, afhangen of dit het geval is.
De verdachte dient van het hem onder 3 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit, evenals verdachtes raadsman en de officier van justitie, niet bewezen acht.
Ten aanzien van feit 4:
Nu verdachte, hetgeen de rechtbank bewezen zal verklaren, heeft bekend en nadien niet anders heeft verklaard en hij noch zijn raadsman vrijspraak heeft bepleit zal de rechtbank ten aanzien van deze feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen.
De rechtbank hanteert voor het bewijs de navolgende bewijsmiddelen:
het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van politie Drenthe, District Zuid-Oost, Emmen-Centrum/Borger-Odoorn, registratienummer: PL032R 2011000331-1, met bijlagen, d.d. 2 januari 2011, onder meer inhoudende:
- het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: PL032R 2010083634-1, d.d. 31 december 2010, houdende de aangifte van [slachtoffer 1] (pagina's 55 tot en met 60);
- het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: PL032R 2010083648-1, d.d. 31 december 2010, houdende de verklaring van [slachtoffer 2] (pagina's 64 tot en met 68).
Ten aanzien van feit 5:
De verdachte dient van het hem onder 5 ten laste gelegde te worden vrijgesproken omdat de rechtbank dit, evenals verdachtes raadsman en de officier van justitie, niet bewezen acht.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem onder 1 subsidiair en onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 1], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een auto (met gedoofde lichten) op die [slachtoffer 1] is ingereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4. hij op 31 december 2010 te Nieuw-Buinen, gemeente Borger-Odoorn, opzettelijk en wederrechtelijk een auto, staande aan de Floralaan, toebehorende aan [slachtoffer 1], heeft beschadigd.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1 subsidiair en onder 4 meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het onder 1 subsidiair en onder 4 bewezen verklaarde levert respectievelijk op:
Onder 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 302 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht;
Onder 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort beschadigen,
strafbaar gesteld bij artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsman van de verdachte en de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 april 2011.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf gevorderd voor de duur van 15 maanden waarvan een gedeelte groot 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden dat verdachte een leefstijltraining zal volgen en zich zal doen behandelen door de AFPN.
De officier van justitie is er bij haar eis van uitgegaan dat het onder 1 primair, onder 2 en onder 4 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kon worden. Zij heeft aangevoerd dat het drankgebruik van de verdachte geen excuus is. Verdachte weet dat de relatie drank en agressie een rol speelt en dat het niet de eerste keer is dat hij uit zijn plaat gaat. De problematiek is bekend. Het moet duidelijk gemaakt worden dat alle grenzen zijn overschreden.
De raadsman heeft bepleit dat een aanzienlijke voorwaardelijke straf en een forse werkstraf als genoegdoening aan de maatschappij volstaat. Het gaat immers slechts over het gebeuren van één nacht. Er moet niet alleen gekeken worden naar het maatschappelijk belang, maar ook naar het belang van de verdachte. De verdachte heeft nu een opleiding en werk, verdachte zou dit verliezen wanneer een gevangenisstraf opgelegd zou worden. De raadsman kan zich vinden in de bijzondere voorwaarden zoals die zijn geadviseerd door de reclassering.
Bij het bepalen van de straf zal de rechtbank voorts rekening houden met het voorlichtingsrapport van de Verslavingszorg Noord Nederland te Assen van 22 maart 2011.
De rechtbank komt tot een aanzienlijk lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, met name omdat de rechtbank de door de officier van justitie bewezen geachte poging tot doodslag en de mishandeling niet bewezen acht.
Verdachte dient in overleg met de reclassering, in het kader van het algemene reclasseringstoezicht, te starten met een leefstijltraining en zich te doen behandelen door de AFPN.
Voorts is de rechtbank met de raadsman van oordeel dat een gevangenisstraf de goede weg die verdachte lijkt te zijn ingeslagen zou verstoren.
De rechtbank is op grond van de ernst de onderhavige zaak, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van twee jaren, alsmede een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, bij niet naar behoren verrichten van deze werkstraf te vervangen door 40 dagen vervangende hechtenis, een passende bestraffing is van deze verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair, onder 2, onder 3 en onder 5 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1 subsidiair en onder 4 tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 subsidiair en onder 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf bestaande uit 80 uren werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid met bevel dat, voor het geval de verdachte deze werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 40 dagen zal worden toegepast.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Assen (dan wel van een van de onderscheidende reclasseringsinstellingen), welke voorschriften en aanwijzingen mede zullen inhouden dat verdachte verplicht een leefstijltraining zal volgen en zich zal doen behandelen door de AFPN, met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren arbeid per dag voor de in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. H.T. van Voorst en
mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van mr. A.M. Ariese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 mei 2011.
1 Wanneer hierna een proces-verbaal wordt aangehaald, betreft dit een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, tenzij anders vermeld. De aangehaalde p-v's maken, tenzij anders vermeld, alle deel uit van een dossier van de politie Drenthe, District Zuid-Oost, registratienummer: PL032R 2011000331-1, met bijlagen, d.d. 2 januari 2011.
2 Verklaring verdachte ter zitting.
3 Het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: PL032R 2010083648-1, d.d. 31 december 2010, houdende de aangifte van [slachtoffer 2] (pagina's 64 tot en met 68), in het bijzonder pagina 65 en 66.
4 Het proces-verbaal van bevindingen, van politie Groningen, District Midden/Oost, proces-verbaalnummer: PL01PF 2010127931-2, d.d. 3 januari 2011, houdende de verklaring van [verbalisant], [verbalisant].
5 Idem als 4.
6 Het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: PL032R 2010083634-1, d.d. 31 december 2010, houdende de aangifte van [slachtoffer 1] (pagina's 55 tot en met 60), in het bijzonder pagina 56.
7 Idem als 3, pagina 66.
8 Het proces-verbaal van aangifte, proces-verbaalnummer: PL032R 2010083563-1, d.d.31 december 2010, houdende de aangifte van [naam] (pagina's 31tot en met 38), in het bijzonder pagina 33.
9 Idem als 6, pagina 56.
??
Parketnummer: 19.830001-11
Uitspraak d.d.: 13 mei 2011 2