RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19/830048-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1973,
wonende [adres],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) te Amsterdam.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 31 mei 2011, 23 augustus 2011 en op 20 september 2011.
De verdachte is verschenen ter terechtzittingen van 31 mei 2011 en 20 september 2011 en werd telkens bijgestaan door mr. R.J de Boer, advocaat te Coevorden.
De officier van justitie, mr. S. Kromdijk, acht hetgeen onder 1., 2. en 3. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: achttien maanden gevangenisstraf waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en onder aftrek van voorarrest en de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede een klinische opname in de FPA te Heiloo inhoudt voor de maximale termijn van de proeftijd en voorts integrale toewijzing van de civiele vordering van [benadeelde partij], tevens in de vorm van een schadevergoedingsmaatregel.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 12 november 2010, in de gemeente(n) [gemeente] en/of [woonplaats verdachte], althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2000, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die [benadeelde partij] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [benadeelde partij] te plegen, terwijl hij een of meer handeling(en) heeft verricht met het oog op het verwezenlijken van die ontmoeting, hebbende hij met behulp van een computer via het internet en/of per telefoon contact gezocht/gehad met die [benadeelde partij] en haar voorgesteld haar (in haar woonplaats) [woonplaats] te ontmoeten teneinde daar ontuchtige handelingen met haar te (kunnen) plegen, zijnde verdachte (vervolgens) naar [woonplaats] te gegaan en hebbende hij daar die [benadeelde partij] ontmoet (en met haar ge(tong)zoend);
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 12 november 2010, in de gemeente(n) [gemeente] en/of [woonplaats verdachte], althans in Nederland, (telkens) een afbeelding en/of een voorwerp waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, (telkens) heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond aan de minderjarige [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2000, van wie verdachte (telkens) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze jonger was dan zestien jaar, hebbende verdachte (telkens) met behulp van een webcam en/of het internet zijn ontblote penis laten zien aan die [benadeelde partij] en/of zich ten overstaan van die [benadeelde partij] afgetrokken;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2010 tot en met 12 november 2010 te [woonplaats benadeelde partij], gemeente [gemeente], met ]benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het (meermalen) ontuchtig (op de mond) zoenen van die [benadeelde partij] (waarbij hij zijn tong (een- of meermalen) in en/of tegen de mond van die [benadeelde partij] heeft geduwd/gebracht).
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 12 november 2010, in de gemeenten [gemeenten] door middel van een geautomatiseerd werk en met gebruikmaking van een communicatiedienst [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2000, van wie hij wist dat die [benadeelde partij] de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen met die [benadeelde partij] te plegen, terwijl hij handelingen heeft verricht met het oog op het verwezenlijken van die ontmoeting, hebbende hij met behulp van een computer via het internet en per telefoon contact gezocht met die [benadeelde partij] en haar voorgesteld haar in haar woonplaat [woonplaats] te ontmoeten teneinde daar ontuchtige handelingen met haar te kunnen plegen, zijnde verdachte vervolgens naar [woonplaats] gegaan en hebbende hij daar die [benadeelde partij] ontmoet en met haar gezoend;
2.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 september 2010 tot en met 12 november 2010, in de gemeenten [gemeenten] telkens een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, telkens heeft vertoond aan de minderjarige [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2000, van wie verdachte wist dat deze jonger was dan zestien jaar, hebbende verdachte met behulp van een webcam en het internet zijn ontblote penis laten zien aan die [benadeelde partij] en zich ten overstaan van die [benadeelde partij] afgetrokken;
3.
hij in de periode van 1 september 2010 tot en met 12 november 2010 te [woonplaats], gemeente [gemeente], met [benadeelde partij], geboren op [geboortedatum] 2000, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande in het meermalen ontuchtig (op de mond) zoenen van die [benadeelde partij] waarbij hij zijn tong eenmaal tegen de mond van die [benadeelde partij] heeft geduwd.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1.,2. en 3. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatie-dienst een persoon van wie hij weet dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, een ontmoeting voorstellen met het oogmerk ontuchtige handelingen met die persoon te plegen, terwijl hij enige handeling onderneemt gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting,
strafbaar gesteld bij artikel 248e van het Wetboek van Strafrecht;
een afbeelding waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, vertonen aan een minderjarige van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar,
strafbaar gesteld bij artikel 240a van het Wetboek van Strafrecht;
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen,
strafbaar gesteld bij artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychiatrisch rapport d.d. 28 mei 2011, opgemaakt door G.T. Gerssen, psychiater te Groningen.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: verdachte is lijdende aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, diagnostisch te omschrijven als een schizofrene psychose en soft- en harddrugsgebruik in het verleden. Ten tijde van het tenlastelegde was verdachte in een psychotische toestand; een gevolg van zijn schizofrene psychose, zich uitend in een gebrekkige realiteitstoetsing, zelfoverschatting en kinderlijk gedrag, waarbij verdachte toegaf aan zijn seksuele impulsen gericht op jonge kinderen.
Onderzoeker acht verdachte op grond van diens schizofrene psychose verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen verklaarde aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het in verminderde mate.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van achttien maanden gevorderd, waarvan acht maanden voorwaardelijk.
De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat inmiddels een positief indicatieadvies is afgegeven voor toeleiding van verdachte naar het FPA te Heiloo. Een intakegesprek heeft al plaatsgehad. De raadsman acht het in het belang van verdachte dat deze zo snel mogelijk in het FPA wordt geplaatst.
De rechtbank overweegt dat verdachte via internet contact heeft gekregen met [benadeelde partij]. Zij vertelde hem dat zij tien jaar oud was. Desondanks heeft verdachte in de chatcontacten en in telefoongesprekken met haar over expliciete seksuele handelingen gesproken. Ook heeft hij haar voorgesteld elkaar te ontmoeten. Verdachte ging daarbij uit van de mogelijkheid seks met [benadeelde partij] te hebben als zij dat zou willen. Hij had er, zo verklaarde hij ter terechtzitting, geen probleem mee dat zij pas tien jaar oud was. Voorafgaand aan die ontmoeting heeft hij via de webcam meermalen zijn geslachtsdeel aan [benadeelde partij] getoond en zich zelfs een keer afgetrokken. Hij is afgereisd naar [woonplaats benadeelde partij] waar hij [benadeelde partij] ontmoette. Daar heeft hij geprobeerd haar een tongzoen te geven. Verder dan dat is het niet gekomen omdat [benadeelde partij] dat niet wilde.
De rechtbank rekent verdachte deze feiten zeer zwaar aan en acht, niettegenstaande de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer gerechtvaardigd.
Anderzijds acht ook de rechtbank een snelle klinische opname van verdachte in het FPA te [plaats] ter behandeling van zijn psychiatrische problematiek, gewenst. Daarom zal de rechtbank een gevangenisstraf opleggen met een onvoorwaardelijk deel van zodanige duur dat dit uitzicht biedt op een spoedige plaatsing in FPA [plaats].
In het kader van de voorwaardelijk op te leggen gevangenisstraf dient verdachte zich te houden aan de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde.
Benadeelde partij [benadeelde partij]
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. Het gevorderde bedrag acht zij voldoende aannemelijk gemaakt. De civiele vordering is dan ook gegrond en voor toewijzing vatbaar.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de bewezen geachte feiten acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1., 2. en 3. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1., 2. en 3. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 426 dagen waarvan een gedeelte, groot 180 dagen, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Reclassering Nederland, hetgeen mede inhoudt dat de verdachte zich op 19 oktober 2011 ter behandeling van zijn psychiatrische problematiek zal laten opnemen op de Forensisch Psychiatrische Afdeling (FPA) te [plaats], of een soortgelijke instelling, echter maximaal voor de tijd van twee jaren, met opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 19 oktober 2011.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij] van de som van € 817,44 en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij], een bedrag van € 817,44 te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door zestien dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft en verstaat dat voldoening aan de verplichting tot betaling aan de Staat van voormeld bedrag ten behoeve van het slachtoffer de veroordeling tot betaling aan de benadeelde partij doet vervallen, alsmede dat betaling van voormeld bedrag aan de benadeelde partij de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 4 oktober 2011.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.