RECHTBANK ASSEN
Sector strafrecht
Parketnummer: 19/830111-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 oktober 2011 in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987,
thans gedetineerd in het huis van bewaring te Hoogeveen.
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 12 juli 2011 en op 20 september 2011.
De verdachte is telkens verschenen en werd telkens bijgestaan door mr. H.A. Jonker-van Dijk, advocaat te Beilen.
De officier van justitie, mr. A.M. de Vries, acht hetgeen onder 1. meer subsidiair en onder 2., 3., 4. en 5. is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank, rekening houdend met de onder 3. tot en met 25. ter kennis van de rechtbank gebrachte ad informandum gevoegde zaken, welke verdachte alle heeft bekend, als volgt zal beslissen: achttien maanden gevangenisstraf waarvan zes maanden voorwaardelijk onder aftrek van voorarrest en met een proeftijd van twee jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede inhoudt begeleid wonen bij Exodus of een soortgelijke instelling en/of ambulante behandeling van verdachtes verslavingsproblematiek. Voorts integrale toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partij [benadeelde partij] , tevens in de vorm van schadevergoedingsmaatregelen.
De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat
1.
(aangifte blz. 249)
hij op of omstreeks 06 december 2009 te en in de gemeente Emmen op de openbare weg de Middenhaag, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee met inhoud en/of een of meer pizza('s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelden], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heter daad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) - die [benadeelde] hebben/heeft vastgepakt en/of - een arm van die [benadeelde] hebben/heeft omgedraaid en/of - dreigend tegen die [benadeelde] hebben/heeft gezegd: "Waar is je portemonee, geef me je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of - nadat genoemd(e) goed(eren) was/waren weggenomen, dreigend tegen die [benadeelde] hebben/heeft gezegd: "Die kant op rennen", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 december 2009 te en in de gemeente Emmen op de openbare weg de Middenhaag, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud en/of een of meer pizza('s), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelden] of aan een derde, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s) - die [benadeelde] hebben/heeft vastgepakt en/of - een arm van die [benadeelde] hebben/heeft omgedraaid en/of - dreigend tegen die [benadeelde] hebben/heeft gezegd: "Waar is je portemonee, geef me je geld", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking; althans, indien ook terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 06 december 2009 te en in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, een (stuk) pizza heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat (stuk) pizza wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
(aangifte blz. 450)
hij op of omstreeks 08 september 2009 te en in de gemeente Emmen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan/nabij de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking, inklimming en/of een valse sleutel;
3.
(aangifte blz. 491)
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 22 januari 2010 tot en met 19 februari 2010 te Amersfoort, althans in Nederland (telkens) [benadeelden] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met brandstichting, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend - die [benadeelde] een sms toegestuurd met daarin de mededeling - dat verdachte die [benadeelde] dood/kapot zou rijden als verdachte deze voor de auto zou krijgen en/of - dat verdachte die [benadeelde] helemaal kapot zou maken en/of - dat verdachte met zijn auto dwars door de gevel van het huis (van die [benadeelden]) heen zou rijden en/of - dat verdachte die [benadeelde] kapot zou schieten als verdachte die [benadeelde] tegen zou komen, in ieder geval (telkens) met een mededeling van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of - (telefonisch) tegen die [benadeelden] gezegd - dat verdachte het huis (van die [benadeelden]) in de fik zou steken en/of - dat verdachte met zijn auto door de voorgevel van het huis van die [benadeelden] heen zou rijden en/of - dat hij die [benadeelden] kapot zou maken, in ieder geval (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4.
(aangifte blz. 665)
hij op verschillende tijdstippen, althans op enig tijdstip, in of omstreeks de periode van 23 december 2010 tot en met 2 januari 2011 in de gemeente Emmen, althans in Nederland, (telkens) [benadeelde partij 1] en/of haar echtgenoot [naam echtgenoot] heeft bedreigd met openlijk geweld in vereniging gepleegd tegen personen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend - op de/een telefoon(aansluiting) van die [benadeelde partij 1] een voicemailbericht ingesproken met de woorden: "Luister, vanavond komen er een stelletje Joegoslaven die jullie dood gaan trappen. Ik heb er flink voor betaald dus dat komt wel goed. Ik kom jullie doodschoppen met [naam echtgenoot] erbij. Minne kankerhoer", en/of - op de/een telefoon(aansluiting) van die [benadeelde partij 1] een voicemailbericht ingesproken met de woorden: "Als je naar buiten komt, zie ik jou. Jij mij niet. Ik maak je kapot" althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, welk voicemailbericht naderhand (telkens) door die [benadeelde partij 1] is beluisterd;
5.
(aangifte blz. 683)
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 31 januari 2011 in de gemeente Emmen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 1] met het oogmerk die [benadeelde partij 1] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers - heeft verdachte meermalen voor die [benadeelde partij 1] als dreigend beschouwde taal tegen haar gebruikt en/of - heeft verdachte die [benadeelde partij 1] vele malen opgebeld en/of een sms gestuurd.
Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging.
De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat “verdachte en/of zijn mededader(s)” lezen alsof daar staat “verdachte en/of zijn medeverdachte(n)”. De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld: een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde voor onschuldig te worden gehouden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De verdachte dient van het onder 1. primair en subsidiair tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw van verdachte, niet wettig en overtuigend bewezen acht. Niet bewezen kan worden dat verdachte bij de overval zelf aanwezig was; evenmin kan bewezen worden dat verdachte een zodanige rol heeft gespeeld bij het beramen en plegen van de overval dat van een bewuste en nauwe samenwerking bij die overval kan worden gesproken.
De verdachte dient eveneens van het onder 5. tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
De rechtbank acht met betrekking tot dit feit met name niet bewezen, dat verdachte opzettelijk stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 1].
De rechtbank overweegt te dien aanzien dat vast staat dat verdachte aangeefster over een periode van vijf dagen gemiddeld twee keer per dag heeft gebeld. Zijn relatie met [betrokkene], de dochter van [benadeelde partij 1], was verbroken en verdachte belde veelvuldig omdat hij zijn kinderen wilde zien.
De rechtbank acht niet alleen de periode van vijf dagen te kort om te spreken van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer maar is daarnaast van oordeel dat bij verdachte niet primair de bedoeling heeft voorgezeten inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde partij 1].
Onder deze omstandigheden kan van belaging als bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht geen sprake zijn.
Bijzondere bewijsmotivering
De raadsvrouw van verdachte heeft onder meer aangevoerd dat verdachte van de tenlastegelegde opzetheling onder 1. meer subsidiair dient te worden vrijgesproken omdat verdachte ervanuit ging dat de pizza’s op normale wijze waren betaald. Pas na het opeten van de pizza’s, toen Bos de portemonnaie uit de auto gooide, bleek dat er een overval had plaatsgehad.
De rechtbank gaat aan dit verweer voorbij. Verdachte heeft immers op 21 april 2011 verklaard dat [medeverdachten] terugkwamen met vier pizza’s en een portemonnaie.
Ten aanzien van opzetheling eist de delictsomschrijving wetenschap. Die wetenschap, waaronder volgens de rechtspraak uitdrukkelijk voorwaardelijk opzet is begrepen, moet bestaan ten tijde van het voorhanden krijgen van het goed. Verdachte heeft op 21 april 2011 verklaard dat [medeverdachten] terugkwamen met vier pizza’s en een portemonnaie. Verdachte heeft hierdoor bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de pizza’s van misdrijf afkomstig waren. Aldus is sprake van opzetheling als bedoeld in artikel 416, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Hetgeen de rechtbank bewezen acht
De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 1. meer subsidiair en 2., 3. en 4. tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 06 december 2009 te en in de gemeente Emmen een stuk pizza voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dat stuk pizza wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op 08 september 2009 te en in de gemeente Emmen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan [benadeelde partij 1];
3.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 22 januari 2010 tot en met 19 februari 2010 te Amersfoort [benadeelden] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met brandstichting, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend die [benadeelde] een sms toegestuurd met daarin de mededeling dat verdachte die [benadeelde] dood/kapot zou rijden als verdachte deze voor de auto zou krijgen en dat verdachte die [benadeelde] helemaal kapot zou maken en dat verdachte met zijn auto dwars door de gevel van het huis van die [benadeelden] heen zou rijden en dat verdachte die [benadeelde] kapot zou schieten als verdachte die [benadeelde] tegen zou komen, en telefonisch tegen die [benadeelde] en die [benadeelde] gezegd dat verdachte het huis van die [benadeelden] in de fik zou steken en dat verdachte met zijn auto door de voorgevel van het huis van die [benadeelden] heen zou rijden en dat hij die [benadeelden] kapot zou maken;
4.
hij op verschillende tijdstippen in de periode van 23 december 2010 tot en met 2 januari 2011 in de gemeente Emmen [benadeelde partij 1] en haar echtgenoot [naam echtgenoot] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend op de telefoonaansluiting van die [benadeelde partij 1] een voicemailbericht ingesproken met de woorden: "Luister, vanavond komen er een stelletje Joegoslaven die jullie dood gaan trappen. Ik heb er flink voor betaald dus dat komt wel goed. Ik kom jullie doodschoppen met [naam echtgenoot] erbij. Minne kankerhoer", en op de telefoonaansluiting van die [benadeelede partij 1] een voicemailbericht ingesproken met de woorden: "Als je naar buiten komt, zie ik jou. Jij mij niet. Ik maak je kapot", welk voicemailbericht naderhand telkens door die [benadeelde partij 1] is beluisterd.
De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor hetgeen de rechtbank bewezen acht. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
De verdachte zal van het onder 1. meer subsidiair en 2., 3. en 4. meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Het bewezen geachte levert respectievelijk op:
onder 1. meer subsidiair:
strafbaar gesteld bij artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht;
strafbaar gesteld bij artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht of met brandstichting,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,
strafbaar gesteld bij artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank heeft kennis genomen van een psychologisch rapport van 9 september 2011, opgemaakt door mr. drs. R.A. Sterk, psycholoog te Ermelo.
Dit rapport houdt onder meer in als conclusie - zakelijk weergegeven -: er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met antisociale en narcistische trekken. Tevens is sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een GHB-afhankelijkheid welke, gedwongen door detentie, in remissie is.
Van bovengenoemde psychische problematiek was sprake ten tijde van het tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2. en de ad informandum gevoegde oplichtingen acht onderzoeker verdachte volledig toerekeningsvatbaar.
Ten aanzien van feit 4. acht onderzoeker verdachte enigszins verminderd toerekenings-vatbaar.
De rechtbank verenigt zich, mede gelet op de toedracht van de feiten en de persoon van de verdachte, met voormelde conclusie en maakt die tot de hare.
De rechtbank is derhalve van oordeel, dat het hiervoor bewezen geachte aan de verdachte kan worden toegerekend, zij het ten aanzien van het onder 4. bewezen geachte in enigszins verminderde mate.
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van achttien maanden gevorderd, waarvan zes maanden voorwaardelijk.
De raadsvrouw van verdachte heeft de rechtbank verzocht bij de strafoplegging met de persoonlijke omstandigheden van verdachte rekening te houden alsmede met de reeds sinds 19 april 2011 in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
De rechtbank acht de gevorderde straf, gelet op de aard en de ernst van de bewezen geachte en ad informandum onder 3. tot en met 25. gevoegde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan alsmede gelet op de vrijspraak voor de onder 1. primair en subsidiair tenlastegelegde overval en de onder 5. tenlastegelegde belaging - die de officier van justitie bewezen achtte - te hoog.
De rechtbank neemt bij de bepaling van de straf in aanmerking hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte, de oriëntatiepunten voor de straftoemeting met betrekking tot de onder 1. meer subsidiair, 2., 3. en 4. bewezen geachte feiten, de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 25 augustus 2011, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van misdrijven is veroordeeld, en de ter terechtzitting gedane erkenning door de verdachte dat hij zich aan de op de dagvaarding ad-informandum gevoegde feiten onder de nummers 3. tot en met 25. heeft schuldig gemaakt, welke feiten hiermee zijn afgedaan.
Met betrekking tot de ad informandum gevoegde feiten 3. tot en met 24. merkt de rechtbank op dat verdachte door het plegen van internetfraude via marktplaats vele mensen heeft benadeeld, louter met het oog op eigen gewin. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Een straf gelijk aan het voorarrest zoals namens verdachte is bepleit, doet aan de ernst van deze feiten, gevoegd bij de bewezen geachte feiten, geen recht.
De rechtbank komt op grond van het hiervoor overwogene tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur. In het kader van de voorwaardelijk op te leggen straf dient verdachte zich te houden aan de hierna te formuleren bijzondere voorwaarden.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 2)
De rechtbank acht het causaal verband tussen het bewezen geachte feit en de materiële schade alsmede de aansprakelijkheid van de verdachte voor die schade bewezen. De vordering acht zij tot na te noemen bedrag voldoende aannemelijk gemaakt.
Met betrekking tot de immateriële schade ten bedrage van € 250,-- overweegt de rechtbank dat [benadeelde partij 1] onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het feit dat verdachte zonder haar toestemming haar woning is binnengedrongen haar erge schrik heeft aangejaagd. Verdachte woonde op het moment van het plegen van de diefstal immers samen met [naam vriendin], zijn toenmalige vriendin, bij [benadeelde partij 1] en haar echtgenoot in. Van binnendringen was dan ook geen sprake. Verdachte mocht de woning op elk moment betreden en had daarvoor de toestemming van [benadeelde partij 1] niet nodig.
De civiele vordering met betrekking tot de materiële schade is gegrond en tot na te noemen bedrag voor toewijzing vatbaar. Voor het overige acht de rechtbank de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering, voor dit deel kan de benadeelde partij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 4)
De rechtbank acht, nu een nadere onderbouwing van de gestelde psychische schade ontbreekt en voorts gelet op de context waarbinnen de bewezen geachte bedreigingen hebben plaatsgehad, het causaal verband tussen het bewezen verklaarde feit en de schade niet bewezen.
De benadeelde partij zal niet ontvankelijk worden verklaard in haar vordering en zij kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de onder 2. bewezen geachte feit acht de rechtbank de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht tot na te noemen bedrag aansprakelijk voor de materiële schade, die door het strafbare feit is toegebracht.
Aan de verdachte zal de verplichting worden opgelegd dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer.
Overige vorderingen benadeelde partijen
De overige vorderingen die door benadeelde partijen zijn ingediend hebben betrekking op feiten die vóór 1 januari 2011 hebben plaatsgevonden en die ad informandum aan de tenlastelegging zijn toegevoegd.
Voeging als benadeelde partij terzake van ad informandumzaken was tot 1 januari 2011 niet mogelijk. De rechtbank dient daarom deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36f, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1. primair en subsidiair en onder 5. is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart bewezen dat het onder 1. meer subsidiair en 2., 3. en 4. tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar.
De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1. meer subsidiair en 2., 3. en 4. meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van zestien maanden waarvan een gedeelte, groot acht maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De rechtbank beveelt, dat de voorwaardelijk opgelegde straf niet zal worden tenuitvoer-gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt,
of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
De rechtbank stelt als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens Tactus verslavingszorg - welke aanwijzingen mede kunnen inhouden dat verdachte zich onthoudt van het gebruik van (hard)drugs en zal meewerken aan drugscontroles - en voorts dat de verdachte aangeboden opvang in één van de Exodushuizen en begeleiding door Exodus zal accepteren en zich voorts ambulant zal laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek, met opdracht aan genoemde reclasseringsinstelling ingevolge art. 14d van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [benadeelde partij 1] met betrekking tot het tweede feit, van de som van € 11.300,-- en veroordeelt de verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat zij dat deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1], een bedrag van € 11.300,-- te betalen, bij gebreke van betaling te vervangen door 91 dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 1] met betrekking tot het vierde feit, niet ontvankelijk is in haar vordering en dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten.
De rechtbank verklaart de volgende benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen:
- [namen benadeelde partijen]
Dit vonnis is gewezen door mr. B.I. Klaassens, voorzitter, en mr. A.L.J.M.A. Janssens en mr. M. van der Veen, rechters, in tegenwoordigheid van R.C. Sprong, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op dinsdag 4 oktober 2011.
Mr. Van der Veen is buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.