RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19/605331-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962,
wonende [adres]
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 september 2011.
De verdachte is verschenen en werd bijgestaan door mr. D.C. Keuning, advocaat te Groningen.
De officier van justitie, mr. S. Kromdijk, acht hetgeen primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: een geldboete van € 1000,-- subsidiair twintig dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden met een proeftijd van twee jaren.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij op of omstreeks 14 februari 2011, te, althans ter hoogte van/nabij Gieten, althans in de gemeente Tynaarlo, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een vrachtauto met oplegger, althans een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg N34, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend, met de/het door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto/motorrijtuig (met een onder de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid) in de richting van een zich voor hem bevindende file is gereden en/of een zich voor hem bevindende file te laat heeft opgemerkt en/of van de voor hem, verdachte, bestemde rijbaan is afgeweken en/of (vervolgens) in botsing is gekomen met een tegemoetkomende auto, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde/ gebroken elleboog, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 14 februari 2011, te Gieten, althans in de gemeente Tynaarlo, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, N34, met de/het door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto/motorrijtuig (met een onder de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid) in de richting van een zich voor hem bevindende file is gereden en/of een zich voor hem bevindende file te laat heeft opgemerkt en/of van de voor hem, verdachte, bestemde rijbaan is afgeweken en/of (vervolgens) in botsing is gekomen met een tegemoetkomende auto, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
Tengevolge van een kennelijk verzuim staat in de tenlastelegging in de eerste regel van het subsidiair tenlastegelegde "te Gieten" in plaats van "te, althans ter hoogte van/nabij Gieten", zoals ook primair is tenlastegelegd.
De rechtbank herstelt dit verzuim door “te Gieten” te lezen als “te, althans ter hoogte van/nabij Gieten”.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met name niet bewezen, dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend is geweest. Van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is pas sprake in het geval van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Een tijdelijke onoplettendheid in het verkeer levert niet zonder meer schuld op in de betekenis van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 . Naar het oordeel van de rechtbank is bij verdachte van een dergelijke, tijdelijke, onoplettendheid sprake geweest.
Nu bovendien niet is gebleken van overige feiten of omstandigheden die schuld aan het ongeval in de zin van genoemd artikel zouden kunnen opleveren, dient verdachte van het hem primair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Uit het proces-verbaal van politie blijkt dat op maandag 14 februari 2011 te 07:24 uur, de verbalisanten kennis kregen van een verkeersongeval op de N34 ter hoogte van hectometerpaal 92.0, binnen de gemeente Aa en Hunze. Ter plaatse aangekomen zagen zij dat er op de provinciale weg N34 een vrachtwagencombinatie in de, vanuit de vrachtwagencombinatie gezien, linker berm stond. De verbalisanten zijn naar de vrachtwagencombinatie toe gereden. Ter plaatse aangekomen zagen zij dat het ging om een verkeersongeval tussen de vrachtwagencombinatie en een witte bestelauto.
Ten overstaan van de politie verklaart de verdachte, dat hij niet in staat was geweest zijn voertuig, voorzien van het kenteken [kenteken], tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Uit de verklaring van verdachte bleek dat hij een file niet tijdig had opgemerkt. Op het moment dat hij de file zag begon hij met remmen. Verdachte merkte tijdens het remmen dat hij de vrachtwagencombinatie niet tijdig meer tot stilstand kon brengen. Om niet achterop de file in te rijden heeft hij tijdens het remmen de vrachtwagencombinatie naar links gestuurd. Hierbij kwam de vrachtwagencombinatie op het weggedeelte voor het tegemoet komende verkeer terecht. Op dat moment reed op dat weggedeelte een witte bestelauto komende uit de rijrichting Groningen. Hierdoor ontstond er tussen genoemde voertuigen een ongeval.
Datum: 14 februari 2011
Omstreeks: 07:24 uur
Locatie: N34
Ter hoogte van: Hectometerpaal 92.0
Soort weg: Een weg, zijnde een voor het openbaar verkeer openstaande weg
[slachtoffer] verklaart dat hij een vrachtwagen uit tegenovergestelde richting rare bewegingen zag maken . De vrachtwagen ontweek een file en de kwam op de weghelft van Feenstra terecht. Om een frontale aanrijding te voorkomen is hij de berm ingereden.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een file te laat zag. Hij begon te remmen en besloot in een flits, om te voorkomen dat de vrachtwagen anders zou gaan scharen, de wagen naar links te sturen. Er kwam hem een auto tegemoet. Hij hoopte dat deze auto de berm in zou rijden, hetgeen niet gebeurde. Ze raakten elkaar aan de voorzijde.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 februari 2011, nabij Gieten, als bestuurder van een voertuig (vrachtauto), daarmee rijdende op de weg, N34, met de door hem, verdachte, bestuurde vrachtauto met een onder de omstandigheden ter plaatse te hoge snelheid een zich voor hem bevindende file te laat heeft opgemerkt en van de voor hem, verdachte, bestemde rijbaan is afgeweken en vervolgens in botsing is gekomen met een tegemoetkomende auto, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht.
De verdachte zal van het subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het subsidiair bewezen geachte levert respectievelijk op:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de eis van de officier van justitie en het pleidooi van de raadsman van de verdachte.
De rechtbank heeft bij de vaststelling van de opgelegde geldboete rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte voorzover daarvan uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, in de mate, waarin de rechtbank dat nodig heeft geacht met het oog op een passende bestraffing van de verdachte, zonder dat aannemelijk is geworden dat deze daardoor in inkomen en vermogen onevenredig is getroffen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte primair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert het strafbare feit zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een geldboete ten bedrage van € 500,-- met bevel dat, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt, vervangende hechtenis voor de duur van tien dagen zal worden toegepast.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 4 oktober 2011.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.