ECLI:NL:RBASS:2011:BT6558

Rechtbank Assen

Datum uitspraak
4 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
19/830161-11
Instantie
Rechtbank Assen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord en mishandeling met een hamer

In deze zaak heeft de rechtbank Assen op 4 oktober 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van meerdere geweldsdelicten, waaronder poging tot moord en mishandeling. De feiten vonden plaats op 13 juni 2011, toen de verdachte naar verluidt met een hamer op [benadeelde partij 1] zou hebben geslagen. De rechtbank heeft de aangifte van [benadeelde partij 1] in overweging genomen, evenals de verklaring van getuige [getuige 1], die aanvankelijk verklaarde dat hij had gezien dat de verdachte met een hamer sloeg, maar later zijn verklaring herzag. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen forensisch bewijs was van bloedsporen op de hamer, ondanks het verzoek van de verdachte en zijn raadsman om een forensisch onderzoek. De medische verklaring over het letsel van [benadeelde partij 1] gaf ook geen uitsluitsel over de aard van het letsel en hoe dit was veroorzaakt.

De verdachte heeft verklaard dat hij de hamer niet heeft gebruikt om [benadeelde partij 1] te slaan, maar dat hij hem wel een vuistslag heeft gegeven. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat de verdachte [benadeelde partij 1] met de hamer heeft geslagen, en spreekt hem vrij van de tenlasteleggingen met betrekking tot dit feit.

Daarnaast was er een tweede slachtoffer, [benadeelde partij 2], die ook aangifte deed van poging tot moord. De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte met een hamer op [benadeelde partij 2] heeft geslagen. De verklaringen van de getuigen en de medische rapporten ondersteunen de beschuldigingen niet.

De rechtbank heeft wel vastgesteld dat de verdachte [benadeelde partij 3] heeft mishandeld en [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met brandstichting. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf op van drie maanden, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet wettig en overtuigend bewezen is.

Uitspraak

RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummers: 19/830161-11
19/830085-09 (vordering na voorwaardelijke veroordeling)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [land van geboorte] op [geboortedatum] 1977,
wonende [adres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 20 september 2011.
Verdachte/veroordeelde is verschenen en werd bijgestaan door mr. C. Eenhoorn, advocaat te Groningen.
De officier van justitie, mr. S.M. von Bartheld, acht hetgeen onder 1. primair, 2. subsidiair, 3. en 4. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: vier jaren gevangenisstraf onder aftrek van voorarrest en integrale toewijzing van de civiele vordering van [benadeelde partij 1], ook in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel. Voorts vordert de officier van justitie de verbeurdverklaring van de in beslag genomen hamer. Tevens vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de op 28 juli 2009 aan veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
Tenlastelegging
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
hij op of omstreeks 13 juni 2011 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [benadeelde partij 1] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [benadeelde partij 1] met een hamer, althans een zwaar en/of hard en/of puntig voorwerp, tegen het hoofd (en/of het lichaam en/of een been) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 13 juni 2011 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [benadeelde partij 1] met een hamer, althans een zwaar en/of hard en/of puntig voorwerp, tegen het hoofd (en/of het lichaam en/of een been) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien ook terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 13 juni 2011 te Assen ter uitvoering van het door verdachte oorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, aan die [benadeelde paertij 1] om geld heeft gevraagd en/of (daarbij) die [benadeelde partij 1] met een hamer, althans een zwaar en/of hard en/of puntig voorwerp, tegen het hoofd (en/of het lichaam en/of een been) heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 13 juni 2011 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [benadeelde partij 2] van het leven te beroven, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg,) met een hamer, althans een zwaar en/of hard en/of puntig voorwerp, naar het hoofd van die [benadeelde partij 2] heeft geslagen (daarbij tegen die [benadeelde partij 2] zeggend: "Wat wil je, ik sla je hartstikke dood; hou je smoel, ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 13 juni 2011 te Assen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij 2] opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met een hamer, althans een zwaar en/of hard en/of puntig voorwerp, naar het hoofd die [benadeelde partij 2] heeft geslagen (daarbij tegen die [benadeelde partij 2] zeggend: "Wat wil je, ik sla je hartstikke dood; hou je smoel, ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; althans, indien ook terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij op of omstreeks 13 juni 2011 te Assen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tasje met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte - die [benadeelde partij 2] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen en/of - met een hamer, althans een zwaar en/of hard en/of puntig voorwerp, naar het hoofd en/of op/tegen een arm van die [benadeelde partij 2] heeft geslagen en/of - tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd: "Wat wil je, ik sla je hartstikke dood; hou je smoel, ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - zichtbaar voor die [benadeelde partij 2] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp in de hand heeft gehouden en/of - dreigend tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat deze zijn bek moest houden en/of dat deze geen aangifte moest doen en/of dat verdachte die [benadeelde partij 2] kapot zou maken als deze wel aangifte zou doen, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - hoorbaar voor die [benadeelde partij 2] tegen een omstander heeft gezegd: "Bemoei je er niet mee anders maak ik jou ook af", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - hoorbaar voor die [benadeelde partij 2] telefonisch tegen een ander heeft gezegd dat hij naar die ander toe zou komen en het huis van die ander met die ander erin in brand zou steken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - zichtbaar voor die [benadeelde partij 2] een (andere) omstander heeft gestompt en/of geslagen en/of - tegen die [benadeelde partij 2] heeft gezegd dat er alleen een woordenwisseling was geweest en dat er geen klappen waren gevallen en dat die [benadeelde partij 2] dat moest volhouden en als hij dat niet deed verdachte die [benadeelde partij 2] kapot zou maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op of omstreeks 13 juni 2011 te Assen opzettelijk mishandelend [benadeelde partij 3] in het gezicht, althans tegen het hoofd, heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
4.
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, op of omstreeks 13 juni 2011 te Assen (telkens) [benadeelde partij 4] en/of haar vader heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend - (telefonisch) tegen die [benadeelde partij 4] gezegd: "Je kan nu komen anders steek ik je huis in de brand" en/of "Ja, ik steek je huis in de fik, ik zit een paar maand en daarna kom ik vrij en dan steek ik je huis weer in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - hoorbaar en verstaanbaar voor die [benadeelde partij 4] tegen een andere persoon (in het Papiaments) gezegd: "Ik zoek [benadeelde partij 4], ik ga doodmaken en ik ga de vader ook dood maken", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak met betrekking tot het onder 1. tenlastegelegde
De verdachte dient van het onder 1. primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[benadeelde partij 1] doet op 13 juni 2011 aangifte van poging tot moord/doodslag door verdachte. Deze zou aangever met een hamer in zijn gezicht hebben geslagen.
[getuige 1] verklaart op 14 juni 2011 dat hij zag dat verdachte [benadeelde partij 1] met een hamer sloeg.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de hamer waarschijnlijk in zijn zak had omdat hij naar zijn ex wilde. Hij had de hamer de avond tevoren uit de kamer van [getuige 1] gepakt. Hij heeft de hamer echter niet gebruikt om benadeelde partij 1] te slaan. Hij heeft [benadeelde partij 1] wel een vuistslag in zijn gezicht gegeven. De hamer is waarschijnlijk uit zijn zak gevallen toen hij [benadeelde partij 1] een stomp gaf.
Blijkens een geneeskundige verklaring van 30 juni 2011 is bij [benadeelde partij 1] op 13 juni 2011 een scheurwond boven zijn rechter wenkbrauw geconstateerd.
De rechtbank kan op grond van de beschikbare bewijsmiddelen niet uitsluiten dat verdachte ten tijde van de confrontatie met [benadeelde partij 1] de hamer in zijn zak had en dat deze uit zijn zak is gevallen toen hij [benadeelde partij 1] een vuistslag gaf. De inhoud van de bewijsmiddelen laten in het licht van het gevoerde (niet met de inhoud strijdige) verweer, namelijk meer mogelijkheden open dan hetgeen bewezen kan worden geacht en leidt niet zonder meer tot de conclusie dat de verdachte het hem ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank betrekt daarbij uitdrukkelijk de omstandigheid dat de hamer niet nader is onderzocht op bloedsporen - hoewel verdachte en zijn raadsman om een forensisch onderzoek van de hamer hadden verzocht - en de medische verklaring niet in voldoende mate uitsluitsel geeft omtrent de aard van het geconstateerde letsel en de wijze waarop dat zou kunnen zijn toegebracht.
Bovendien heeft [getuige 1], toen hij door de rechter-commissaris als getuige is gehoord, verklaard dat hij niet heeft gezien dat verdachte [benadeelde partij 1] met de hamer sloeg. Hij verklaart dat hij kwaad was op verdachte en daarom heeft verklaard dat verdachte met een hamer geslagen had.
Nu derhalve het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte [benadeelde partij 1] met een hamer tegen het hoofd heeft geslagen ontbreekt, dient verdachte van het hem onder 1. primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot de poging tot afpersing overweegt de rechtbank dat hieromtrent geen aangifte door [benadeelde partij 1] is gedaan. Ook verder is er geen wettig en overtuigend bewijs van het onder 1. meer subsidiair tenlastegelegde. Ook van het onder 1. meer subsidiair tenlastegelegde dient verdachte derhalve te worden vrijgesproken.
Verdachte heeft ter terechtzitting weliswaar verklaard dat hij [benadeelde partij 1] een vuistslag heeft gegeven, maar nu mishandeling niet is tenlastegelegd, kan hiervoor geen veroordeling volgen.
Vrijspraak met betrekking tot het onder 2. tenlastegelegde
De verdachte dient eveneens van het onder 2. primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
[benadeelde partij 2] doet op 14 juni 2011 aangifte van poging tot moord/doodslag door verdachte. Deze zou aangever met een hamer op zijn hoofd hebben willen slaan. [benadeelde partij 2] kon de slag echter afweren en werd op zijn arm geraakt.
Blijkens een geneeskundige verklaring van 21 juni 2011 is bij [benadeelde partij 2] op 14 juni 2011 een zwelling op de onderarm geconstateerd.
Verdachte heeft ontkend [benadeelde partij 2], al dan niet met een hamer, te hebben geslagen. Van de poging tot doodslag dan wel zware mishandeling van [benadeelde partij 2] door verdachte is door [benadeelde partij 2] aangifte gedaan. Overige bewijsmiddelen ontbreken. De medische verklaring inzake [benadeelde partij 2] brengt geenszins mee dat [benadeelde partij 2] met een hamer is geslagen.
Reeds hierom kan het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte [benadeelde partij 2] met een hamer heeft geslagen niet worden geleverd. Verdachte dient dan ook van het hem onder 1. primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
Verdachte dient bovendien van het hem onder 2. meer subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken.
[benadeelde partij 2] verklaart dat hij een tasje met medicijnen probeerde weg te werken tussen de zitting en de leuning van de stoel. Hij deed dat omdat hij weet dat men geld voor deze pillen kan krijgen en hij vermoedde dat verdachte deze pillen van hem wilde afpakken. Toen verdachte zag wat [benadeelde partij 2] deed, greep hij naar het tasje. Hij kreeg het ook te pakken. [benadeelde partij 2] stond op en wilde het terugpakken.
[getuige 1] verklaart echter dat verdachte medicatie van [benadeelde partij 2] wilde hebben. Verdachte wilde [benadeelde partij 2] methadon en valium. [benadeelde partij 2] reageerde door te zeggen: “Je krijgt niks.” Verdachte liet het daarbij omdat hij wel in de gaten had dat [benadeelde partij 2] niets wilde afgeven.
De rechtbank kan derhalve evenmin komen tot het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte een aan [benadeelde partij 2] toebehorend tasje met inhoud heeft weggenomen, nu geenszins is komen vast te staan dat verdachte zich de heerschappij over dat tasje heeft verworven.
Bewijsmotivering
het derde feit
Op dinsdag 14 juni 2011 deed [benadeelde partij 3] aangifte ter zake mishandeling en bedreiging met de dood.
Hij verklaarde ondermeer dat hij woont aan de [adres] te Assen. Op maandag morgen 13 juni 2011 omstreeks 03:00 werd hij mishandeld door [verdachte]. Hij werd twee keer op zijn gezicht geslagen en kwam te vallen tegen een radiator. Hij heeft op twee plaatsen letsel op zijn gezicht. In eerste instantie voelde hij niks. Later deed het wel pijn. Zowel zijn oog als zijn lip en zijn heup waren ten tijde van de aangifte nog pijnlijk.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [benadeelde partij 3] heeft geslagen. Hij heeft hem een paar tikken gegeven.
het vierde feit
Op maandag 13 juni 2011 deed [benadeelde partij 4] aangifte ter zake bedreiging tegen [verdachte]. Zij verklaarde onder meer dat haar ex-partner [verdachte] op 13 juni 2011 om 06:00 uur haar telefonisch bedreigde met de woorden:"je kan nu komen, anders steek ik je huis in de brand. Ja, ik steek je huis in de fik. Ik zit een paar maand en daarna kom ik vrij en dan steek ik je huis weer in de fik".
Op vrijdag 17 juni 2011 om 09.57 uur werd [getuige 2] als getuige gehoord. Deze verklaarde zakelijk gezien ondermeer dat hij zag dat bij de woning [adres], een voor hem onbekende donkergekleurde man op zijn fiets is gekomen, die contact zocht met de bewoners van die woning. Dat die donkergekleurde man zich kwaad maakte en dat hij gesproken heeft met de bewoonster van [adres].
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij een afspraak had gemaakt met [benadeelde partij 4] om met haar te praten. Ze belde echter op dat de afspraak niet door kon gaan. Hij werd toen boos en er was een woede-uitbarsting naar [benadeelde partij 4] toe.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 3. en 4. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
3.
hij op 13 juni 2011 te Assen opzettelijk mishandelend [benadeelde partij 3] tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
4.
hij op 13 juni 2011 te Assen [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend telefonisch tegen die [benadeelde partij 4] gezegd: "Je kan nu komen anders steek ik je huis in de brand" en "Ja, ik steek je huis in de fik, ik zit een paar maand en daarna kom ik vrij en dan steek ik je huis weer in de fik", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 3. en 4. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificaties
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 3.:
mishandeling,
strafbaar gesteld bij artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht;
onder 4.:
bedreiging met brandstichting,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid
De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Strafmotivering
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank aan verdachte met betrekking tot poging tot moord op [benadeelde partij 1], poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 2], mishandeling van [benadeelde partij 3] en bedreiging met brandstichting aan het adres van [benadeelde partij 4] een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaren zal opleggen.
De rechtbank acht echter niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] heeft willen vermoorden of zwaar heeft willen mishandelen. Ten aanzien van [benadeelde partij 2] acht de rechtbank evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze heeft beroofd van een tasje met medicijnen.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachte [benadeelde partij 3] heeft mishandeld en [benadeelde partij 4] heeft bedreigd met het in brand steken van haar woning.
De rechtbank zal de eis van de officier van justitie niet volgen, nu zij minder bewezen acht dan is tenlastegelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank kan, gelet op de ernst van de bewezen geachte feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, worden volstaan met een onvoorwaarde-lijke gevangenisstraf van na te melden duur.
De rechtbank heeft daarbij mede gelet op hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte en op de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 25 augustus 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van mishandeling en poging tot zware mishandeling is veroordeeld.
Motivering van de maatregel onttrekking aan het verkeer
De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen hamer vatbaar voor onttrekking aan het verkeer aangezien dit voorwerp van zodanige aard is, dat het ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang. De hamer is immers zodanig bewerkt dat daarmee extra letsel kan worden toegebracht; daarmee valt de hamer in categorie 4, subcategorie 7 van de Wet wapens en munitie.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1]
De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet wettig en overtuigend bewezen. Zij zal de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Vordering tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830085-09
De rechtbank acht de vordering van de officier van justitie toewijsbaar nu de veroordeelde, eerder veroordeeld tot een deels voorwaardelijke straf bij vonnis van deze rechtbank van 28 juli 2009, zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
De rechtbank zal gelasten dat de niet tenuitvoergelegde straf van drie maanden alsnog zal worden tenuitvoergelegd.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g, 14h, 14i, 14j, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair, subsidiair en meer subsidiair en onder 2. primair, subsidiair en meer subsidiair is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 3. en 4. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3. en 4. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van drie maanden.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
De rechtbank verklaart onttrokken aan het verkeer een hamer met blauw/witte kop.
De rechtbank verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling onder parketnummer 19/830085-09
De rechtbank gelast de tenuitvoerlegging van het restant van de bij vonnis van 28 juli 2009 door deze rechtbank gewezen voorwaardelijke gevangenisstraf, te weten drie maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 4 oktober 2011.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.