RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19.830023-11
vonnis van de meervoudige strafkamer d.d. 13 mei 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
wonende te [woonplaats],
verblijvende in P.I. Noord, gevangenis de Marwei, te Leeuwarden.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 29 april 2011.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J.B. Pieters te Hoogeveen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te Assen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning/pand aan/nabij de [adres], immers hebben/heeft verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk in een kamer/ruimte in die woning een hoeveelheid papier en/of karton en/of ander brandbaar materiaal in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht en/of laten komen met enig in die woning/dat pand aanwezig brandbaar materiaal, ten gevolge waarvan die woning/dat pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de in die woning/dat pand aanwezige voorwerpen en/of voor een of meer belendende woning(en)/pand(en) en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die/dat belendende woning(en)/pand(en) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
te duchten was;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 16 januari 2011 te Assen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam
in een kamer/ruimte in een woning/pand aan/nabij de [adres] een hoeveelheid papier en/of karton en/of ander brandbaar materiaal in brand heeft gestoken, in elk geval (open) vuur in aanraking heeft gebracht en/of laten komen met enig in die woning/dat pand aanwezig brandbaar materiaal,
ten gevolge waarvan het aan zijn en/of zijn mededaders schuld te wijten is geweest, dat die woning/dat pand geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval dat er brand is ontstaan, terwijl daardoor
- gemeen gevaar voor de in die woning/dat pand aanwezige voorwerpen en/of voor een of meer belendende woning(en)/pand(en) en/of de daarin aanwezige inboedel, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die/dat belendende woning(en)/pand(en) aanwezige personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,
ontstond;
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie mr. S. Kromdijk acht hetgeen primair aan de verdachte is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen.
Zij vordert jeugddetentie voor de duur van 481 dagen, waarvan een gedeelte groot 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden dat verdachte:
- zich met ingang van 16 mei 2011 doet opnemen in de woonvoorziening Vast & Verder te Groningen;
- verplicht een gedragsinterventie, te weten een Cognitieve Vaardigheidstraining+, zal volgen; en
- zich houdt aan een meldingsgebod.
- Verdachte heeft samen met [naam 1] en [naam 2] de nacht 15 op 16 januari 2011 doorgebracht in een woning aan de [adres] te Assen.2
- Op zaterdagavond 15 januari 2011 steekt verdachte een foldertje aan om even licht te maken.3
- Op zondagochtend 16 januari 2011 heeft verdachte in een kamer in de betreffende woning opzettelijk de zijkant van een kartonnen doos in brand gestoken.4
- [naam 2] gooit een deken over de doos om het vuur te doven. Hierna verlaten de verdachte en de twee anderen de woning en lopen in de richting van het station.5
- Korte tijd later blijkt dat er brand is in de woning.67
- De woning brandt gedeeltelijk uit.8
- Er ontstaat schade aan de belendende woning aan de [adres] waar op het moment van de brand nog mensen aanwezig zijn.9
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend te bewijzen dat de verdachte brand heeft gesticht waardoor direct gevaar ontstond voor de naastgelegen woningen, alsook dat levensgevaar ontstond voor de mensen die in de woning aan de [adres] aanwezig waren.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw acht alleen te bewijzen dat de verdachte een kartonnen doos heeft aangestoken. De raadsvrouw betoogt dat de brand niet is ontstaan door het aansteken van de kartonnen doos, maar door het niet goed uitmaken ervan. De raadsvrouw stelt dat daarom geen sprake is van opzet op brandstichting, maar dat het gevaar is ontstaan door onoplettendheid.
Verder betoogt de raadsvrouw dat geen levensgevaar voor anderen is ontstaan omdat de brand plaatsvond in de bebouwde kom. Omdat de brand plaats vond op zondagmorgen tussen 9.00 uur en 9.15 uur mocht verwacht worden dat er al mensen op straat zouden zijn. De brand is door meerdere personen gemeld bij politie en brandweer en de buurvrouw is gewaarschuwd door zowel passanten als politie. Er was dus geen reële kans dat de buren de woning niet tijdig zouden hebben kunnen verlaten.
Ten eerste is de vraag aan de orde of verdachte opzettelijk heeft gehandeld. De opzet zoals bedoeld in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht hoeft slechts gericht te zijn op het brandstichten en niet op de gevolgen. Van brandstichting is sprake wanneer iets in brand wordt gestoken, dat daartoe niet bestemd is, gelet op de omstandigheden van het geval.
De verdachte heeft beoogd in een kamer in de woning aan de [adres] een kartonnen doos in brand te steken. De verdachte wilde immers een vuurtje maken om zich op te warmen. Deze doos was, mede gelet op het feit dat deze in een kamer in een woning stond, niet bestemd om in brand te steken. Het enkele feit dat de verdachte en [naam 2] nog geprobeerd hebben het vuur te doven doet er niet aan af dat de woning ten gevolge van het aansteken van de doos in brand is gevlogen.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte met opzet heeft gehandeld.
De rechtbank verwerpt het betoog van de raadsvrouw dat bij verdachte geen sprake is geweest van opzet.
Ten tweede is aan de orde de vraag of levensgevaar voor anderen te duchten geweest is.
Gelet op het feit dat tijdens het ontstaan van de brand mensen aanwezig waren in de naastgelegen woning en de snelheid waarmee de brand zich ontwikkelde, ging het om een zodanig hevige brand dat daardoor naast gemeen gevaar voor goederen tevens levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel is ontstaan voor de mensen die aanwezig waren in het naastgelegen pand. Immers er was al vuur te zien op het moment dat de verdachte de woning verliet.10 Dat het gevaar zich niet heeft verwezenlijkt, is vooral te danken aan de oplettendheid van de buurtbewoners en de snelheid waarmee de brandweer ter plaatse was.11
De rechtbank is dan ook van oordeel dat levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat het primair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het hem primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 januari 2011 te Assen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in een kamer in die woning een hoeveelheid papier en/of karton en/of ander brandbaar materiaal in brand gestoken, ten gevolge waarvan die woning pand gedeeltelijk is verbrand,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor de in die woning aanwezige voorwerpen en voor belendende woningen en de daarin aanwezige inboedel, en
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer in die belendende woningen aanwezige personen,
te duchten was.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het primair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
het plegen van opzettelijke brandstichting, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en personen te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 lid 1 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
het plegen van opzettelijke brandstichting terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 lid 2 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht;
het plegen van opzettelijke brandstichting terwijl daarvan gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
strafbaar gesteld bij artikel 157 lid 2 juncto artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport d.d. 12 april 2011, opgemaakt door M. van der Hoeven, GZ-psycholoog te Groningen en gerechtelijk deskundige.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie:
Verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten zwakbegaafdheid. Daarnaast zijn er problemen in de persoonlijkheid van de verdachte, te weten een gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid, een boze, verongelijkte en wantrouwende houding naar anderen, een gebrek aan empathie, moeite met het verdragen van frustraties en een laag zelfbeeld.
Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde speelde zijn zwakbegaafdheid een rol. Na het plegen van het tenlastegelegde speelde zijn gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid een rol.
Voornoemde gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens en de problemen in de persoonlijkheid van de verdachte beïnvloedde de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Omdat hij het koud had maakte hij een vuurtje in een onbewoond huis, met als doel zich op te warmen. Verdachte ging zonder enig nadenken over de mogelijke risico's en consequenties over tot het maken van een vuurtje in een onbewoond huis. Hij dacht daarbij niet aan de mogelijke gevaren voor anderen en/of aan de mogelijke schade aan het huis zelf. Hij verliet het huis terwijl het vuur nog niet uit was. Ook al wist hij dat het vuur nog brandde, heeft hij geen acties ondernomen om de gevolgen van zijn gedrag te doen verminderen. Ook laat hij achteraf geen enkele empathie zien naar de eigenaar van het huis of omwonenden. Hij neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn gedrag en bagatelliseert het tenlastegelegde. Het achteraf geen verantwoordelijkheid nemen voor zijn gedrag en het gebrek aan empathie komen voort uit persoonlijkheidsproblematiek. Het niet kunnen overzien van de consequenties van zijn gedrag komt voort uit een zwakbegaafde intelligentie.
Op grond van bovenstaande wordt geadviseerd verdachte voor het tenlastegelegde, indien bewezen verklaard, als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusies van voornoemde psycholoog en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: de aard en de ernst van de gepleegde feiten; de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; de eis van de officier van justitie; het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 5 april 2011.
De officier van justitie heeft jeugddetentie gevorderd voor de duur van 481 dagen waarvan een gedeelte groot 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede zal inhouden dat verdachte
- zich met ingang van 16 mei 2011 doet opnemen in de woonvoorziening Vast & Verder te Groningen;
- verplicht een gedragsinterventie, te weten een Cognitieve Vaardigheidstraining+, zal volgen; en
- zich houdt aan een meldingsgebod.
In het aanvullend rapport van 27 april 2011, geeft M. van der Hoeven, GZ-psycholoog te Groningen en gerechtelijk deskundige, aan dat zij aanleiding ziet om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De eis van de officier van justitie gaat uit van toepassing van het jeugdstrafrecht. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de officier van justitie in haar eis te volgen.
Uit het psychologisch rapport van 12 april 2011 blijkt dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens, te weten zwakbegaafdheid. Daarnaast zijn er problemen in de persoonlijkheid van de verdachte, te weten een gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid, een boze, verongelijkte en wantrouwende houding naar anderen, een gebrek aan empathie, moeite met het verdragen van frustraties en een laag zelfbeeld.
De rechtbank is van oordeel dat het hiervoor overwogene onvoldoende aanleiding geeft om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de omstandigheden en achtergronden van de verdachte zoals omschreven in het psychologisch rapport van 12 april 2011 en het voorlichtingsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland van 6 april 2011 en de aanvulling hierop van 26 april 2011. Op grond hiervan zal de rechtbank, hoewel het gaat om een zeer ernstig en zeer gevaarzettend feit, de aan verdachte op te leggen onvoorwaardelijke detentie beperken tot de periode die verdachte reeds in hechtenis heeft doorgebracht.
Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een forse voorwaardelijke straf opleggen met een aantal bijzondere voorwaarden, om te bewerkstelligen dat verdachte niet weer de fout ingaat.
Verdachte dient in overleg met de reclassering, in het kader van het algemene reclasseringstoezicht, vanaf de dag van invrijheidsstelling, te weten 16 mei 2011, verplicht te verblijven in de woonvoorziening Vast & Verder te Groningen en zich te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld.
De verdachte dient verder deel te nemen aan een gedragsinterventie, te weten een Cognitieve Vaardigheidstraining+ en zich te houden aan een meldingsgebod.
De rechtbank is op grond van de ernst de onderhavige zaak, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 480 dagen waarvan een gedeelte groot 360 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, een passende bestraffing is van deze verdachte.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c en 14d van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het primair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 480 dagen waarvan een gedeelte groot 360 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Assen (dan wel van een van de onderscheidende reclasseringsinstellingen c.q. partners), welke voorschriften en aanwijzingen mede zullen inhouden dat verdachte
- verplicht vanaf maandag 16 mei 2011 in woonvoorziening Vast & Verder te Groningen zal verblijven en zich dient te houden aan het (dag)programma dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- deelneemt aan een gedragsinterventie, te weten een Cognitieve Vaardigheidstraining+;
- zich houdt aan een meldingsgebod,
met opdracht aan de reclasseringsinstelling ingevolge artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 16 mei 2011.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, mr. H.T. van Voorst en mr. M. van der Veen, rechters in tegenwoordigheid van mr. A.M. Ariese, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 13 mei 2011.
1 Wanneer hierna een proces-verbaal wordt aangehaald, betreft dit een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal, tenzij anders vermeld. De aangehaalde p-v's maken, tenzij anders vermeld, alle deel uit van een dossier van de politie Drenthe, District Noord, Basiseenheid Assen Noord/Aa en Hunze, registratienummer PL037A 2011012733, d.d. 21 februari 2011.
2 Het proces-verbaal van verhoor, proces-verbaalnummer: PL031E 2011004068-43, d.d.20 januari 2011, houdende de verklaring van de verdachte (p. 245-249), p. 246.
3 Verklaring van de verdachte ter terechtzitting.
4 Idem als 3.
5 Idem als 3.
6 Het proces-verbaal van verhoor, proces-verbaalnummer: PL031S 2011004068-27, d.d. 17 januari 2011, houdende de verklaring van getuige [getuige 1] (p. 52-54), p. 53.
7 Het proces-verbaal van verhoor, proces-verbaalnummer: PL031S 2011004068-28, d.d. 17 januari 2011, houdende de verklaring van getuige [getuige 2] (p. 55-57), p. 55.
8 Het proces-verbaal van brandonderzoek van Regiopolitie Drenthe, Divisie Recherche Ondersteuning, Unit Forensisch Technische Expertise, proces-verbaalnummer 2011004068 d.d. 1 februari 2011, houdende de eigen waarneming, wetenschap en bevinding van de verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] (p. 28 tot en met 38), in het bijzonder p. 29.
9 Idem als 8, p. 30.
10 Het proces-verbaal van verhoor, proces-verbaalnummer PL031S 2011004068-28 d.d. 17 januari 2011, houdende de verklaring van de getuige [getuige 2] (p. 55 en 56).
11 Het proces-verbaal van verhoor, proces-verbaalnummer PL031S 2011004068-25 d.d. 17 januari 2011, houdende de verklaring van de getuige [getuige 3] (p. en 59).
Parketnummer: 19.830023-11
Uitspraak d.d.: 13 mei 2011